Het groot onderzoek naar misbruik in katholieke instellingen dat er nooit kwam
Twaalf jaar geleden waren zowel het katholiek onderwijs als de Vlaamse minister van Welzijn vragende partij voor diepgravend wetenschappelijk onderzoek naar historisch misbruik en geweld in katholieke instellingen. Aanleiding waren schokkende getuigenissen in de krant De Standaard. Er werd een rapport geschreven, een commissie opgericht en een ‘kwalitatief onderzoek’ gevoerd naar ‘de noden van slachtoffers’. Maar de beloofde grote reconstructie van het gitzwart verleden van opvangtehuizen, scholen en internaten kwam er nooit. ‘Veel instellingen kozen ervoor hun archieven te doen verdwijnen, waardoor een degelijk onderzoek inmiddels onmogelijk is gemaakt.’
Op zaterdag 27 april 2013 getuigde de terminaal zieke Lily in De Standaard over haar verblijf als kind in het katholieke tehuis Jeugdoase in Haasrode. “De eerste zweepslag heeft mijn leven verwoest”, zei de 52-jarige vrouw. Die eerste slag met de ‘martinet’, een zweep met lange leren veters, incasseerde Lily in 1969 als meisje van negen. “We waren in de slaapzaal wat te veel aan het praten en het lachen. Dat mocht niet. De nonnen pikten er enkele kinderen uit, zetten ons op de gang waar we ons broekje moesten laten zakken. Ze gingen gewoon het rijtje af. Die nacht begon ik te bedwateren. Mijn natte ondergoed en lakens werden in mijn gezicht gegooid. Ik kreeg klappen en werd door elkaar geschud. Dat ging zo vier jaar door.”
Lily werd door een jeugdrechter in Jeugdoase geplaatst omdat haar pleegouders niet meer voor haar konden zorgen. Directrice Andrée Lafosse moest ze ‘Tante’ noemen. De oerkatholieke Lafosse had ooit haar eigen kloosterorde gesticht, ‘de Monitricen van het Gezin’. Voor de kleine Lily was Tante de baarlijke duivel. “Kinderen die kotsten, moesten als straf hun eigen braaksel opeten. De nonnen dwongen je om je boterhammen op te eten, ook als ze beschimmeld waren. Ze sloegen je, knepen je neus dicht en duwden het brood in je mond. Ik heb het meermaals ondergaan.” Lily werd in Jeugdoase ook seksueel misbruikt.
Op maandag 29 april 2013, twee dagen na Lily’s getuigenis, volgde in de krant een nieuw gruwelverhaal. De toen 61-jarige Camiel Delclef vertelde hoe hij tussen 1958 en 1964 als lagere schooljongen bijna dagelijks afgeranseld werd door de nonnen van het internaat van de zusters van Onze-Lieve-Vrouw Visitatie in Mater, bij Oudenaarde. Zijn hele leven was erdoor getekend. Gevraagd naar zijn grootste prestatie ooit, antwoordde hij: “Dat ik er nog ben.”
Nederland en Ierland
De verkillende getuigenissen van Lily en Camiel kwamen er drie jaar na het aftreden van Roger Vangheluwe als bisschop van Brugge. In april 2010 viel Vangheluwe voorgoed van zijn sokkel nadat bekend raakte dat hij zijn neefje jarenlang seksueel had misbruikt. De ondergang van de pedofiele bisschop zorgde voor een lawine aan getuigenissen over seksueel misbruik door geestelijken. In een paar weken tijd kreeg de ‘Commissie seksueel misbruik in een pastorale relatie’ onder leiding van kinderpsychiater Peter Adriaenssens 500 dossiers binnen.
Op donderdag 24 juni 2010 viel de federale politie tijdens de onlangs opgedoekte Operatie Kelk binnen in Mechelen in het aartsbisschoppelijk paleis, de kathedraal en de woning van kardinaal Godfried Danneels. Ook de 500 dossiers van Peter Adriaenssens werden in beslag genomen. Toch leverde de psychiater in september van dat jaar nog een rapport in met een onheilspellende conclusie: wellicht vond er seksueel misbruik plaats in zowat elke katholieke school en internaat. Politici schoten in actie en in een bijzondere Kamercommissie werden bisschoppen en religieuze oversten het vuur aan de schenen gelegd. Er volgden aanbevelingen en er werd een arbitragecommissie opgericht die schadevergoedingen voor slachtoffers moest vastleggen. Maar een diepgaand onderzoek naar wat er decennialang misging in katholieke instellingen kwam er niet.
In Nederland kwam dat onderzoek er wel. Toen ook daar begin 2010 het misbruik in de kerk kwam bovendrijven, werd er onder impuls van de Nederlandse bisschoppen een rigoureus onderzoek opgestart. Aan de christendemocratische oud-minister Willem Deetman werd gevraagd een commissie te leiden die alle historische misstanden in de katholieke kerk moest blootleggen.
De commissie-Deetman sprak een paar duizend slachtoffers en presenteerde in december 2011 haar eindrapport. ‘Het aantal slachtoffers dat katholiek is opgegroeid, een deel van zijn jeugd heeft doorgebracht in een katholieke instelling en melding maakt van seksueel misbruik voor het achttiende jaar door een pleger werkzaam binnen de katholieke kerk, gepleegd in de periode tussen 1945 en 1981, betreft circa 10.000 tot 20.000 personen’, luidde de schokkende conclusie. Ook de daders werden in beeld gebracht. ‘Op grond van de meldingen zijn in totaal ongeveer 800 namen van plegers te herleiden tot personen die werkzaam zijn of waren in bisdommen, ordes en congregaties. Van deze 800 personen is bekend dat er nog minstens 105 in leven zijn.’
In 2014 veroorzaakte heemkundige Catherine Corless in Ierland opschudding met haar vaststelling dat de nonnen van Tuam tussen 1925 en 1961 de lijkjes van 796 verwaarloosde kinderen in het riool van hun weeshuis begraven hadden. Een door de Ierse regering aangestelde commissie voerde vervolgens een onderzoek tot op het bot naar de twintig katholieke tehuizen, speciaal opgericht voor ‘opvang’ van ongehuwde moeders en hun baby’s. Het bikkelharde besluit van de commissie luidde: ‘Alle tehuizen vernietigden de levens van kinderen in plaats van ze te redden.’
Hypocriet onderzoek
Na de verhalen van Lily en Camiel Delclef in De Standaard in april 2013 drong Peter Adriaenssens aan om ook bij ons eindelijk met zo’n groot onderzoek van start te gaan. Mieke Van Hecke, toenmalige topvrouw van het katholiek onderwijs, trad hem bij. “Ik sta achter de oproep om het verleden in tehuizen, scholen en internaten te reconstrueren”, verklaarde ze in Het Nieuwsblad. “Onderzoek geeft slachtoffers erkenning en de boodschap dat zoiets nooit meer mag gebeuren. We weten dat er vroeger seksueel grensoverschrijdend gedrag was, maar ook andere vormen van misbruik. Laten we eerst het materiaal verzamelen.”
Opvoeddeskundige Walter Hellinckx, professor op rust van de Katholieke Universiteit van Leuven, was vierkant tegen. “Vergeet niet dat we in de jaren zestig en ook begin jaren zeventig anders dachten over opvoeding”, merkte hij in De Standaard op. “De pedagogische tik werd nauwelijks ter discussie gesteld. Opvoeden werd vaak hardhandig en autoritair gedaan. En niet al onderhandelend.” Volgens professor Hellinckx was dat toen perfect normaal. Daarom vond hij een door wetenschappers uitgevoerd onderzoek om ‘de geschiedenis te gaan herschrijven’ hypocriet. “Laat ons de feiten uit het verleden niet beoordelen met onze huidige visie.”
De toenmalige minister van Welzijn Jo Vandeurzen (CD&V) schaarde zich wel achter de vraag om wetenschappelijk onderzoek en bestelde alvast een resem aanbevelingen bij experts, waaronder Peter Adriaenssens. In december 2013 presenteerden zij hun rapport ‘Ondubbelzinnig kiezen voor erkenning’, met als ondertitel ‘Historisch geweld en misbruik in jeugd- en onderwijsinstellingen in Vlaanderen’. Hun aanbevelingen baseerden ze op getuigenissen die na een oproep binnengekomen waren via 1712, de hulplijn geweld, misbruik en kindermishandeling. Eén van die aanbevelingen luidde om ‘werk te maken van een beperkt, gericht en casusgelieerd exemplarisch onderzoek m.b.t. de prevalentie en incidentie van historisch geweld op kinderen en jongeren.’
Jo Vandeurzen verliet de politiek in 2019. Vandaag herinnert hij zich niet veel meer van wat er in 2013 en 2014 rond het onderzoek naar historisch misbruik in katholieke instellingen gebeurde. “Ik beschik ook niet over veel documenten”, laat hij weten. “Navraag bij mijn medewerkers van destijds leert me dat de adviezen van de experts toen onder meer aanleiding gaven tot een kwalitatief onderzoek, een samenwerking met het Museum Dr. Guislain en de installatie van een erkennings- en bemiddelingscommissie.”
Van november 2014 tot halverwege februari 2015 liep in het Gentse Museum Dr. Guislain de door de Vlaamse regering bestelde tentoonstelling ‘Pleisterplekken’. ‘Een beperkte maar doordachte verzameling kunst, getuigenissen en historisch materiaal over leven en lijden in jeugdinstellingen’, schreef De Morgen.
Op 1 december 2014 hield de Vlaamse regering COMEB, Erkennings- en Bemiddelingscommissie voor slachtoffers van historisch misbruik, boven de doopvont.
In oktober 2014 publiceerde criminoloog Elke Roevens van de KULeuven haar door minister Vandeurzen bestelde ‘Kwalitatief onderzoek naar de noden van slachtoffers van historisch geweld en misbruik in jeugd- en onderwijsinstellingen in Vlaanderen’. Ze sprak met 12 anonieme overlevers van historisch misbruik, zes mannen en zes vrouwen, die het jaar voordien contact gezocht hadden met 1712. De feiten speelden zich af tussen 1950 en 1974 en werden gepleegd op kinderen tussen één en twintig jaar. De duur van de mishandeling varieerde van één maand tot negentien jaar. De dader was meestal een volwassene waarvan het kind dagelijks afhankelijk was voor onderwijs, opvoeding of verzorging. Het doel van het 60 bladzijden tellende onderzoek was niet om de onderste steen van het misbruik in katholieke instellingen boven te halen, maar om ‘de uitvoering van de gecoördineerde acties in het kader van de aanpak van historisch misbruik te ondersteunen op basis van ervaringen van slachtoffers’.
Tsjevenstreek
Getuige Lily die de katholieke instelling Jeugdoase in Haasrode overleefde, stierf in februari 2014 aan de gevolgen van kanker. De wantoestanden in Jeugdoase kwamen al halverwege de jaren tachtig in de openbaarheid. In 1985 publiceerde de ‘Werkgroep Bijzondere Jeugdzorg’ een zwartboek vol vernietigende getuigenissen van bewoners en personeelsleden. Zo vertelde opvoedster Christine B. dat ze er in januari 1985 getuige van was hoe het 13-jarige zwakbegaafd meisje A. door haar collega’s met haar hoofd tegen de muur werd geslagen. ‘Tante’ Lafosse keek toe en prijsde de gewelddadige opvoeders: ‘Hoe meer je klopt, hoe beter je aanzien wordt.’
Broeder Paul S. verzorgde in Jeugdoase ‘de nachtwaak’ en had een bijzondere voorliefde voor meisjes van negen. Bewoonster Paulette L. getuigde hoe hij zo’n meisje ‘s nachts uit bed lichtte en seksueel misbruikte. Paul S. werd later gearresteerd.
Het zwartboek Jeugdoase zorgde even voor opschudding. Andrée Lafosse werd onder druk gezet om op te stappen. De getraumatiseerde kinderen werden aan hun lot overgelaten.
Camiel Delclef is inmiddels 72 en kampt met gezondheidsproblemen.In december 2014, anderhalf jaar na zijn getuigenis in De Standaard over de terreur in het internaat van de zusters van Onze-Lieve-Vrouw Visitatie, werd hij uitgenodigd voor een gesprek met de toenmalige overste van de congregatie.
CAMIEL DELCLEF: “Daar waren ook twee medewerkers van het kabinet Vandeurzen bij aanwezig. De overste bood in naam van haar congregatie verontschuldigingen aan. Ze voegde eraan toe dat ze nergens van op de hoogte was. Sterker nog: ze wist amper dat haar orde ooit een internaat in Mater had uitgebaat. Alle archieven waren verdwenen. Tenminste, dat is wat zij me toen vertelde.”
HUMO: Wie had die ontmoeting geregeld?
DELCLEF: “COMEB. In die periode werden er onder impuls van die commissie ook praatgroepen voor slachtoffers opgericht. Ik bezocht een paar keer de groep in Gent, maar ik voelde al heel snel dat het niets voor mij was. Het voorspiegelde wetenschappelijk onderzoek naar aanleiding van onder andere mijn getuigenis kwam er nooit.
“Tijdens mijn ontmoeting in 2014 met de overste van Onze-Lieve-Vrouw Visitatie was ik nog erg naïef. Zij hield zich van de domme, bood haar verontschuldigingen aan en ik zei: ‘Oké, het is goed.’ Maar de voorbije jaren kwam ik tot het besef dat het helemaal niet goed is. Wat mij in mijn jeugd is overkomen, heeft mijn leven bepaald en ontwricht. De ellende houdt niet op. Een grondig onderzoek naar het historische misbruik is blijkbaar niet mogelijk, terwijl het liquideren van Operatie Kelk dan weer geen probleem was. De kerk heeft dan misschien geen macht meer; haar invloed blijft enorm groot.”
HUMO: U wilt nu wel een schadevergoeding?
DELCLEF: “Ik vond het mailadres voor wie een schadevergoeding voor verjaard misbruik wil. Ik kwam zo opnieuw bij COMEB terecht. Ze zijn nu een nieuwe ontmoeting aan het regelen met de huidige overste van de nonnencongregatie. COMEB bemiddelt alleen maar; een andere commissie beslist of ik wel of geen schadevergoeding krijg.
“De mensen van COMEB zijn vrijwilligers, meestal gepensioneerde psychiaters of psychologen. Misbruik in de kerk vormt slechts een klein onderdeel van hun takenpakket. Ze voeren ‘erkenningsgesprekken’ met slachtoffers van seksueel, fysiek of psychisch geweld in zowel de privésfeer, als in instellingen en verenigingen.”
HUMO: Geeft u dat het gevoel dat het historische misbruik in de kerk op die manier herleid wordt tot een ‘normaal’ maatschappelijk probleem? Niet veel groter, en misschien zelfs kleiner dan wat er zich in gezinnen of sportclubs afspeelt?
DELCLEF: “Zeker. CD&V-politicus Jo Vandeurzen was tien jaar lang minister van Welzijn. Nu is dat departement met minister Caroline Gennez in handen van Vooruit, maar sinds mensenheugenis was het een CD&V-bastion. De ‘oproep’ van Vandeurzen naar dat ‘diepgaand onderzoek’ was niet meer dan een ‘tsjevenstreek’. De verontwaardiging was té groot en daarom moesten ze iets doen. Ze kozen ervoor om te eindigen met iets halfslachtigs.”
Leger van de Heer
Camiel Delclef kwam als jongen van zes in het met staalharde hand geleide internaat van de Zusters van onze-Lieve Vrouw-Visitatie terecht.
CAMIEL DELCLEF: “Mijn vader was 18 toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Om aan de armoede te ontsnappen, stapte hij in de collaboratie en werd geleidelijk een overtuigde nazi. Hij werd in september 1944 gearresteerd en zat uiteindelijk 48 maanden in de gevangenis. Hij verloor zijn burgerrechten en begon uit noodzaak een aannemersbedrijf dat hem dankzij de economische boom van de jaren vijftig en zestig geen windeieren legde. Mijn moeder werd na de bevrijding ook opgepakt. Zij zat een half jaar in de cel. Er kwam nooit een proces omdat er geen belastende feiten waren, tenzij het feit dat ze verloofd was met mijn vader.
“Een zwaar getraumatiseerde moeder en een altijd werkende, afwezige vader leidden ertoe dat mijn één jaar jongere broer en ikzelf op internaat moesten. Mijn broer is al lang dood, maar als je hem vroeg hoe hij het internaat beleefd had, was zijn antwoord steevast: ‘Daar herinner ik mij niets meer van.’ Verdringing, zeker?
“Mère supérieure liep over van vriendelijkheid toen onze ouders ons die allereerste dag kwamen brengen: ‘We zullen goed voor hen zorgen.’ Meteen nadat ze weg waren, veranderde haar toon. Ze zei: ‘We drillen jullie om toe te treden tot het leger van Christus Koning. Jullie worden soldaten van de Heer.’
“De eerste avond kreeg ik in de refter een bord karnemelkpap met dikke brokken maïzena. Het goedje stonk en smaakte zuur. Ik moest ervan kokhalzen en liet het staan. Zonder iets te zeggen, pakte een non mijn amper aangeraakte bord pap op en zette het in een grote witte kast. De volgende dag kreeg ik geen eten. Tot ’s avonds, toen verscheen dat vieze bord opnieuw voor mijn neus. Ik liet het onaangeroerd en het ging opnieuw de kast in. Het was begin september en warm. Een ijskast was er niet. De karnemelkpap beschimmelde en stond vol haar. Na een paar dagen vrat ik totaal uitgehongerd alles op. Vanaf dan werd dat mijn dagelijkse avondmaal.
“Een van die eerste dagen moesten alle kinderen van het internaat ‘s morgens verzamelen onderaan de brede marmeren trap naar de dortoir, de slaapzaal. Plots verscheen helemaal bovenaan een kleine jongen met natte lakens op zijn hoofd. Hij had in zijn bed geplast. Wij moesten hem uitlachen.
“’s Nachts mochten we nooit uit ons bed om te gaan plassen. Soms werd de nood te hoog. Als ze je betrapten terwijl je door de slaapzaal sloop op weg naar het toilet, moest je als straf de rest van de nacht op je knieeën zitten, de handen op het hoofd. Als je je armen liet zakken, sloeg de non met haar metalen regel op je rug. We moesten gaan slapen met onze armen gekruist en onze handen op de schouders. Elke avond liepen de nonnen rond om onze zedelijkheid te bewaken. Als er ook maar één vinger onder het laken verdween, haalden ze hun regel boven. Ze sloegen om zoveel mogelijk pijn te doen.”
Marc Dewit is coördinator van de mede door Rik Devillé in 1992 opgerichte werkgroep Mensenrechten in de Kerk. Ook hij wil dat er een gedegen grondig onderzoek komt.
MARC DEWIT: “Rik Devillé verzamelde de voorbije decennia bijna 2000 dossiers van misbruikslachtoffers. Dat is maar het topje van de ijsberg. We zijn er zeker van dat het misbruik in al zijn vormen gigantisch moet geweest zijn, alleen hebben we geen zicht op wat er zich precies waar afspeelde.
“De strategie van de kerk was altijd om elk individueel slachtoffer te beschouwen als een uitzondering. Terwijl één dader vaak veel meer slachtoffers maakte. Alleen wisten die niets van elkaars bestaan, waardoor de échte omvang nooit aan de oppervlakte kwam. Enkel wetenschappelijk onderzoek kan daar meer duidelijkheid over verschaffen.”
HUMO: Zou het kunnen dat er bij ons nooit zulk onderzoek kwam omdat zowel bisschoppen als politici bang zijn voor wat er nog zal boven komen?
DEWIT: “Ik denk dat ook laksheid daarin een grote rol speelt. De rapporten van alle commissies die er tot hiertoe geweest zijn, staan vol aanbevelingen. Die écht in gang zetten en van middelen voorzien, is weer een ander paar mouwen. Veel van wat er zogezegd wordt uitgevoerd, is vooral windowdressing. Dat geldt ook voor de laatste parlementaire onderzoekscommissie met haar 137 aanbevelingen.”
DELCLEF: “De meeste slachtoffers schamen zich en zwijgen. Dat komt de kerk en sommige katholieke gezagsdragers goed uit. Als sommigen dan toch eindelijk durven getuigen, zorgt dat even voor wat stennis. Dat was tijdens de uitzending van Godvergeten in het najaar van 2023 zo, en ook na mijn getuigenis en die van anderen tien jaar eerder.”
DEWIT: “Het tragische is dat er pas gereageerd wordt als er geen andere uitweg meer is. Pas als de publieke verontwaardiging te groot is, gebeurt er iets. Dan reageren zowel de kerk als de politiek en justitie. Maar van zodra de verontwaardiging wegebt, valt alles opnieuw stil. Daarom moeten wij onze mond blijven roeren.”
CAROLINE GENNEZ (huidig Vlaams minister van Welzijn): “De verhalen van de slachtoffers van seksueel misbruik, fysieke mishandeling, psychologisch terreur of gedwongen adopties komen telkens opnieuw hard binnen. In de ‘Bijzondere commissie voor de aanpak van seksueel misbruik in de Kerk en andere gezagsrelaties’ is er echt al veel werk verzet. Ook over de rol van instellingen in onderwijs, welzijn en jeugd. Dan gaat het niet alleen over seksueel misbruik. Het is nu zaak om alle aanbevelingen op te volgen en de kerk ertoe te bewegen ze om te zetten in daden. Als dat niet volstaat zal op termijn een onderzoekscommissie nodig zijn. Die heeft veel meer tools in handen om de daders ter verantwoording te roepen. Enkel het parlement is in staat om dat te doen. Ik zou daar dan voorstander van zijn.”
HUMO: Wat met het in 2013 beloofde groot wetenschappelijk onderzoek?
GENNEZ: “Veel instellingen toonden intussen goodwill en zijn bereid om mee te werken aan herstel voor de slachtoffers. Maar evenveel instellingen kozen ervoor om archieven te doen verdwijnen. Een degelijk onderzoek door experten is daardoor jammer genoeg onmogelijk gemaakt.”
© Jan Stevens
