‘Mijn vuisten verving ik door foto’s’
In zijn jeugd maakte Stacii Samidin als lid van een bende de straten van Rotterdam onveilig. Tot op zijn 18e tijdens een taakstraf zijn uitzonderlijk talent als fotograaf werd ontdekt. Vandaag trekt hij de wereld rond om ‘familieportretten’ te maken van bendeleden, skinheads en vechtlustige anarchisten. ‘Ze voelen dat ik geen ramptoerist ben.’
Stacii Samidin schoot zijn eerste beeld als volbloed gangfotograaf in 2009 in zijn eigen wijk Rotterdam-Oost. Twee jongens poseren rechtopstaand in hun huiskamer. Hun hoofden buiten beeld. Op het salontafeltje: shag, sigaretten, coke en een kogel. De ene jongen houdt een automatisch geweer in de aanslag; de andere een pistool. ‘Een familieportret’, noemt Samidin zijn debuutfoto. ‘Het zijn niet mijn jongens, al ken ik ze goed.’
Er zullen nog veel familiekiekjes volgen van door Stacii Samidin gefotografeerde leden van bendes, overal ter wereld. Al die tot de verbeelding sprekende beelden vormen samen zijn levenswerk ‘Societies’, waarvan een verbluffende selectie is opgenomen in zijn eerste boek ‘Stacii Samidin’.
De fotograaf is zelf geboren en getogen in een bende. Al gebruikt hij het woord ‘bende’ niet graag. ‘Ik heb het liever over mijn “familie”’, zegt hij. ‘Ze wonen in drie blokken in Rotterdam-Oost. Hetzelfde bloed stroomt door onze aderen. Ik groeide op met veel tantes, ooms, neven en nichten en we woonden dicht bij elkaar. We aten, dronken en leefden samen. Tot mijn 18e levensjaar vormde ik met mijn neven één geheel. Geen vier jongens, maar dertig. Ik was de jongste en tezelfdertijd de leider. Ik hield de boel bijeen: ze kwamen altijd naar mij voor advies.’
U was de piepjonge godfather?
Stacii Samidin: Eén van de godfathers. (lacht) Mijn familie is een mix. Ik heb Molukse en Javaanse roots, stam gedeeltelijk uit Sumatra en Suriname. Mijn omgeving voelde voor mij aan als de puurste. We bouwden voor onszelf een veilige, autonome zone. Niemand kon zomaar voor ons beslissen wie wij waren. We deden wat we wilden.
We hielden de normen en waarden van onze ouders in stand en maakten die tot de onze: respect, loyaliteit, eerbied voor waar je vandaan komt. In mijn geval is dat dus Rotterdam-Oost, maar ook Java, Molukken, Suriname, Sumatra.
De dertig neven bouwden een sterke onderlinge samenhang uit. Maar al snel merkten we dat onze regels botsten met die van de rest van de samenleving. De buitenwereld accepteerde ons niet, wat ik toen niet kon begrijpen. Geen enkele club raakten we binnen. Ik kon geen werk vinden, geen bijbaantje. Als aan mijn klasgenoten gevraagd werd wat ze later wilden worden, hoorde ik beroepen als advocaat of dokter. Ik paste nergens in.
Ik was gefascineerd door onze afkomst en zag de donkere schaduw van de kolonisatie door Nederland. Ik wou onze cultuur beschermen, maar wist niet hoe. Ik kende alleen fysiek verzet.
Gewelddadig verzet?
Samidin: Ja, en zo kwam ik vaak in de krant. Dat geweld was mijn opstand tegen het onrecht dat mijn grootouders door de Nederlandse kolonisator is aangedaan. In Indonesië zijn er dingen gebeurd die echt niet door de beugel kunnen. Dat trauma werd aan ons doorgegeven door vader en moeder die vreselijke verhalen vertelden. Ik werd in Rotterdam niet alleen op mijn gedrag, maar ook op mijn uiterlijk afgerekend: ‘Geen bijbaantje voor jou, Stacii!’
U zag er toen al uit zoals nu: met tatoeages, gouden tanden en oorringen?
Samidin: Op mijn veertiende had ik al gouden tanden. Ook tatoeages: die vertellen over mijn leven en mijn rang in de familie. Als ik me nu uitkleed, komt u meteen veel over mij te weten. (lacht)
Ik had het lastig met de wereld buiten onze straten van Rotterdam-Oost. Als wij een stap in die buitenwereld zetten, was dat altijd in groep. Dertig neven op de metro of de bus.
Wat voor andere Rotterdammers behoorlijk intimiderend overkwam?
Samidin: Waarschijnlijk wel, alleen was ik me daar toen echt niet van bewust. Als iemand van de neven net een vriendinnetje had leren kennen, zochten we dat meisje met de hele groep op. Niet om haar gezamenlijk het hof te maken, maar om op de achtergrond wat rond te hangen. We trokken ook altijd in groep naar andere steden.
Jullie vormden een criminele bende?
Samidin: Met drugs of zo hielden we ons niet echt bezig; we waren eerst en vooral gewelddadig. Onze lontjes waren kort. En ook al zagen wij er intimiderend uit, we voelden ons zelf snel geïntimideerd. We werden niet geaccepteerd en het enige wat wij toen konden, was een grote mond opzetten. Altijd zochten we de fysieke confrontatie op, om toch maar gehoord te worden. Ik liep voor de troepen uit en had de reputatie een keiharde vechtersbaas te zijn.
Met uw eerder tengere figuur lijkt u niet op een gespierde vechtmachine.
Samidin: Dat hoor ik wel meer. (lacht) Maar als iemand aan mijn familie raakt, wil ik hem naar de strot vliegen. Dat is nog steeds zo, nu ik zelf drie kinderen heb. Gelukkig leerde ik statements met fotografie te maken. Mijn vuisten verving ik door mijn foto’s. In tegenstelling tot toen wordt er nu wél naar mij geluisterd.
Uw talent als fotograaf werd ontdekt tijdens een taakstraf?
Samidin: Er liep veel mis rond mijn 17e. Dat eindigde met een straf, waarbij ik alle daden van mijn neven op me nam. Als ‘onhandelbare jongen’ kwam ik in een groep terecht met twintig andere ‘probleemjongeren’. Dat was in het jaar 2009, toen Rotterdam jongerenhoofdstad van Europa was. We moesten deelnemen aan een programma met achteraf beschouwd een toch wel mooie naam: ‘De reis van de held’. Voor het eerst in mijn leven werd ik rechtstreeks geconfronteerd met mensen buiten mijn familie. Ik herkende mezelf in de verhalen van anderen, stelde me open en vertelde voor het eerst tegen ‘vreemden’ over mezelf.
De Rotterdamse fotograaf Kees Spruijt was één van onze begeleiders. Hij fotografeerde radicale groeperingen in Nederland. Mijn tak viel daar ook onder. (lacht) Kees gold in Nederland als dé fotograaf gespecialiseerd in groepen aan het randje van de samenleving. Hij overleed in mei 2023, amper 59 jaar oud.
Kees gaf ons een wegwerpcamera en ik maakte actiefoto’s van mijn familie. Hij schrok toen hij ze zag. Hij zei: ‘Jij doet precies wat ik doe, alleen zit jij er tot over je oren in.’ Kees opende de wereld voor me door me in 2011 met mijn serie over Molukkers naar het Nederlands Fotomuseum te brengen. Voor het eerst in mijn leven stapte ik een museum binnen, waar ik meteen mijn eigen beelden mocht tonen.
Op de opening waren mijn jongens aanwezig, samen met andere radicale groeperingen. Extreemlinkse anarchisten die het geweld niet schuwen, de ‘black bloc’, zat tussen het keurige museumpubliek. Toch was er geen spanning. Ik zag mijn vrienden converseren met ‘normale mensen’. Ik dacht: ‘Wow, oké.’
Ik gaf toen ook mijn eerste persconferentie. Ik was 22 en voor het eerst werd er niet gevraagd waar ik vandaan kwam. Er werd alleen over mijn werk gepraat. Dat was heel bijzonder.
U ging toen ook aan de kunstacademie fotografie studeren?
Samidin: Ik werd gevraagd. In de jaren voor de Willem de Kooning Academie in Rotterdam werd ik gezien als een probleemjongere. Op school was ik opeens de hippe vogel: ‘Kijk wat hij allemaal kan!’ ‘Kijk wat voor onderwerpen hij kiest!’ ‘Kijk naar zijn tanden!’ Plots was ik kunstenaar én supercool. (lacht)
In dat eerste jaar aan de academie kwam snel de vraag of ik ook groepen buiten mijn omgeving wilde fotograferen. Ik zocht contact met andere Rotterdamse ‘families’. Met M2S, Manage to Society, jongens van 14 tot 17 jaar die bezig waren met drugs tot op het hoogste niveau. Ik fotografeerde een andere groep: de Crips. Bekend uit Amerika, maar ook actief in Nederland. En last but not least de Purple Gang, héél jonge jongens. Ik volgde ze bij hun criminele activiteiten en fotografeerde hun sociale leven. In mijn tweede jaar aan de academie voelde ik me mans genoeg om de buitenwereld te laten weten: ‘Ik ben Stacii Samidin, de eerste Nederlandse gangfotograaf.’
De fotografie heeft u gered?
Samidin: Zeker. Ze werd ook mijn eerste taal. Ik kreeg ooit een brief van de burgemeester van Rotterdam met de boodschap dat ik me bij de politie moest melden. Als fotograaf kreeg ik later opnieuw een brief van hem, nu met de vraag om hem te portretteren. (lacht)
De titel ‘eerste Nederlandse gangfotograaf’ is heilig voor me, maar mijn levenswerk om ‘families’ te portretteren herdoopte ik in ‘Societies’. Door een gang een ‘society’ te noemen, verdwijnt het stigma.
Ik trok doelbewust naar het buitenland. In Duitsland zocht ik met extreemrechtse groepen de maximale contradictie op. Ik vroeg hen op de man af: ‘Hoe komt het dat jullie me haten?’ Ik zei ook: ‘Ik ben net zo gek als jullie.’ Waarna we samen iets dronken. Van zodra je beseft dat elk mens een mens is, verdwijnen alle barrières. De leden van de gangs voelen dat ik geen ramptoerist ben. Ze herkennen zichzelf in mijn energie, waardoor een gesprek mogelijk wordt.
Het liefst ga ik naar groepen die een klein beetje lijken op mijn familie. Die vond ik in de banlieues van Parijs en in de wijk Malakoff in Nantes. Daar was in vijf jaar geen fotograaf geweest en zelfs geen politieagent. Nantes is een van de rijkste steden van Frankrijk, maar met twee grote achterbuurten. Ik fotografeerde er voor het eerst kinderen. Ik ontmoette ze aan de rand van die wijken waar ze aan het spelen waren.
Bendeleden poseren graag voor uw lens met hun wapens in de aanslag. Of met hun bijtgrage rottweiler of pitbull aan hun voeten.
Samidin: Er is dat vaste patroon van de mens die ontbijt, overdag een activiteit ontplooit, ’s avonds met het gezin dineert en na een pauze gaat slapen. Iedereen vult dat patroon anders in. Ik smeer ’s morgens bij het ontbijt de boterhammen voor mijn kinderen. Als fotograaf kom ik soms in situaties terecht waar ‘s morgens meiden of jongens hun wapens schoonmaken. In uw ogen lijkt dat misschien een criminele activiteit, terwijl ik dat óók ‘ontbijt’ noem. Door wapens schoonmaken en boterhammen smeren als hetzelfde ritueel te zien, valt voor mij weg dat er gevaar dreigt, of dat zij met hun wapens een geschiedenis hebben. Het helpt om ze direct als mens te zien.
Ik heb me nog nooit bang of in gevaar gevoeld. Mijn enige schrik is dat ik misschien niet kan terugkeren naar mijn gezin. Daarom investeer ik veel tijd in vooronderzoek. Ik wil weten waar ik naartoe ga, met wie ik te maken zal krijgen en welke normen en waarden ze belangrijk vinden. In 2015 trok ik nog ‘blind’ en naïef naar de sloppenwijken van Nairobi. Dat zal ik nooit meer doen. Nu word ik uitgenodigd door de hoogste leden van groepen van overal ter wereld, wij noemen hen ‘presidenten’. Ik krijg dan altijd iemand toegewezen die me moet beschermen.
In 2018 werkte ik mee aan Blinde Vlekken, een tentoonstelling in Wereldmuseum Rotterdam naar aanleiding van 70 jaar onafhankelijkheid van Indonesië. Ik begon toen alle eilanden te bewandelen waar Nederland ooit als eerste land voor anker ging en de vlag plantte. Dat zijn er enorm veel: van Indonesië over Zuid-Afrika tot Noord en Zuid-Amerika.
Ik reisde met het aparte perspectief van fotograaf naar die eilanden. Dankzij mijn ervaring bij de gangs kwam ik op plekken die je niet in de boeken vindt. Zo fotografeerde ik kleine eilandjes die door de Nederlandse kolonisator als concentratiekampen werden gebruikt.
Was u als gangfotograaf ook te gast bij Brusselse bendes?
Samidin: Ik bezocht verschillende communities in Brussel, maar ook in Antwerpen en Gent. De Brusselse groepen zijn nauw gelinkt aan de verhalen die nu in het nieuws zijn. Mijn bezoeken dateren wel van een tijd geleden.
Het geweld van de Brusselse drugsbendes werd intussen dodelijk.
Samidin: Ik kan nog steeds zonder probleem bij hen binnenstappen. Ze vertrouwen me en weten dat ik nooit informant voor de politie zal spelen; ik zorg enkel voor een mooi boek of tentoonstelling. (lacht) Mijn beelden tonen naast het geweld ook de familie. Jongens met wapens, maar ook: dezelfde jongens die met hun kinderen boodschappen doen.
Met een pen of fototoestel in de hand krijgen ze nooit wat ze willen. Een wapen is hun manier om óók aan de bak te komen. Indirect zijn de Europeanen trouwens zelf verantwoordelijk voor dat wapengekletter in Brussel. De native people hadden alleen pijl en boog. Maar de Europeanen trokken overzee op koloniale veroveringstocht en lieten hen kennis maken met geweren en kanonnen.
Stacii Samidin, Hannibal Books, 216 blzn., 45 euro
Van 25 april t.e.m. 17 mei stelt gangfotograaf Stacii Samidin tentoon in Galerie Weisbard, Rotterdam
Bio
Stacii Samidin
- Geboren in 1987 in Rotterdam
- Studeerde fotografie aan de Willem de Kooning Academie Rotterdam
- Fotografeerde voor zijn levenswerk Societies bendes en minderheden in o.a. Khartoum, Kingston, Nairobi, Dakar, Parijs, Los Angeles, Chicago, Berlijn, Shanghai, Chengdu, Guangzhou, Paramaribo, Jakarta, Atjeh, Bali, Ambon en Brussel
© Jan Stevens
