Flopboek
In 2002 won Yann Martel met Het Leven van Pi de Booker Prize. Zeven miljoen mensen kochten zijn verhaal over een jongen die 227 dagen met een tijger in een sloep op zee ronddobbert. ‘Pi’ leverde de schrijver roem en een gevulde bankrekening op. Waarna Martel acht jaar lang geen teken van leven gaf. In zijn pas verschenen roman Beatrice en Vergilius licht hij toe waarom. Na ‘Pi’ werkte hij vijf jaar aan een omdraaiboek of ‘flipbook’: met in de ene helft een roman over de Holocaust en in de andere helft een essay over de moeilijke relatie tussen avontuurlijke fictie en de wrede realiteit van de gaskamers. Zijn uitgever liet hem weten dat zijn flipbook gedoemd was te floppen. Ontgoocheld besloot de schrijver zijn pen aan de wilgen te hangen. Om uiteindelijk alsnog aan een fantasierijke Holocaustroman te beginnen. Ditmaal opnieuw gebruikmakend van hét succesingrediënt van ‘Pi’: beesten. Geen tijger deze keer, maar een ezel en een aap: Beatrice en Vergilius.
Het nieuwe manuscript van bestsellerschrijver Henry – een flipbook over de Holocaust, jawel – wordt afgewezen door zijn uitgever. Henry valt in een zwart gat en krijgt geen letter meer op papier. Tot hij kennis maakt met een 83-jarige opzetter van dieren, een taxidermist, die eveneens Henry heet. De man werkt al zijn hele leven aan een toneelstuk met een ezel en een aap in de hoofdrol. In eerste instantie lijkt dat stuk een echo van Becketts Wachten op Godot. Maar na verloop van tijd blijkt het eigenlijk te gaan over genocide in het dierenrijk.
Het lijkt alsof Yann Martel met Beatrice en Vergilius wraak neemt op zijn uitgever en hem alsnog een ‘fantasierijke dierenfabel’ over de Holocaust in de strot geramd heeft. De eerste bladzijden zijn tamelijk verteerbaar, maar van zodra schrijver Henry voet zet in de winkel van taxidermist Henry, evolueert Beatrice en Vergilius snel tot een saaie, gechargeerde roman.
© Jan Stevens
Yann Martel, Beatrice en Vergilius, Prometheus, 176 blz., 17,95 euro, ISBN: 978-90-446-1623-1