Voorbij de schaamte

In Voorbij de schaamte op VRT Canvas praat Thuis-actrice Katrien De Ruysscher vanaf woensdag drie weken lang met getuigen en experts over alcoholverslaving. Ouderdomsdeken Wilfried Van der Borght(78) en vader en zoon Alexander (29) en Geert (58) Deprez vertellen over hun worsteling met demon alcohol. ‘Mijn remmen zijn kapot, daarom drink ik nooit meer.’

Wilfried, gepensioneerd onderwijsambtenaar en begeleider bij zelfzorggroep SOS Nuchterheid

De vader van programmamaakster Katrien De Ruysscher overleed in 1997 aan de gevolgen van zwaar alcoholmisbruik. Hij was 45. “Katriens vader en ikzelf zijn generatiegenoten”, zegt Wilfried. “Ik werd 50 toen ik in datzelfde jaar 1997 voorgoed met de drank kapte. Ik ben heel blij dat ik door Voorbij de schaamte zijn dochter Katrien leerde kennen. Mijn vrouw ook. De jaren dat ik dronk waren voor haar verschrikkelijk moeilijk. We hopen dat Katriens reeks ervoor zal zorgen dat mensen eindelijk over drankmisbruik durven praten. Want nu heerst er vooral grote stilte.”

In 1995 werd Wilfried in UZ Brussel opgenomen voor een kijkoperatie van de meniscus aan zijn rechterknie. “Op zondag werd ik in het ziekenhuis verwacht voor een aantal pre-operatieve routineonderzoeken. ‘s Maandags stond ik als eerste op de planning om geopereerd te worden. Alles verliep vlot en die maandagmorgen lag ik om acht uur stipt in de operatiekamer te wachten op de anesthesist. De deur zwaaide open en ik hoorde iemand roepen: ‘Stop! Stop! De operatie gaat niet door.’ De bloedanalyse had een acuut tekort aan bloedplaatjes aan het licht gebracht en de anesthesist wou geen risico nemen. Ze hielden me een paar dagen in het ziekenhuis en keerden me binnenstebuiten. Net voor mijn ontslag moest ik samen met mijn vrouw op consultatie bij de leverspecialist. ‘Als u niet stopt met drinken, kan ik niets meer voor u doen’, klonk het dreigend. ‘U bent nu nuchter; hou dat zo. Alleen dan kan ik u nog een lang leven garanderen. Maar als u blijft drinken, zal het niet lang meer duren.’”

De leverspecialist of gastro-enteroloog wond er geen doekjes om: twee vijfde van Wilfrieds lever was aangetast door levercirrose en zijn slokdarm zat vol spataders. “De dokter noemde me een tikkende tijdbom.” Toch zou het nog een jaar duren voor Wilfried eindelijk kon ophouden met drinken. “Vandaag ben ik bijna 28 jaar nuchter.”

Limonadeglas puur

“Op het laatst dronk ik alles, altijd en overal”, zegt Wilfried. “’s Morgens schonk ik me als ontbijt een whisky in om mijn trillende handen onder controle te krijgen. Mijn vader en grootvader werkten in de bouw. Als de ruwbouw klaar was, werd de meiboom op het dak geplant en trakteerden ze met een bak pils. Zij hielden van een pint af en toe, maar raakten nooit verslaafd. Ik dronk mijn eerste pilsjes op mijn vijftiende, samen met klasgenoten uit de middelbare school. Ik begon toen ook te roken, want ik wou erbij horen.”

In september 1964 begon Wilfried als ambtenaar te werken in Brussel. “Tijdens onze middagpauze gingen we dan soms met de collega’s op café aan de Steenweg op Etterbeek. Toen had ik het nog min of meer onder controle. Tot ik een half jaar later opgeroepen werd voor mijn legerdienst.”

De eerste zes maanden werd Wilfried in Aarlen opgeleid tot onderofficier. “Het volgende half jaar bracht ik door in de kazerne van het Duitse Siegen. Daar nam het drinken ernstige vormen aan. Whisky was er spotgoedkoop, net als de sigaretten. Ik had als jonge milicien nog nooit een druppel whisky gedronken. Maar ik was snel verkocht. Eerst lengde ik de sterke drank aan met cola, na een tijd lengde ik de cola aan met whisky om niet veel later over te schakelen naar een limonadeglas puur, verdund met één blokje ijs.”

Ambetante ezel

Begin jaren zeventig klom Wilfried via examens op tot verificateur. Voortaan reed hij Vlaanderen rond om de leerlingenadministratie en boekhouding van scholen te controleren. “Ik genoot van een relatieve vrijheid, alleen moet je daarmee kunnen omgaan. Mij lukte dat niet echt. In die tijd hadden verschillende grote scholen altijd een stevige hoeveelheid drank in voorraad. Er was ook die technische school in Aalst waar we tijdens mijn controles meestal ’s middags gingen eten. Altijd samen met een onderdirecteur en een paar studiemeesters. Alle restaurants van Aalst heb ik afgeschuimd. Het eten werd doorgespoeld met vele glazen alcohol. Daarna reed ik met de auto naar huis. Ik heb waanzinnig veel geluk gehad, want nooit had ik een ongeluk. Maar tot vandaag voel ik me daar vreselijk schuldig over.

“Ik dronk gigantisch veel, zonder daar toen ooit echt bij stil te staan. Als prille dertiger stapte ik in de lokale politiek. Ik werd secretaris en voorzitter van de plaatselijke partij. Ook in de politiek was er overal alcohol. Twaalf jaar lang was ik gemeenteraadslid en ik werd ook nog even lid van de provincieraad. Toen ik mijn besluit nam om met drinken te stoppen, stapte ik uit de politieke arena. Want ik voelde dat het me anders niet zou lukken.”

De drank zette Wilfrieds huwelijk zwaar onder druk. “Mijn vrouw heeft verschillende keren gedreigd om haar valiezen te pakken: ‘Stop met drinken, of ik ben weg.’ Als ik gedronken had, was ik geen gemakkelijke mens. Ik werd niet agressief, maar ik kon het niet laten om stokken in hoenderhokken te gooien. Ik hing de ambetante ezel uit.”

SOS Nuchterheid

“In 1997 liet ik me drie maanden opnemen in een afkickkliniek. Daarna was ik nog vier maanden nuchter. Toen herviel ik. Tien dagen lang zoop ik me met whisky te pletter.”

Op maandag 9 juni 1997 belde een wanhopige Wilfried zijn gastro-enteroloog. “Ik zei: ‘Het is om zeep.’ Hij antwoordde: ‘Ik hoor het.’ Ik smeekte hem om me op te nemen. ‘Zorg dat je morgen om acht uur in het ziekenhuis bent.’ Die dinsdag stond ik er ook met mijn valiesje in de hand. De dokter was aangenaam verrast, want na die telefoon vreesde hij dat ik een vogel voor de kat was. Sindsdien heb ik geen druppel alcohol meer aangeraakt.”

Wilfried vond de voorbije 28 nuchtere jaren steun bij de zelfzorggroep SOS Nuchterheid, het vrijzinnige alternatief voor de Anonieme Alcoholisten (AA). “Eerst kwam ik bij de AA terecht, in de Pontstraat in Aalst, bij de Jezuïten. In de Twaalf Stappen van de AA speelt het toevertrouwen van je lot aan God een belangrijke rol. Voor een vrijzinnige is dat een bizarre ervaring. Toch bleef ik trouw naar de bijeenkomsten gaan want ik wou nooit meer hervallen. Nadat ik in de zomer van 2001 in De Morgen een interview met twee mensen van SOS Nuchterheid las, maakte ik de overstap. Vandaag begeleid ikzelf lotgenoten en geef ik lezingen in scholen.”

Kan Wilfried zich nooit meer permitteren om een glas wijn of een pint bier te drinken? “Ik wil geen enkel risico nemen. Want alles wat ik tot nu heb opgebouwd, mag ik nooit meer kapot maken. Ik neem mijn hoed af voor al die mensen die bij de lunch of het diner van een goed glas wijn kunnen genieten en daarna de fles onaangeroerd laten staan. Ik weet dat ik dat niet kan. Ik ken mezelf: als ik één druppel durf drinken, is de fles leeg. Mijn remmen zijn kapot. Ik heb nooit gedronken om de ellende in de wereld te kunnen vergeten of om een trauma de kop in te drukken. Ik dronk me laveloos omdat ik gewoon niet meer kon stoppen.”

Alexander en Geert, kunstenaar en dakwerker, zoon en vader

Zoon Alexander en vader Geert spreken af in een café in de buurt van het station van Kortrijk. Vroeger dronken ze hier talloze pilsjes. Vandaag enkel nog koffie en alcoholvrij bier.

Alexander: “Ik was een jaar gestopt met drinken en ik wijdde daar op Facebook en Instagram een post aan. Want ik had gemerkt dat veel mensen er vragen over stelden als ik vertelde dat ik alcohol had afgezworen. Daar kwam bij: een jaar zonder drank mocht gevierd worden. Dus deelde ik dat met de rest van de wereld. Waarna die post viraal ging en de reacties binnenstroomden: ‘Hoe is het je gelukt om de drank af te zweren?’ Een vader van twee kinderen liet me weten: ‘Ik kan echt niet met alcohol om. Wat heb je precies allemaal ondernomen?’ Later werd ik benaderd door iemand van Voorbij de Schaamte. Ik vertelde mijn verhaal en zei langs mijn neus weg: ‘Mijn vader is ook gestopt.’”

Geert: “Volgende maand vier jaar. Ik had eerlijk gezegd nooit verwacht dat het me zou lukken.”

Alexander: “Ik ook niet. We kapten er allebei op eigen kracht mee.”

Geert: “Mijn kinderen vroegen me om te stoppen. Mijn dochter werd het vele vragen en smeken moe. Iedereen had me opgegeven. Ook jij, Alexander.”

Alexander: “Zeker. Op een dag stond je voor mijn deur met een blauw oog. Ik was alle hoop kwijt. Toch besloot ik om het je nog één keer te vragen. Ik wou je nog een allerlaatste keer bellen en klaar en duidelijk meedelen: ‘Papa, het moét anders, of het loopt fataal af.’”

Geert: “Toen Alexander het die laatste keer vroeg, drong het eindelijk ook écht tot me door. Ik zat compleet aan de grond. Als je aan alcohol verslaafd bent, knal je op een bepaald moment niet tegen de muur, maar vlam je er los doorheen. Alexanders vraag bracht me tot het besef: ofwel drink ik me dood, ofwel trek ik de handrem nu aan.”

Alexander: “Je zei: ‘Ik doe het voor jou en je zus.’”

Geert: “Ik gooide alle drank buiten en hield me thuis een paar dagen gedeisd tot ik er min of meer toonbaar uitzag. Wat achteraf beschouwd niet zo verstandig was. Want wie langdurig aan alcohol verslaafd is, kickt best onder begeleiding af en niet op eigen houtje. Je kan dan in een coma belanden. Ik wist dat niet, wou waardig afkicken en wilde er daarom eerst normaal uitzien. Vervolgens liet ik me opnemen in een afkickkliniek.”

Alexander: “Daar was je na vier dagen weer weg.”

Geert: “Dat kwam door die psychiater, dokter S. Hij is zogezegd een expert in het behandelen van mensen met een drankverslaving. Ik vond hem onbekwaam. Ik zag ook hoe iedereen in die instelling bang van hem was. Ik wou tot rust komen en had totaal geen zin in idiote activiteiten als macrameeën. Ik werkte mijn hele leven in de bouw en plots moest ik als late vijftiger prentjes uitknippen om een collage van mijn leven te maken. Nutteloze onzin. Toen moest ik bij dokter S. langskomen. Hij was niet voor rede vatbaar: ik moést me aan het regime van de instelling houden en er 16 weken lang zijn stappenplan volgen. Vrij en vrank gaf ik hem mijn mening. Dat ik er in die vier dagen dat ik er was, twee ‘afgezwaaide’ mensen had zien terugkomen. Een week nadat ze zogezegd nuchter ontslagen waren, werden ze door de politie teruggebracht. Ik opperde dat het misschien verstandiger was om aan te sluiten bij de AA. Psychiater S. vond dat quatsch. ‘De AA werkt niet’, beweerde hij. Maar mijn eigen vader was 45 toen hij stopte met drinken. Hij werd vaste klant bij de AA en ik heb hem nooit nog een druppel weten aanraken. Ik ging in discussie met S.: ‘Uw winkel draait ook niet, dokter.’ Dat hoorde hij niet graag en ik moest meteen weg uit zijn instelling. Ik mocht zelfs geen boterham meer eten. Hij zette me aan de deur als een klein kind.”

Alexander: “Ik kreeg telefoon. Ik ging vader ophalen en dacht: terug naar af. Die nacht bleef hij bij mij overnachten.”

Geert: “Uit zelfbescherming. Als ik toen naar huis was gegaan, was ik misschien een pint gaan drinken. ’s Anderendaags kwamen lotgenoten van de AA me ophalen. Sindsdien bezoek ik trouw alle bijeenkomsten en herviel ik nog nooit.”

Een meter bier

Alexander was nog nooit op een AA-meeting. “Ik krijg veel steun van mijn familie. Mijn oma had ook een drankprobleem en is ook ooit op eigen kracht gestopt. Ik kan altijd bij haar terecht.”

Gevoeligheid aan verslaving zit in de familie? Alexander: “Ja, maar het heeft ook te maken met hoe sociaal aanvaard het is om te drinken. Alcohol is nu eenmaal een alomtegenwoordige legale harddrug.”

Geert: “Ongemerkt en onbewust rol je erin. Toen Alexander en zijn zus klein waren, dronk ik in hun bijzijn zelden of nooit. In de weekends wel. En ook in de bouw. Vandaag is er nultolerantie, maar vroeger vloeide de drank er rijkelijk. Ik ben dakwerker en ik herinner me hoe een collega bij de restauratie van een kerk een sporttas vol pintjes mee naar boven sleurde, veertig meter hoog. Ik dronk omdat alcohol mijn natuurlijke staat van zijn geworden was. In mijn hele carrière viel ik drie keer van het dak. Dat waren die zeldzame keren dat ik nuchter was.”

Geert begon als dakwerker toen hij vijftien was. “Op vrijdag gingen we op café. Voor ik het goed en wel besefte, was ik een stevige dronkaard. Als zestienjarige dronk ik een grote vent onder tafel.”

Alexander: “Ook ik werd als tiener ondergedompeld in een drankcultuur. Rond mijn veertiende ging ik naar scoutsfuiven. Daar werd stevig gedronken. Op latere leeftijd bezocht ik nog eens zo’n fuif en ik vond dat toen een erg absurde belevenis. Ik zag dertien- en veertienjarigen aan de ingang kotsen. Pintjes kostten een euro en je bestelde dan een pintje met cola, een mazout. Zo leerde je drinken. Na verloop van tijd was ik erg geoefend. Onder vrienden was het stoer om stevig door te zakken. Ik weet nog hoe ik in een café hier vlakbij met vrienden een meter bier bestelde. We hielden wedstrijden om ter meest drinken.”

Geert: “Dat deden wij ook.”

Wie verslavingsgevoelig is, wordt dan de dupe? Geert: “Als mijn jongste zus twee glazen drinkt, is ze drie dagen ziek. Zij heeft veel geluk dat ze er totaal niet tegen kan. Ik had een gigagrote tolerantiedrempel. Elke dag dronk ik 30 pilsjes, een fles whisky, ricard, noem maar op. Ik dronk continu en had daarom nooit katers. Om tien uur in de ochtend was ik op weg met de auto en werd ik door de politie tegengehouden. Ik voelde me kiplekker en moest blazen: 4,6 promille.”

Alexander: “Ik had één gouden regel: thuis dronk ik niet als ik alleen was. Door mijn vader en mijn grootouders was ik me bewust van onze verslavingsgevoeligheid. Ik dacht: ‘Als ik niet in mijn eentje drink, heb ik het duidelijk niet nodig.’ Maar na een tijd dook ik na het werk in het café om vanuit dat café naar het werk te vertrekken. Ik sliep nog amper en ging beschonken aan de slag. Vandaag ben ik daar niet trots op, maar toen vond ik het stoer van mezelf dat me dat lukte. Ik had mijn vrouw net leren kennen en ze zei: ‘Elke keer wanneer we elkaar zien, ben je nog zat of heb je een kater.’”

Geert: “Ik was altijd eerlijk tegen vrouwen die me een toffe dronkeman vonden: ‘Pas op, hé, want morgen ben ik weer zat.’”

Waarom dronken Geert en Alexander zich laveloos? Om van de wrede wereld weg te zijn? Om hun problemen in alcohol te verzuipen?

Alexander: “Nee, ik stond daar niet bij stil.”

Geert: “Ik ook niet; ik dronk gewoon. (lacht) Mensen zoeken er verhalen achter, maar in mijn geval was dat verhaal er niet. Al was het er misschien wel, alleen leerde mijn generatie daar nooit over te praten. Alexander schreef met zijn pasverschenen roman Prins Albert zijn jeugd van zich af. Dat is fantastisch. Wij zwijgen.”

In Voorbij de schaamte geeft Geert zich in aflevering twee wel bloot. “Maar wat is ‘bloot geven’ als iedereen uit mijn omgeving me decennialang op straat zag rondlopen met een stuk in de kraag?”

Dronkaard voor het leven

Op bijeenkomsten van de AA ontmoet Geert veel jongere mensen. “Dertigers en veertigers met een huis en een gezin. Het is goed dat ze de AA gevonden hebben, want zo kunnen ze hun gezin en hun warme thuis redden. Op het einde bezat ik alleen nog twee vuilzakken met kleren. Ik werkte, omdat ik niet anders kon. Maar ik had alles opgedronken.”

Alexander: “Als jouw zoon leefde ik lang met de gedachte dat jij altijd zou blijven drinken. Dat het nooit zou veranderen. Toen ik mijn boek aan het schrijven was, drong tot me door dat ik mijn vader zag als een dronkaard voor het leven. Toen je dan gestopt was, schrokken veel mensen uit de streek: ‘Hoezo? Drinkt Geert niet meer?’ Wat ik zowel bij mijn vader als mijn grootvader en mijn oma erg bewonder, is dat ze nadat ze die stap zetten om te stoppen, gewoon verder bleven draaien. En wat ik zo cool vind aan mensen bij de AA is dat ze hun demonen recht in de ogen durven kijken. Ze aanvaarden hun fouten en zeggen: ‘Nu ga ik veranderen.’ Vervolgens brengen ze die verandering ook in de praktijk. De meeste mensen op straat denken daar nooit over na.”

Geert: “Bij de AA kun je je verhalen kwijt. Iedereen begrijpt je, want ze maakten allemaal hetzelfde mee.”

Alexander: “Als je te veel drinkt, wordt liegen een tweede natuur. Ik spreek uit ervaring. Je maakt jezelf continu blaasjes wijs. Je verfraait en verdraait de werkelijkheid omdat alles moet passen binnen het kader van je drankmisbruik. Toen vader die eerste weken naar de AA ging, wou ik daarom toch even controleren of hij niet in het geniep op café zat. Dus belde ik naar het algemene nummer van de AA: ‘Mijn vader sloot onlangs bij jullie aan. Ik wil hem een beetje opvolgen. Kunt u me de contactgegevens geven van iemand van die groep?’ De stem aan de andere kant van de lijn zei: ‘Meneer, dat kan niet. Wij zijn niet voor niets de anonieme alcoholisten, hé.’ (lacht)”

Langzame zelfmoord

Zag de drinkende Alexander in zijn drinkende vader zichzelf weerspiegeld? Alexander: “Mijn vrouw zag die weerspiegeling en sprak dat ook uit. Wat me aan het denken zette. De meeste mensen zeggen helemaal niets tegen je op het moment dat je te veel drinkt. Terwijl het net heel goed zou zijn als ze, net als mijn vrouw, dan zouden opmerken: ‘Zou je niet beter opletten?’ Dat grote zwijgen komt wellicht ook omdat drinken zo sociaal geaccepteerd is. Maar als je zoals ik vroeger van zeven uur ’s avonds tot acht uur ’s morgens op café zit, heb je iets meer op dan wat nog ‘sociaal verantwoord’ is.”

Alexander zette op 13 mei 2023 zijn streep onder de drank. “Ik mis het niet. Maar in het begin maakte ik me toch wat zorgen: ik was bang dat ik de roes zou missen.”

Geert: “Als je drinkt is het alsof iedereen meedrinkt. Het is pas wanneer je nuchter bent dat je ontdekt dat er ook veel niet-alcoholische drankjes de revue passeren. Vandaag ben ik een gepassioneerd koffiedrinker.”

Na een in alcohol gemarineerd leven valt de lichamelijke schade bij Geert mee. “Er zijn sporen, maar niet te veel. Ik heb een sterk gestel. Het spreekwoord zegt: ‘Waar de brouwer komt, is de bakker niet meer welkom.’ Voor mij gold dat niet: ik bleef altijd eten. Mijn kast staat vol rouwprentjes van copains die hun verslaving niet overleefden.”

Alexander: “Er zijn niet veel positieve kanten aan alcohol. Stevig drinken kost handenvol geld. Je lichaam gaat om zeep. Het is een vorm van langzame zelfmoord waarmee je veel andere mensen pijn doet.”

Geert: “De momenten waarop wij elkaar ontmoetten, werden altijd kroegentochten.”

Alexander: “Ja, dan trokken we van het ene café naar het andere. Bij elke kroeg die we passeerden, zei jij: ‘Kom, we stoppen daar nog eens en drinken er een glas.’”

Geert: “Ik had mezelf ervan overtuigd dat dat goed was voor onze band als vader en zoon. Terwijl ik heel die kroegentocht in werkelijkheid vooral hield in functie van de drank.”

Spijt over zijn dronken jaren heeft Geert niet. “Life goes on”, zegt hij. “Gisteren kan ik niet meer veranderen, maar ik kan wel proberen om het morgen goed te doen. Ik leef nu samen met mijn vrouw in een tof boerderijtje en geniet van het herstelde contact met mijn kinderen. Al had ik nooit het gevoel dat dat verbroken was. Ach, ik had dat gewoon niet door. Als je een hele dag zat bent, heb je geen flauw benul meer van wat er zich in de echte wereld afspeelt.”

Alexander: “Nadat je met drinken gestopt was, kon ik terug op je rekenen. Als ik je nu nodig heb, ben je er voor mij.”

Geert: “Ik was altijd heel trots op mijn twee kinderen. Alleen was ik zelf een groot kind. Het leven is nu veel lichter dan vroeger. Tot vier jaar geleden bezweek ik onder de druk. Dat wil ik nooit meer.”

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten