“De euro werkte amper vier jaar. Dat is niet eens een proefperiode”

De Europese eenheidsmunt was van bij de start een doodgeboren kind. Tot die conclusie komt Joseph Stiglitz in zijn nieuwe boek De euro, waar Geert Noels een kritisch voorwoord voor schreef. “Als ook Italië ten onder gaat, bewijzen we meteen het gelijk van Joseph Stiglitz.”

 

Zaterdagochtend in de bibliotheek van een gerenommeerd hotel aan de Amsterdamse Herengracht. Onze topeconoom Geert Noels vraagt die andere topeconoom Joseph Stiglitz of hij een selfie van hen beiden mag maken. “Sure”, antwoordt de immer minzaam glimlachende Nobelprijswinnaar economie. Op de vraag of er ook een foto met de iPhone van de professor gemaakt moet worden, volgt een smakelijke lach. “Ik heb geen smartphone. I’m the last man standing.”

Stiglitz is in Amsterdam voor een helse promotour voor zijn nieuwe boek De euro, waarin hij een somber beeld schetst van Europa na de financiële crisis van 2008. Over de hele eurozone regeert de tristesse, met het in een zware depressie gedompelde Griekenland met zijn jeugdwerkloosheid van vijftig procent als voorlopig absoluut dieptepunt. Zelfs een Europees ‘succes’ is in Stiglitz’ ogen een mislukking: “De werkloosheid in Spanje is weliswaar gedaald van 26 procent in 2013 naar 20 procent aan het begin van in 2016. Maar van de jongeren zit nog steeds bijna de helft zonder werk en dat zouden er veel meer zijn als er niet zo veel jonge mensen met talent naar het buitenland waren gegaan.” De oorzaak van al die kommer en kwel: de euro. De eenheidsmunt had de Europese landen dichter bij elkaar moeten brengen en voorspoed moeten genereren, maar net het tegenovergestelde is volgens Stiglitz gebeurd. De crisis van 2008 zette alles op scherp.

Geert Noels schreef het voorwoord bij de Nederlandse vertaling, waarin hij De euro ‘een rijke bron van inspiratie’ noemt, maar er meteen ook een paar kritische kanttekeningen bijzet.

Joseph Stiglitz en Geert Noels ontmoetten elkaar vrijdagavond voor het eerst, op een debat tussen Stiglitz en Jeroen Dijsselbloem, de Nederlandse minister van Financiën. Als voorzitter van de Eurogroep werd Dijsselbloem in volle Griekse crisis het gezicht en de vertegenwoordiger van de Trojka, het samenwerkingsverband tussen de Europese Unie, de Europese Centrale Bank (ECB) en het Internationale Monetaire Fonds. Vanaf 2010 werkte Joseph Stiglitz een tijdje als adviseur voor de Griekse regering. De bezuinigingsplannen die de Trojka aan Griekenland oplegde, noemde hij toen ‘een zelfmoordpact’.

“Dijsselbloem maakte op het debat gisterenavond een stevige indruk”, zegt Geert Noels. “De man heeft zich goed verdedigd”, vindt Joseph Stiglitz. “Al is het jammer dat we tijdens dat publiek debat nooit echt in detail konden gaan. Op een bepaald moment hadden we het over de ‘melk-maatregel’ van de Trojka. U moet weten dat de Grieken graag ter plaatse geproduceerde verse melk drinken. In 2014 werd Griekenland door de Trojka verplicht om het label ‘vers’ te schrappen en de toegestane houdbaarheidsdatum te verlengen. Tien dagen oude melk werd plots vers. In mijn boek schrijf ik dat die maatregel geen enkel redelijk doel diende, behalve het bevoordelen van zuivelconcerns uit Nederland en andere Europese landen. Dijsselbloem zei gisteren dat de Trojka die maatregel genomen had omdat ze er erg bezorgd over was dat sommige regio’s in Griekenland meer voor hun eigen melk moesten betalen dan andere. Door de Griekse melkmarkt ‘open te stellen’ voor buitenlandse producenten, zou de concurrentie toenemen en de prijs dalen. Zelfs na wat ik gisteren hoorde, kan ik nog steeds niet geloven dat de ‘bezorgdheid’ van de Trojka oprecht was. Ik blijf me afvragen: waarom pikten ze die melk eruit, terwijl er nog duizenden andere producten te verzinnen zijn? Jeroen Dijsselbloem was ook erg sterk in het beschrijven van alle problemen die Europa nog heeft naast de euro. Natuurlijk zijn die er, alleen raakte hij nooit dat existentiële, aanmodderende probleem van de Europese eenheidsmunt aan.”

 

Wat is er dan precies mis met de euro?

Stiglitz: “De eenheidsmunt is indertijd in een strak keurslijf gestoken. ‘Rigiditeit’ was het toverwoord, waardoor landen die in crisis verkeerden niet langer hun wisselkoers konden verlagen om zo hun producten goedkoper te maken en de export aan te zwengelen. Daarom moesten ze op een andere manier concurrentieel proberen worden, door bijvoorbeeld lonen en prijzen te verlagen. Maar als je met zo’n rigide eenheidsmunt zit, is die flexibiliteit niet vanzelfsprekend. Ik hoorde Jeroen Dijsselbloem gisteren zeggen: ‘Europa heeft nood aan een flexibelere werk- en kapitaalmarkt. Kapitaal moet vrij kunnen bewegen en we moeten ervoor zorgen dat we meer op de Verenigde Staten van Amerika beginnen te lijken.’ De VS hebben inderdaad een arbeidsmarkt waar mensen makkelijk van de ene staat naar de andere verhuizen op zoek naar een nieuwe job. Wij hebben ook het grote voordeel van die ene taal, het Engels. Onze grote nationale markt met die ene munt is er niet van vandaag op morgen gekomen, maar is het resultaat van een paar honderd jaar evolutie. Onze nationale instituten, zoals de Federal Reserve, onze centrale bank, staan veel sterker in hun schoenen dan de Europese. Als de staat Californië af te rekenen krijgt met een zware economische dip waardoor mensen hun jobs verliezen, betaalt de federale regering de werkloosheidsvergoedingen. Dijsselbloem klaagde over de moeite die het kost om de werkloosheidsvergoeding voor alle Europese landen te centraliseren. ‘Ze hebben allemaal hun eigen systeem.’ Maar als je droomt van een centrale munt die voor verschillende staten geldt, is een federale werkloosheidsvergoeding net een van de noodzakelijke voorwaarden.”

 

Moeten we dan om de euro te redden, in sneltreinvaart evolueren naar een op Amerikaanse leest geschoeide Verenigde Staten van Europa?

Stiglitz: “Nee.”

 

Omdat de verschillen tussen Europese landen sowieso te groot zijn?

Stiglitz: “De verschillen tussen de landen zijn niet te groot als er voldoende politieke solidariteit is om de voorwaarden te creëren die het systeem van een eenheidsmunt écht laten werken. Maar is er wel een wil om die stappen te zetten? Jeroen Dijsselbloem benadrukte hoeveel er al bereikt is. Ik stelde daar dan weer tegenover wat er allemaal nog ontbreekt. Hij zei: ‘Het heeft de VS veel tijd gekost om hun staatshuishouden zo in te richten dat een centrale munt er kan gedijen.’ De verdere integratie van de Europese landen kon volgens hem dus ook nog wel enige voeten in de aarde hebben. ‘We werken de hele constructie in de eerstvolgende 25 jaar af.’ Ik repliceerde daarop dat de huidige economische en democratische toestand hem die tijd misschien niet zal gunnen. Toen onze Verenigde Staten vorm kregen, waren de markten bijlange niet zo open als nu en verliep de tijd nog gezapig. Het verstandigste zou dus zijn dat de politieke leiders in Europa het voortouw nemen en de integratie versnellen.”

 

Was de invoering van de euro niet juist bedoeld om converterend te werken en de eenheid onder de landen uit de Eurozone te bevorderen?

Geert Noels: “Ja. In het boek van professor Stiglitz lees ik dat de euro niet convergent, maar divergent geworden is. In plaats van de boel bijeen te houden, maakt de eenheidsmunt de verschillen alleen maar groter. Maar professor, als u ditzelfde boek vóór de financiële crisis van 2008 geschreven zou hebben, was uw conclusie waarschijnlijk geweest dat de euro op veel mogelijke manieren tóch convergent was. In 1979 werd de European Currency Unit (ECU), de voorloper van de euro, ingevoerd. De ECU was ook strak geconstrueerd, maar vormde toch een veel betere eenheidsmunt voor Europa dan onze huidige euro, omdat ze rigiditeit met flexibiliteit verzoende. De statistieken van die jaren laten zien dat er toen veel economische convergentie én flexibiliteit was. Nadat op 1 januari 1999 de euro officieel ingevoerd werd, met vanaf 1 januari 2002 ook de munten en bankbiljetten, smolt de flexibiliteit als sneeuw voor de zon. Convergentie bleek een illusie te zijn. De euro was als een betonnen brug die in geval van sterke wind geen enkele kant op kon. Toen kwam de financiële storm van 2008. In de jaren tachtig en negentig vonden ook ingrijpende gebeurtenissen plaats. Toen doorstonden we alle crisissen wél.”

 

Omdat de ECU van toen het prototype van een flexibele euro was, wat Joseph Stiglitz in zijn boek als mogelijk alternatief voor de starre euro aanreikt?

Stiglitz: “Mijn idee van een flexibele euro bouwt inderdaad verder op de ECU, maar dan wel onder voorwaarde dat de coördinatie op hoog niveau strikt in handen gehouden wordt. De voorbije twee eeuwen maakten we de ene schok na de andere mee. Het is dan ook onbegrijpelijk dat er bij de constructie van de euro van uitgegaan werd dat er geen stressvolle situaties meer zouden volgen. Niemand kon de exacte datum van de financiële crisis voorspellen, maar voortekenen waren er genoeg. Heel wat economen waarschuwden voor de groeiende zeepbel. Het is daarom zo bizar dat de constructeurs van de euro een brug bouwden die geschikt was voor een wereld zonder zuchtje wind, goed wetende dat de wind kan schommelen van 0 tot 150 km. per uur.”

 

U noemt de euro een ‘neoliberale constructie’. Wat is dat precies, neoliberaal?

Stiglitz: “Je bent een neoliberaal van zodra je gelooft dat de markt voor alles zorgt. De constructie van 1992 is volgens mij een gevolg van een blind geloof dat de markten vanzelf alle schokken zouden absorberen. Begrijpt u dat ik me zorgen maak als ik Jeroen Dijsselbloem hoor verkondigen: ‘We moeten markten bouwen die de schokken beter absorberen’? Dat sterke geloof dat de markten vanzelf schokken opvangen, blijft overeind.”

Noens: “Of de euro oorspronkelijk een neoliberaal project was, kunnen wij niet weten. Dat moet je aan de founding fathers vragen. Het idee voor een eenheidsmunt groeide na de hereniging van Duitsland. De val van de Muur in 1989 was voor de Duitsers het teken om met een volledig blanco blad te beginnen. Ze wisten dat er een stevig prijskaartje aan de hereniging van Oost en West hing, maar na alles wat er in het verleden gebeurd was, waren ze bereid om die rekening te betalen. De start van de euro was iets gelijkaardigs. Sommige landen hadden het lastig om discipline aan te kweken. Het idee was om een systeem te creëren waarin iedereen min of meer tot discipline gedwongen werd. ‘We beginnen met de euro en de rest volgt vanzelf.’ Tot 2003-2004 werkte dat ook vrij goed. Toen begon de lage rente roet in het eten te gooien.”

Stiglitz: “De euro ‘werkte’ dus amper drie of vier jaar. Dat kun je niet eens een proefperiode noemen.”

Noels: “Tussen 1992 en 1999 zijn er toch veel goede dingen gebeurd, in heel wat landen. Griekenland trad op 1 januari 2001 tot de euro toe, in blessuretijd. ‘Laten we dat land er ook maar bijnemen, ook al voldoen ze niet strikt aan alle voorwaarden.’ Als je iemand met onzuivere intenties aan boord neemt, riskeer je het hele systeem te beschadigen. De Grieken presenteerden zichzelf als een land dat in een miraculeus snelle tijd de Maastricht-norm gehaald had. Nu weten we dat ze met de cijfers knoeiden. Daar zijn ze ook zeer hard voor gestraft. Maar ondertussen ligt alweer een nieuw groot probleem op de loer: Italië. Het Italiaanse BBP ligt 17 jaar op apegapen en het percentage aan noodlijdende kredieten schommelt er rond twintig procent. Hoe vermijden we dat Italië het volgende Griekenland wordt? Die ramp moeten we proberen te voorkomen. Want als Italië ten onder gaat, bewijzen we meteen het gelijk van Joseph Stiglitz. (lacht)”

 

Ik heb de indruk dat er heel wat kwaadheid tegenover Duitsland in uw boek zit, mijnheer Stiglitz.

Stiglitz: “Kwaadheid? Ik beschrijf alleen hoe Duitsland een set van maatregelen en ideeën pusht die de meeste economen vandaag onzinnig vinden.”

 

Dan bedoelt u het ver doorgedreven idee van ‘austeriteit’, strenge soberheid en ingrijpende bezuinigingen?

Stiglitz: “Ja. De omstandigheden kunnen je verplichten om het zuiniger aan te gaan doen omdat je geen leningen meer kan afsluiten. Maar er is nog een andere vorm van austeriteit: die waarbij je gedwongen wordt de broekriem aan te spannen vanuit het geloof dat je zo weer blakend gezond zal worden. Die interpretatie van austeriteit is door de meeste economen al lang bij het groot vuil gezet. Enkel een kleine minderheid van rechtse Amerikaanse vakbroeders dweept daar nog mee. Al zouden we hen misschien beter politici in plaats van economen noemen. En toch geldt austeriteit bijna als de enige ware leer in Duitsland.”

Noels: “De Duitsers geloven heel sterk dat op lange termijn discipline nodig is, anders stort de samenleving in. Discipline is iets anders dan austeriteit. De Nederlanders denken trouwens min of meer hetzelfde. Ze hébben ook discipline nodig, want anders loopt hun land onder water. (lacht) Net als de Duitsers hebben ze hun redenen om ver vooruit te kijken en om gedisciplineerd te handelen. Ik kan me best voorstellen dat ze raar opkeken van het gebrek aan discipline in de Griekse samenleving. Daarom ook reageerden zowel de Duitsers als de Nederlanders op de crisis met het installeren van meer discipline. ‘De Grieken moeten hun belastingen betalen en de corruptie aanpakken.’ Het probleem was dat ze de soberheid en bezuinigingen niet voldoende in evenwicht brachten met positieve maatregelen, waardoor de economie helemaal ingestort is.”

 

De Grieken voelden zich door die ‘aansporingen tot meer discipline’ vooral vernederd.

Noels: “Dat is zeker waar. Dijsselbloem zei gisterenavond: ‘De economie van de Grieken was slecht ontwikkeld. Er was corruptie, belastingen werden massaal ontweken en er was geen fatsoenlijk landregister of kadaster. Niemand wist wie wat bezat. We moesten bijna van nul beginnen om een degelijk economisch systeem op te bouwen.’ Het blijft merkwaardig dat ze daar pas in 2011 en 2012 aanstoot aan namen; ze hadden tien jaar eerder de Griekse problemen onder handen moeten nemen.”

Stiglitz: “De Grieken hebben nooit gedaan alsof ze een normale economie hebben. Ik verwijt de Trojka dat zij hun prioriteiten niet goed hadden. Met alle respect, maar verse melk was niet echt prioritair. De uitbouw van een kadaster dan weer wel. Ze hadden ook de oligarchen moeten aanpakken.

“Tijdens de ‘onderhandelingen eiste Duitsland op een bepaald moment dat Griekenland het primair tekort van 15 procent in recordtijd moest omtoveren tot een primair overschot van 6 procent. Geen enkel land is er ooit in geslaagd om dat zo snel te bereiken zonder in een zware depressie te belanden.”

Noels: “In 1982 is dat België wel gelukt, nadat de frank eerst gedevalueerd was tegenover alle andere Europese munten.”

 

Door de euro is devalueren nu onmogelijk.

Noels: “Maar waarom is Europa nooit op het idee gekomen om gedurende een bepaalde periode een ‘eurodrachme’ te lanceren, gecontroleerd door de ECB? Dan hadden de Grieken een munt kunnen devalueren die door de ECB-controle ook meteen kredietwaardigheid genoot en hadden ze nooit zo’n draconische bezuinigingen moeten slikken. Ik heb meermaals tegen de toenmalige Europese president Herman Van Rompuy gezegd: ‘Jullie vragen nu maatregelen van de Grieken die ook de Belgen in 1982 niet konden waarmaken zonder devaluatie.’ Een devaluatie is een goed middel omdat iedereen zo terug in de boot belandt.”

Stiglitz: “Ik ben het helemaal met u eens, een nood-devaluatie is een restauratie van de mogelijkheden van een land om te kunnen functioneren. De rigiditeit die nu in de euro heerst, zorgde er bijna automatisch voor dat die eis voor een snel herstel van het Grieks primair saldo in een gigantische depressie eindigde. Precies die oneerlijkheid verwijt ik de leden van de Trojka. Die eis tot austeriteit was zonder twijfel politiek geïnspireerd. Maar zij deden alsof er geen depressie zou volgen; economisten hadden hen nochtans voor het tegendeel gewaarschuwd. Het zogenaamde reddingscenario voor de Grieken had ik al zo vaak zien passeren in mijn tijd bij de Wereldbank. Telkens wanneer een land er even slecht aan toe was als Griekenland, werd er ‘onderhandeld’. Voor de banken is dat een uitgelezen kans om de dans te ontspringen en de rekening te laten oprapen door de centrale bank. De schuldherschikking gebeurt vervolgens op kosten van de gemeenschap en er is geen haai die ernaar kraait. Mijn bloeddruk ging daar wel van naar omhoog.”

Noels: “Waarom blijven politici dat aanvaarden? Worden ze bedreigd door de banken?”

Stiglitz: “Het is een mix van dreiging, angst én invloed.”

 

Zoiets als: ‘Beste mijnheer Barroso, uw stoel bij Goldman Sachs staat klaar als u afzwaait als voorzitter van de Europese Commissie’?

Stiglitz: “Ik weet niet of het zo uitgesproken gebeurt. Maar die ‘draaideur’ van de politiek naar banken en bedrijven doet natuurlijk geen deugd aan de geloofwaardigheid van ons democratisch bestel. Bankiers zijn slimme kerels. Ze slagen er in je te laten geloven dat hun oplossingen de enige juiste zijn. Politici trappen daar met hun ogen wijd open in. Ze hebben niet door dat ze niet al te slimme maatregelen nemen die één partij bevoordeligen. Integendeel, ze zijn er altijd rotsvast van overtuigd dat ze de juiste beslissing genomen hebben.”

 

Joseph Stiglitz, De euro – Hoe de gemeenschappelijke munt de toekomst van Europa bedreigt, Athenaeum, 472 p., 22,50 euro

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten