‘Wie in het onderwijs voor verandering kiest, wordt meteen afgestraft’

“Ik weiger te geloven dat de toestand in ons onderwijs hopeloos is”, zegt Brenda Froyen, opleider en begeleider van onderwijzers en onderwijzeressen in spe. Volgens haar is het hoog tijd om het hele systeem van vaste benoemingen in vraag te stellen. “Schaf meteen ook de verzuilde onderwijskoepels af.”

‘De grootste onderwijsidealist ooit’, noemt Brenda Froyen zichzelf. Meer dan twintig jaar staat ze in het onderwijs. Van leraar Nederlands voor anderstaligen tot tweedekansonderwijs. Vandaag is ze lector Nederlands aan de lerarenopleiding van de Gentse Arteveldehogeschool. Eind jaren 1990 studeerde ze Germaanse filologie en twee jaar geleden haalde ze zelf nog haar bachelor lager onderwijs. Tijdens het interview zal ze het een aantal keren enthousiast herhalen: “Leerkracht is het mooiste beroep ter wereld.”

Waar komen al die burn-outs bij leerkrachten dan vandaan?

Brenda Froyen: “De onderwijssector wordt inderdaad geteisterd door burn-out en niet alle scholen zijn paradijselijke plekken. In sommige grootsteden is lesgeven best pittig. Mijn beste vriendin staat twaalf jaar voor de klas in het centrum van Brussel. Zij vertelt me dat ze daar als leerkracht het grootste verschil kan maken. Alleen vergt dat ontzettend veel van haar; vaak heeft ze het gevoel dat ze staat te dweilen met de kraan open. Intussen kijken steeds meer mensen neer op het onderwijs en worden leerkrachten beschimpt: ‘Die profiteurs met hun vakantie.’ Ik kan me goed voorstellen dat bij leerkrachten soms de moed in de schoenen zinkt: ‘Moeten wij nu écht de wereld redden?’

“Onderschat ook de kinderen niet, zeker in het secundair. Ik geef soms een lezing in een middelbare school en dan zie ik sommige pubers ongeïnteresseerd in hun stoel hangen, tokkelend op hun gsm. Voor een bevlogen leerkracht die alles wil geven en niets terugkrijgt, kan zo’n omgeving inderdaad ontaarden in burn-out paradise. Mijn beste vriendin geeft toe dat het in haar Brusselse klassen soms lastig is. ‘Maar dan is er die ene leerling die openbloeit. Daar doe ik het voor.’”

Als lector aan de lerarenopleiding hebt u een goed zicht op wie er vandaag onderwijzer of onderwijzeres wil worden?

“Doordat er een lerarentekort is, geloven sommige jonge mensen: ‘Ze hebben me nodig. De opleiding zal nu wel niet zo moeilijk zijn.’ Maar in mijn hogeschool is de opleiding degelijk én zwaar. Bachelordiploma’s lager onderwijs worden er niet cadeau gegeven. Daar mispakken studenten zich soms aan.

“Er is een toenemende instroom van jongeren uit het technisch en beroeps, het TSO en BSO. Al heeft de meerderheid van mijn studenten nog een achtergrond algemeen secundair, ASO. In de hogeschool waar ik vroeger lesgaf, was het toekomstige onderwijzerscorps veel diverser en gekleurder dan in mijn huidige school. Het onderwijs heeft dringend nood aan een grotere diversiteit onder de leerkrachten. Nu zitten we vooral met een wit, vrouwelijk corps.”

Daalt het niveau van de afstuderende leerkrachten?

“Dat hangt af van school tot school. Er is een groot verschil in het niveau van de lerarenopleidingen. Ze worden niet door een externe instantie gecontroleerd. De kwaliteitscontrole gebeurt volledig intern.”

Er is geen inspectie?

“Nee. Van zodra een startende lerarenopleiding door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) goed genoeg bevonden is, valt de controle van buitenaf weg. De vrijheid is dus groot, waardoor de vakken van de lerarenopleidingen erg kunnen verschillen.”

Heeft dat ook als gevolg dat hogescholen bij hun interne kwaliteitscontrole soms geneigd zijn om een oogje dicht te knijpen?

“Een curriculum van een lerarenopleiding zou, gedeeltelijk toch, de weerspiegeling moeten zijn van het curriculum van de lagere school. Dat is niet altijd zo. In de lagere school is mijn vak Nederlands zeer belangrijk. Je zou dus kunnen veronderstellen dat er in de lerarenopleiding verhoudingsgewijze veel aandacht voor is. Jammer genoeg is dat niet in alle lerarenopleidingen het geval. Ze bepalen zelf het aantal uren Nederlands of wiskunde.”

Onze lerarenopleidingen leveren dus compleet verschillende leerkrachten af?

“Zeker. Daarom heb ik ook geen eenduidig antwoord op uw vraag: ‘Daalt het niveau?’ Ik kan alleen zeggen dat ik heel trots ben op de studenten die wij op onze hogeschool afleveren. (lacht)

“Vandaag horen we continu: ‘Voor leerkrachten is er werk in overvloed!’ Dat klopt, alleen is lesgeven zoveel meer dan louter ‘werk’. Elke leerkracht komt op een school met een bepaalde visie en een pedagogisch project terecht. Hij of zij zou zich dus ook moeten afvragen: ‘Pas ik als leerkracht in het project van de school? Ben ik het daarmee eens?’ Alleen hoor je daar zelden iets over, terwijl dat toch zeer belangrijke vragen zijn. Want ze gaan over de essentie: wat wil je als lesgever met de kinderen bereiken?

“Daar komt bij dat voor veel jonge leerkrachten vandaag onzekerheid troef is. Ikzelf weet ook niet of ik volgend academiejaar in mijn huidige hogeschool kan blijven. Ik ben er nieuw en zit nu in exact hetzelfde schuitje als zoveel andere jongere maar ook oudere leerkrachten die het aandurfden om voor verandering te kiezen.”

U koos ervoor om te veranderen van hogeschool, waardoor u al uw zekerheden verloor?

“Ik maakte in mijn carrière die keuze al een paar keer en gaf zelfs een vaste benoeming op. Ik stapte over naar mijn huidige hogeschool omdat die dichterbij huis is. Keerzijde van de medaille is dat ik nu, net als zoveel anderen, geconfronteerd word met onzekerheid. Wie in het onderwijs voor verandering kiest, wordt meteen afgestraft.

“Ik gaf les in verschillende scholen en hogescholen en bouwde zo een schat aan ervaring op. Telkens wanneer ik ervoor kies om mijn kennis en ervaringen op een nieuwe werkplek te delen, volgt die afrekening. In de privé zouden ze me een bonus geven: ‘Wow, díe vrouw heeft ervaring. Haar moeten we aan boord proberen te houden.’ In het schoolmilieu niet.

“Een oud-collega zei me ooit: ‘Jij lijdt aan de veranderziekte.’ Terwijl ik daar helemaal niet aan lijd, maar af en toe nood heb aan een nieuwe uitdaging. Onderwijs is mijn passie; die wil ik niet kwijt. Alleen is er dat logge systeem dat niet van verandering houdt, me tegenwerkt en straft als ik naar een nieuwe school verhuis. Door mijn vaste benoeming op te geven, leverde ik meteen ook flink wat voordelen in. Want het verschil tussen tijdelijk en vastbenoemd is groot. Dat hele systeem is onrechtvaardig.”

Waarom?

“Er wordt nu veel misbaar gemaakt over de instortende kwaliteit van het onderwijs, terwijl scholen geen enkele mogelijkheid hebben om een fatsoenlijk personeelsbeleid te voeren. Of een leerkracht op een school mag blijven, heeft niets te maken met het feit of hij goed kan lesgeven.

“In het basisonderwijs gingen de voorbije jaren nogal wat leerkrachten 4/5e werken. Dat was lang niet mogelijk en ik vind het prima dat het nu wel kan, alleen bezorgt het directies nachtmerries om alle gaten in de verschillende leerjaren te dichten. In de praktijk komt het erop neer dat pas afgestudeerde leerkrachten die gaten opvullen. Een jonge leerkracht hopt dan een hele week van de ene klas naar de andere, van het eerste tot het zesde leerjaar. Terwijl je voor die inspannende job eigenlijk een zeer ervaren leraar nodig hebt. Veel beginnende leerkrachten zonder eigen klas bouwen zo ook geen band op met de kinderen.

“Sommigen blijven jaren hangen in het opvullen van de gaten van de deeltijds werkende vastbenoemden. In een grotere scholengemeenschap moeten ze vaak ook van de ene school naar de andere pendelen. Voortdurend inspringen en vervangen, is niet iets wat je aan onervaren leerkrachten overlaat. Dat is iets voor collega’s met voldoende jaren op de teller. Een ervaren leerkracht kan dat aan; een onervaren leerkracht bijt er zijn tanden op stuk en haakt af.

“Als ik daar op scholen een opmerking over durf te maken, is er altijd wel een benoemde die korzelig reageert: ‘Indertijd begon ik ook met interims hier en daar.’ Ze vergeten dat de omstandigheden nu totaal anders zijn, mede door dat inmiddels stevig ingeburgerde deeltijdse werk.”

Door die onzekerheid geven jonge leerkrachten er de brui aan?

“Onderschat het aantal leerkrachten in een onzeker statuut niet. Het zijn er duizenden. Ze weten niet of ze in september op hun school kunnen blijven. Ze krijgen geen enkel antwoord; iedereen zwijgt. Sorry, hoor, maar dat is moordend. Ik voel dat ook bij mezelf. Een oud-studente vertelde me dat ze bang is om zwanger te worden. ‘Want wat dan? Dan heb ik geen job én geen zwangerschapsuitkering.’ Zo zijn er veel tijdelijke leerkrachten die hun gezinsleven on hold zetten.

“Om die onzekerheid weg te werken, besliste minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) om de minimumtermijnen voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) te halveren tot één schooljaar. Goedbedoeld, alleen heeft die maatregel een groot nadeel: directies krijgen niet meer de tijd om rustig te observeren welk vlees ze in de kuip hebben. Want willen ze die jonge leerkracht wel zo snel aan hun school vastklinken? Dat is het enige instrument voor personeelsbeleid dat ze nog in handen hebben. Eens benoemd, hebben ze over dat personeel niet veel meer te zeggen.”

Omdat er zo goed als niets ondernomen kan worden tegen een benoemde leerkracht die er de kantjes afloopt?

“TADD is niet hetzelfde als een vaste benoeming, maar is toch ook al relatief vast. Die aanstelling loopt dan af als er geen werk meer is. Bij TADD kan een directie nog altijd kiezen op basis van competentie. Bij vaste benoemingen niet meer.

“Pas op, u zal mij nooit horen zeggen dat vastbenoemden klaplopers zijn. In 2018 schreef ik een opiniestuk voor uw krant met als titel: ‘De vaste benoeming nodigt uit tot onderpresteren.’ De reacties die ik toen kreeg… Ik werd zo goed als gelyncht. ‘Hoe durft ze?!’ Terwijl ik nog nooit geschreven heb dat álle vastbenoemden minder hard werken. Al ben ik er wel zeker van dat elke leerkracht in zijn team een benoemde collega kent die minder goed functioneert. Als er dan in het begin van het schooljaar een droom van een jonge leerkracht arriveert, gebiedt het logisch verstand dat het voor de school een goede zaak is om die nieuweling de klas van de minder presterende vastbenoemde te laten overnemen. En dat er dan misschien beter ook van die onderpresterende leraar afscheid genomen wordt. Want zo werkt werk toch, niet? Alleen kan en mag dat niet in het onderwijs.”

Om zijinstromers uit de privésector aan te trekken, verhoogde minister Weyts het aantal jaren anciënniteit dat ze kunnen meenemen. Een verstandige maatregel?

“Dat kan helpen om nieuw bloed aan te trekken, alleen botsen ook zij op datzelfde systeem. Want de kans is groot dat ze achteraan in de rij mogen aanschuiven, na vastbenoemde collega’s die jonger zijn én minder presteren. Dé vraag zal dan zijn: slikken ze dat of niet?”

Heel dat systeem met vaste benoemingen moet dringend op de schop? Er moet opnieuw hervormd worden in een sector die de voorbije decennia bijna continu in hervormingsmodus was?

“De hervormingen in het onderwijs uit het verleden draaiden altijd rond curriculum en leerplannen. Nóóít gingen ze over aanpassingen van het systeem. Daar durft blijkbaar niemand aan raken. Want dan komen natuurlijk ook de verzuilde onderwijskoepels in het vizier.

“Je hoort vaak dat er nóg meer geld in het onderwijs gepompt moet worden. Volgens mij is dat niet nodig. Begin met al die tussenlagen af te schaffen van pedagogisch adviseurs, ondersteuners en god weet welke andere coaches. Er zijn nogal wat mensen actief die vanop hun bureau aan die ene leerkracht vertellen hoe hij precies moet lesgeven. Terwijl die leerkracht dat wel weet, hoor. Hij heeft daar namelijk voor geleerd. Waarom komen die adviseurs niet zelf allemaal mee les geven? Schaf dan meteen ook de koepels af, dat levert extra middelen op.

“Ik leg aan mijn studenten uit dat ze voor hun lessen rekening moeten houden met drie leerplannen: van de katholieke zuil, van steden en gemeenten en van het gemeenschapsonderwijs. Een leerplan wijst waar een leerkracht met de kinderen naartoe moet navigeren. Dat is dus ontzettend belangrijk. Mijn leerlingen moeten er zo drie leren kennen. Die leerplannen zijn door de verzuilde onderwijskoepels niet op elkaar afgestemd. Ze onder de knie krijgen, vergt van mijn studenten heel wat inspanning én energie. Dat heeft toch niets meer te maken met kwalitatief onderwijs? Want moet het over de kinderen gaan of over de koepels?

“De twee topmannen van de grootste onderwijskoepels schreven een opiniestuk in De Standaard met voorstellen om de scholen te redden (op dinsdag 7 juni – JS). Ik dacht: ‘Waarom steken jullie niet eerst de hand in eigen boezem?’ Weet u wat een uitstekend voorstel voor efficiënt onderwijs is? Maak één centraal leerplan in plaats van drie.”

Zijn de studenten waaraan u lesgeeft gemotiveerd om aan de slag te gaan?

“De mensen die bij ons beginnen, zijn gemotiveerd, maar mispakken zich soms aan de inhoud van het beroep. Ze verbazen zich dan over de hoeveelheid didactiek die ze te verwerken krijgen en staan te kijken van de kennis de ze over Frans of wiskunde moeten vergaren. Wiskunde is bij ons een ‘buisvak’, maar als leerkracht in het lager onderwijs moeten je wiskundige vaardigheden nu eenmaal véél beter zijn dan die van de kinderen in je klas.

“Veel studenten vallen in het eerste jaar af. De derdejaars zijn de écht gemotiveerden. Al vertrouwde één van hen me onlangs toe: ‘Als ik mijn diploma heb, ga ik iets anders doen.’ Ik schat dat van alle startende studenten de helft de eindmeet haalt.”

Dat zijn dan vooral vrouwen?

“Ja, en dat is niet gezond. 10 procent van de afstuderende leerkrachten voor het basisonderwijs zijn mannen. Voor het middelbaar ligt dat percentage een tikkeltje hoger. Pas afgestudeerde mannelijke leerkrachten gaan vaak aan de slag in de derde graad van het lager, om soms later door te groeien tot directeur. Als er dus al eens een man in zo’n vrouwelijk corps binnenstapt, heeft die het na een paar jaar voor het zeggen. (lacht)”

Voor de huidige malaise in het onderwijs wordt er ook met een beschuldigende vinger gewezen naar het zwaar verguisde M-decreet.

“Het is nu inderdaad bon ton om te verkondigen dat het allemaal de schuld is van het M-decreet. Ik ben het daar niet mee eens. Minder dan 1 procent van de kinderen in het buitengewoon onderwijs stapte onder impuls van het M-decreet over naar het reguliere onderwijs. In tegenstelling tot wat velen lijken te geloven, kwam er dus geen toestroom op gang. Het principe van inclusief onderwijs was trouwens helemaal juist. Het sloot naadloos aan bij de Salamanca-verklaring van de UNESCO uit 1994 die stelt dat alle leerlingen met speciale onderwijsbehoeften toegang moeten hebben tot reguliere scholen. Maar de uitvoering liet te wensen over. Zo moest er met een ondersteuningsnetwerk over de onderwijskoepels heen gewerkt worden; in de praktijk kwam daar niets van in huis. Iedereen bleef alweer in zijn eigen koepel aanmodderen.

“Het terechte en juiste M-decreet werd in de uitwerking vakkundig de nek omgedraaid. Er was ook iets mis met de manier waarop de goegemeente dat decreet interpreteerde. Zo vonden sommige ouders dat de school verplicht was om voor hun kind tot het uiterste te gaan. Dat was helemaal niet zo: de school moest redelijke aanpassingen doorvoeren, wat iets helemaal anders is dan ‘tot het uiterste gaan’. Scholen die al heel ver stonden met inclusief onderwijs en een stevige basiszorg hadden, werden overspoeld. In andere scholen waar de basiszorg op niets trok, werd inclusief onderwijs zoveel mogelijk afgehouden.”

Bent u ondanks alles optimistisch over de toekomst van ons onderwijs?

“Natuurlijk. Ik behoor niet tot degenen die jammeren dat het kalf verdronken is. Ik heb het allergrootste respect voor leerkrachten, want zij vormen de basis van onze samenleving. Zij werken met onze toekomst. Ik snap niet dat zoveel mensen dat niet willen zien. De maatschappij heeft de verdomde plicht om het kalf niet te laten verdrinken.”

Brenda Froyen

  • Geboren in 1978
  • Studeerde Germaanse filologie en haalde een bachelor lager onderwijs
  • Debuteerde in 2014 als schrijver met de autobiografische roman Kortsluiting in mijn hoofd
  • Richtte Psychosenet België op en zetelde in de Hoge Gezondheidsraad
  • Vorig jaar verscheen haar jeugdboek Een jaar met Wifi
  • Is getrouwd en heeft drie zonen

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten