‘Ik ben een optimist: binnen 50 jaar zijn er uitvindingen die onze grootste problemen zullen oplossen’
Vlak na de summer of love van 1967 verscheen De naakte aap van Desmond Morris. Het boek zorgde voor ophef, want Morris had het lef om de mens te herleiden tot de diersoort die hij in wezen is: een aap zonder vacht. 20 miljoen exemplaren en vijftig jaar later blijft de inmiddels 90 jaar oude zoöloog pal achter elk woord uit zijn everseller staan. “Het boek blijft actueel, want veel is er niet veranderd. Ons beeld is vertekend door wat we in kranten en tijdschriften lezen. Of gelooft u echt dat Mick Jagger met zijn acht kinderen bij vijf vrouwen de norm is?”
In 1967 beschreef zoöloog Desmond Morris in De naakte aap het gedrag van de mens zoals hij dertien jaar eerder dat van de tiendoornige stekelbaars beschreven had voor zijn doctoraatsthesis aan de universiteit van Oxford. “De hoofdstukindeling uit mijn thesis was dezelfde als die uit De naakte aap”, zegt hij. “Met hoofdstukken over seks, opvoeden, agressie en voedingsgewoonten. Ik bracht het gedrag van de mens in kaart alsof hij een rare diersoort is. Massaal veel mensen waren gechoqueerd, want ik had het ook aangedurfd om gedetailleerd te schrijven over copulerende mannen en vrouwen. Toch was het niet mijn bedoeling om lezers de kast op te jagen: ik beschreef het seksleven van de mens gewoon even objectief als dat van de stekelbaars. Zonder perverse bijbedoelingen.”
We zitten in het atelier van de pas 90 geworden legendarische zoöloog, schrijver én schilder, op een boogscheut van het centrum van Oxford. In de ene kamer schrijft hij, in de andere schildert hij surrealistische doeken. Zijn atelier oogt als een natuurhistorisch museum uit de negentiende eeuw, met overvolle boekenkasten tegen de wanden. Overal liggen, hangen en staan voorwerpen en beeldjes die hij op zijn vele reizen verzamelde. “U hebt een indrukwekkende mancave”, merkt de fotograaf op. Morris bulderlacht en poseert gewillig languit op de sofa met mijn oude Nederlandse editie van De naakte aap in de hand. Om de (ruim) vijftigste verjaardag van het boek te vieren, verschijnt er begin maart een nieuwe vertaling met een nieuwe titel: De kale aap. In Nederland en België is Morris’ naked ape voortaan dus niet langer naakt, maar kaal. Tot nu werden er van De naakte aap wereldwijd meer dan 20 miljoen exemplaren verkocht in allerlei vormen en maten.
Desmond Morris: “Dat succes bezorgde mij en mijn familie veel comfort, maar heeft me als mens niet wezenlijk veranderd. Ik heb De naakte aap voor de heruitgave herlezen en ik vind het even actueel als in 1967. De mens is nog steeds even creatief, onze agressiviteit staat op hetzelfde peil en ook ons seksueel gedrag is niet veranderd. Al denken jonge mensen nu wel dat hun seksleven totaal anders is dan dat van hun ouders en grootouders, terwijl dat vooral aan modetrends onderhevig is.”
Op 24 januari werd u 90. Hebt u dat uitbundig gevierd?
Morris: “De universiteit van Oxford gaf een groot feest. Dat was fijn, want mijn oude vrienden Richard Dawkins en David Attenborough waren er ook. Ik kan maar moeilijk geloven dat ik zo oud geworden ben. Ik was er altijd van overtuigd dat ik rond de millenniumwissel het bijltje erbij zou neerleggen. Ik heb me nooit veel zorgen over mijn gezondheid gemaakt. Ik vermoed dat net dat de reden is waarom ik het al zo lang uitzing. Weet u welke mensen maar weinig kans maken om relatief gezond stokoud te worden? Al die mannen en vrouwen die bezeten zijn door ‘gezonde voeding’ en het ene dieet na het andere uitproberen. Ze gaan dood van schrik en nervositeit. Want angst en stress verminderen de efficiënte werking van ons immuunsysteem. In augustus 1996 trok ik voor de BBC naar het verjaardagsfeestje van Jeanne Calment in Arles. Ze werd toen 121 en was de oudste mens ter wereld. Ik vroeg haar: ‘Hoe is dit u gelukt?’ Ze antwoordde: ‘God is me vergeten.’ (lacht)”
Klopt het verhaal dat ze een stevige rookster was?
Morris: “Ze pafte inderdaad meer dan een eeuw lang. In haar 106e levensjaar probeerde haar omgeving haar ervan te overtuigen te stoppen, waarna ze sigaretten van anderen begon te bietsen. Ze dronk goedkope rode wijn en at vettige bouillabaisse. ‘Wat is toch uw geheim?’ smeekte ik. ‘Mijn naam is Calment’, zei ze. ‘Je reste calme.’ Ze had gelijk. De sleutel voor het bereiken van een hoge ouderdom ligt in ons immuunsysteem. Angstige mensen en piekeraars ondermijnen hun immuniteit, ook al gaan ze joggen of fitnessen en letten ze als een maniak op hun voedsel. Hun angst om ziek te worden, doet hen de das om. Wil je stokoud worden? Wind je dan niet langer op, keep calm, geniet van het leven en blijf nieuwsgierig. De dag dat je jezelf geen vragen meer stelt, teken je je doodvonnis. De fotograaf moet blijven zoeken naar een beter, scherper beeld. U moet elke keer opnieuw een nóg beter artikel schrijven. Stress doodt op termijn, maar een mens heeft wel een beetje stress nodig om scherp, creatief en gedreven te blijven. Nieuwsgierigheid heeft de menselijke soort alleen maar vooruit geholpen. Ik heb in mijn leven 105 landen bezocht omdat ik ze dolgraag wou zien, niet omdat ik ze per se moést zien. Ik ben ondertussen gestopt met reizen omdat mijn vrouw bedlegerig is en ik voor haar zorg. We zijn getrouwd sinds 1952. De voorbije maanden heb ik leren koken. Ramona liet me nooit toe in de keuken. Ze was een fantastische kok en al die jaren schotelde ze me zalige gerechten voor. Ik schilder ook elke dag. Zo hou ik mijn creativiteit op peil.”
Wanneer bent u beginnen schilderen?
Morris: “Ik heb dat mijn leven lang gedaan. In totaal moet ik ongeveer 3000 doeken geschilderd hebben. In het begin raakte ik ze aan de straatstenen niet kwijt. Nu ik oud ben, beginnen mensen mijn werk te verzamelen. Ik had zelf een gigantische collectie eigen werk; die is ondertussen verkocht. Ziet u dat doek hier boven mij? Het heet The City en ik heb het in 1948 vernietigd.”
Hoezo? Het hangt hier nu toch?
Morris: “Vóór ik het originele werk vernietigde, maakte ik er een foto van. Jaren later liet ik het kopiëren. Er is een bedrijf in Thailand waar je gefotografeerde schilderijen op ware grootte kan laten naschilderen. Ze schilderen een werk exact zoals het ooit was, het is echt griezelig. Dat kostte amper 400 pond. Dat Thaise bedrijf heeft 27 kunstschilders in dienst en de man aan de telefoon zei: ‘Uw doek wordt geschilderd door onze in Duitse surrealisten gespecialiseerde medewerker.’ Als je daar goed over begint na te denken, is dat eigenlijk zeer verontrustend. Want voor een habbekrats maken ze perfecte kopieën van Picasso en Dalí.”
Waarom hebt u dat schilderij eerst vernietigd?
Morris: “Als jongeman kon ik ik me geen nieuw schilderdoek permitteren. Vlak na de oorlog was ik blut, maar ik moest en zou schilderen. Dus schuimde ik veilingen af om goedkope schilderijen te kopen, enkel voor het canvas en de kaders. Veel huizen waren gebombardeerd en de veilinghuizen verkochten inboedels aan de lopende band. Voor amper vier shilling kocht ik een lot van vier grote schilderijen. Een shilling is vandaag 40 pence of ongeveer een halve euro. In de jaren tachtig zou blijken dat een van die vier schilderijen een landschap van de 17e-eeuwse beroemde Britse schilder Thomas Gainsborough was. Ik heb dat doek toen verkocht voor 100.000 pond. Tel uit mijn winst. (lacht) Op het moment dat ik de waarde van dat ene schilderij ontdekte, was het andere veertig jaar eerder door mezelf overschilderd. Ik dacht: ‘O help, wat als dat óók een Gainsborough is?’ Het originele doek was alleszins in zijn stijl. Dus maakte ik een foto van The City, stuurde die voor een kopie naar Thailand en bracht het doek naar een restaurateur om er al mijn verf af te laten krabben. Er bleek jammer genoeg geen Gainsborough onder te zitten, en nu heb ik er ontzettend veel spijt van dat mijn werk vernietigd is.”
Wou u oorspronkelijke liever schilder dan zoöloog worden?
Morris: “Toen Wereldoorlog II woedde, zat ik op de middelbare school. Mijn school was vaste leverancier van kanonnenvoer; ik liep rond in een uniformpje en werd klaargestoomd voor het front. Gelukkig is de oorlog net op tijd gestopt en moest ik pas in 1946 aan mijn legerdienst beginnen, anders hadden wij hier nu niet gezeten. Ik zag de oudere jongens vertrekken en sneuvelen. Elke morgen las de headmaster een lijst voor van de laatstejaars die de dag en nacht ervoor gedood waren. Wij werden als jonge jongens getraind om van zodra we 18 waren andere jongvolwassenen af te knallen. Ze wilden moordmachines van ons maken. Ik was geen sportief jongentje, maar eerder een tobbende tiener. Ik zat altijd te lezen en schreef veel. Ik kwam tot het besluit dat de menselijke soort compleet waanzinnig geworden was. In een van mijn schoolopstellen schreef ik: ‘Mensen zijn apen met zieke hersenen.’ Ik walgde van het establishment en van de overheid die mensen vermoordde. Als tegenwicht was er mijn familie: thuis werd ik met veel liefde omringd. Mijn vader stierf toen ik veertien was. Het gevolg van verwondingen die hij tijdens de Eerste Wereldoorlog opliep. Hij kwam terug uit de Belgische loopgraven met één long die op halve kracht functioneerde. Als kind zag ik die sterke man wegkwijnen. Mijn haat tegen de autoriteiten, tegen het leger, de kerk en de staat, was zeer intens en is nooit verdwenen. Never. Maar mijn moeder zorgde zo goed voor mij dat ik het haar niet kon aandoen om een allesvernietigende rebel te worden. Ik kon alleen uitgroeien tot een constructieve rebel. Ik kom uit een niet al te welstellend milieu, toch droomden mijn ouders ervan dat ik dokter zou worden. Maar mensen helpen, zag ik niet zitten. Ik draaide mijn rug naar de mensheid, werd zoöloog en richtte me in mijn wetenschappelijk werk op alle andere dieren. Ik raakte geobsedeerd door de studie van het gedrag van vissen, reptielen, amfibieën en andere zoogdieren. Dat was mijn constructieve daad van verzet. Op de middelbare school vond ik in de bibliotheek een boek over het surrealisme. Ik leerde dat die stroming geboren was uit rebellie tegen de Eerste Wereldoorlog. De eerste surrealisten wezen met een beschuldigende vinger naar het establishment van toen dat miljoenen mensen over de kling joeg. Ze noemden de autoriteiten rot en corrupt en rebelleerden in de jaren twintig via hun filosofie en kunst. Ik herkende me daar in de jaren veertig volledig in en ik begon surrealistische doeken te schilderen. Dat was mijn tweede vorm van constructief verzet die ik tot vandaag blijf koesteren.”
Want u bent nog steeds een zeer productief schilder?
Morris: “In 2017 maakte ik 440 schilderijen. Ik ben zo productief omdat ik aan elk nieuw jaar begin met het besef dat het mijn laatste wordt. Ik ben te oud geworden om uit te stellen, ik kan niets meer op de lange baan schuiven. ‘Volgend jaar’ zou er wel eens niet meer kunnen zijn. Als je jong bent, denk je dat je het eeuwige leven hebt. Ik heb meer schilderijen in de 21e eeuw geschilderd dan in de 20e. Toen ik het jaar 2000 tegen mijn verwachtingen in overleefde, gaf dat een geweldige boost aan mijn productiviteit als schilder. Ik werk nu keihard om zoveel mogelijk schilderijen af te maken.
“Mijn leven lang kreeg ik opmerkingen over de combinatie van mijn werk als wetenschapper en kunstenaar. Voor mij is dat vanzelfsprekend. Als zoöloog heb ik altijd geprobeerd om het ingewikkeld wetenschappelijke naar een groot publiek te vertalen. In mijn kunst ben ik dan weer bezig met het vertalen van ogenschijnlijk simpele dingen als kleur naar een gecompliceerd beeld. Ik heb die twee leefwerelden nodig om goed te kunnen blijven functioneren. Ik lette er altijd op dat zowel de wetenschappelijke als de artistieke Desmond Morris netjes in evenwicht bleven. Toen ik vanaf 1959 acht jaar lang curator van London Zoo was en driehonderd zoogdierensoorten onder mijn hoede had, bleef ik wetenschappelijke artikels schrijven. In de weekends zat ik in mijn atelier te schilderen. Ik vind mijn dubbelleven normaal, maar sommigen mensen snappen dat niet.”
Mag ik u met uw vele documentaires en boeken over dieren en hun gedrag een pionier van de vulgarisering van de wetenschap noemen?
Morris: “Graag. Begin jaren vijftig begon ik te werken als wetenschappelijk onderzoeker aan het departement Zoölogie van de Universiteit van Oxford, bij Niko Tinbergen, de wereldberoemde onderzoeker van dierengedrag. Ik voelde toen al de behoefte om mijn werk met een breed publiek te delen. De enige die in die tijd populaire boeken over wetenschap schreef, was Julian Huxley, bioloog en broer van de dichter Aldous Huxley. Hij werd daar vanuit academische middens zwaar voor bekritiseerd en raakte er zelfs door in de problemen. Een wetenschappelijk onderzoeker die de populaire toer opging, werd door zijn collega’s met de nek aangekeken. Ik trok me daar niets van aan en in 1956 kwam ik voor het eerst op tv. Elf jaar lang presenteerde ik elke week het razend populaire Zoo Time. Zo leerde ik op een toegankelijke, begrijpelijke manier over dieren praten. Tijdens de opnames van de eerste afleveringen werd ik voortdurend terechtgewezen door de regisseur. ‘Je hebt een technische term gebruikt, is er een alternatief?’ ‘Maar ik moét dat woord gebruiken.’ ‘Nee, alle jargon vliegt eruit, zoek een eenvoudig woord.’ Dat was een harde leerschool, waar ik de rest van mijn carrière de vruchten van geplukt heb. Het stelde me in staat om aan De naakte aap te beginnen schrijven in een taal die elke gewone mens kon begrijpen.”
U schreef dat boek in vier weken.
Morris: “Er was niet meer tijd voorhanden. Ik had eerst noodgedwongen tabula rasa in mijn leven gemaakt. Elke week was er Zoo Time op ITV en om de twee weken had ik nog een dierenprogramma van een uur op de BBC. Daar kwam dan nog eens mijn curatorschap van London Zoo bij, met op dat moment de grootste zoogdierenverzameling ter wereld. Ik begeleidde ook acht doctoraatstudenten en zat in radioprogramma’s waar ik boeken besprak. Ik werkte als gek en zat in een dollemansrit. En dan was er als top of the bill die waanzinnige reis naar Rusland. In 1965 vergezelde ik onze reuzenpanda Chi-Chi naar de zoo van Moskou, waar ze zou gaan paren met de Russische panda An-An. De Koude Oorlog woedde in volle hevigheid en het duurde niet lang of de Russen waren er zeker van dat ik een spion was. Ze konden niet geloven dat die gekke Brit enkel maar naar Moskou gevlogen was om twee reuzenpanda’s te laten paren. Ik werd overal door de KGB gevolgd en mijn elektrisch scheerapparaat werd op mijn hotelkamer uiteen gehaald. Ze kregen het niet meer ineen. (lacht) Op een dag zei een van mijn ‘begeleiders’: ‘Ga een wandeling maken.’ Ik protesteerde, het vroor stenen uit de grond. ‘Nee, ga wandelen. Bezoek het winkelcentrum GOeM.’ De hele tijd werd ik gevolgd door twee kerels met de Pravda onder de arm. Toen ik door het winkelcentrum aan het kuieren was, werd ik aangesproken door een jongeman. ‘Listen very carefully’, zei hij. ‘Bent u geïnteresseerd in plannen van een geheime fabriek?’ Ik antwoordde: ‘Vandaag niet, dank u.’ (lacht) Later hoorde ik van de Britse ambassadeur dat ik veel geluk had gehad dat ik niet voor de grap ‘ja’ had gezegd. Want dan was ik opgepakt en afgevoerd voor ondervraging.”
De Russen waren paranoïde?
Morris: “Helemaal niet.”
U was echt een spion?
Morris: “Toch niet. Ik was in die tijd goed bevriend met de zoöloog Maxwell Knight. Hij was een bekende Brit met een zeer populair radioprogramma over fauna en flora waar ik ook aan meewerkte. Ik vond het bizar dat Max aan het gebouw van de BBC altijd opgehaald werd door een grote zwarte auto. Pas jaren later kwam ik te weten dat hij in werkelijkheid het hoofd was van de contraspionage van MI5. De Russen wisten dat en zij wisten ook dat ik een goede vriend van Max was. Ian Fleming noemde James Bonds baas ‘M’, en dat is geen toeval, want M is geboetseerd naar Max Knight. De KGB was ervan overtuigd dat ik een van Max’ jongens was. Met de hand op het hart: ik was dat niet. Maar die bewogen reis naar Moskou bezorgde me nog meer stress dan ik al had. Terug thuis werd ik ernstig ziek. Ik kon een paar maanden niet meer werken. Tot de dag van vandaag vraag ik me af of ze me toen hebben proberen vergiftigen. Tijdens mijn ziekte besloot ik mijn levensstijl drastisch te veranderen. Ik stopte met een tv-reeks, zei alle radiopraatjes en nevenactiviteiten af. Ik nam een maand vrij om één boek te schrijven: De naakte aap. Dat werd een zeer intense ervaring. Ik kan me nog goed mijn zwetende handpalmen herinneren toen ik het aan het tikken was.”
Was u op dat moment nog een mensenhater?
Morris: “Nee. Door tijdens de oorlog op te groeien had ik een vertekend beeld gekregen. Wie nu in Syrië woont, vindt de mens ook een gruwelijk wezen. In de sixties zag ik de mens als een uitzonderlijke soort met veel talenten en kwaliteiten. Tot voor mijn boek had trouwens niemand aandacht voor die kwaliteiten. Nu ook niet meer. In de krant lees je nooit: ‘Mijnheer Smith stond vanmorgen goedgemutst op en bracht de dag vredevol door. Hij veroorzaakte geen overlast en berokkende niemand schade.’ Dat is geen nieuws, terwijl dat geldt voor de overgrote meerderheid van de 7,6 miljard mensen op deze planeet. Het is maar een minderheid die oorlogen veroorzaakt. Natuurlijk vinden er nu gruwelijkheden plaats in Syrië en Irak, maar in 190 andere landen is het min of meer peis en vree. Toch beheersen de schurken het nieuws. De man die zijn baby vermoordt, wordt een hoofdpunt in het journaal, niet degene die zijn kind wiegt. Met De naakte aap wou ik ons vertekende beeld van de menselijke soort corrigeren.
“Een van de sterkste eigenschappen van de mens is altruïsme, ons vermogen om voor anderen te zorgen. Andere diersoorten hebben dat niet of in veel mindere mate. Altruïsme is ons niet aangepraat door religie of ethiek, maar is aangeboren. We hebben dat gedrag ontwikkeld om te kunnen overleven. Als we tienduizenden jaren geleden op jacht trokken, moesten we wel samenwerken om voldoende prooi voor de hele stam te verzamelen. Het menselijke vrouwtje is het enige zoogdier dat bereid is te paren terwijl ze nog in de moederschapsfase zit en een zuigeling heeft. Ondertussen draagt ze ook nog eens de zorg voor haar baby, peuter, kleuter, tiener en puber. Zo maakt het vrouwtje het mogelijk dat het geboortecijfer drastisch opgekrikt wordt. Vóór er sprake was van contraceptie, had het vrouwtje heel wat kinderen om voor te zorgen. Om alles te kunnen bolwerken, hielpen de vrouwtjes elkaar. De mannen gingen ondertussen samen op jacht.”
Feministes stoorden zich aan het beeld dat u van vrouwen in De naakte aap schetste en dat u nu herhaalt. De Britse wetenschapsjournaliste Angela Saini stelde onlangs in The Guardian dat u met uw ‘mannelijke arrogantie’ veel schade heeft aangericht.
Morris: “Ik vind dat zo jammer en ik word daar triest van. De feministes begrijpen me verkeerd. Zij zeggen: ‘Morris ziet de man als “machtige jager” en de vrouw als kneusje dat moest zorgen voor een gezellige thuisbasis.’ Maar mannen gingen nu eenmaal jagen omdat ze gespierder waren dan vrouwen. Als het een troost kan zijn: mannen waren minder essentieel voor het voortbestaan van de stam. In dat kleine groepje was elke vrouw wél van levensbelang, want zij zorgde voor het nageslacht. Als een man om het leven kwam, kon de stam blijven voortkweken. Maar als een vrouw stierf, kromp meteen de geboorteproductie. Het werk was zo verdeeld dat de vrouwen gewoon àlles deden, behalve de jacht. De vrouwen zaten in het centrum en de mannen als gespecialiseerde jagers in de periferie. In De naakte aap suggereer ik nergens dat vrouwen ondergeschikt zijn aan mannen. Maar feministes mogen zeggen wat ze willen: er is wel degelijk een groot psychologisch verschil tussen mannen en vrouwen. Mannen nemen risico’s en vrouwen zijn voorzichtiger en redelijker.”
Het zou dus een goede zaak zijn als in de samenleving de vrouwen de touwtjes in handen krijgen?
Morris: “Dat heb ikzelf altijd klaar en duidelijk gezegd. Mannen moeten uit de politiek geweerd worden. Ze zijn nog steeds jagers, nemen risico’s en hebben last van hun ego’s. Meer dan ooit hebben we nood aan voorzichtige vrouwelijke politici. Maar let op: op 100 vrouwen zijn er 8 mannelijker dan de mannelijkste man. In een door mannen beheerste politieke wereld zag een mannelijke vrouw zoals Margaret Thatcher haar kans schoon om de macht te grijpen. Ze trok vervolgens bloedig ten strijde tegen de Argentijnen tijdens de Falklands-crisis. Gelukkig zijn er ook vrouwelijke mannen aan wie we prachtige gevoelige gedichten te danken hebben. Door de verstedelijking speelden vrouwen hun centrale rol in de stam kwijt en grepen mannen de macht. Het centrum van de stad werd hun jachtgebied. Ze joegen daar niet op dieren, maar op contracten en zakendeals. Het stadscentrum werd gedomineerd door mannen, terwijl vrouwen in de voorsteden weggestopt zaten. Natuurlijk voelden de dames zich daar niet gelukkig mee, want ze waren hun centrale rol in de maatschappij kwijt. Het feminisme is dus best zinvol, alleen trekken feministes niet ten strijde voor iets nieuws, maar voor iets heel erg oud: het herstel van hun geboorterecht als centrale kracht.”
In 1967 sprak u op het einde van De naakte aap uw angst uit over de snel groeiende wereldbevolking.
Morris: “Ik was daar toen al erg bezorgd over, en kijk waar we nu zijn aanbeland. In 1967 liepen er 3000 miljoen mensen op de planeet, nu 7,6 miljard. Die razend snelle aangroei zet steeds meer druk op het traditionele gezin van man, vrouw en kinderen en dat baart mij zorgen.”
Dat traditionele gezin hebben we toch al lang achter ons gelaten? Het beeld van het gezin uit De naakte aap is erg jaren zestig: met een gehuwde man en vrouw die levenslang samenblijven. Nu groeien heel wat kinderen toch op in nieuw samengestelde gezinnen?
Morris: “Zoveel is er echt nog niet veranderd, hoor. Uw beeld is vertekend door wat u in kranten en tijdschriften leest. Of gelooft u echt dat Mick Jagger met zijn acht kinderen bij vijf vrouwen de norm is? U moet eens naar de eilanden in de Stille Oceaan reizen: daar ziet u de zegeningen van een gelukkig familieleven met eigen ogen. Natuurlijk is het in een drukke grootstad met veertig miljoen inwoners veel moeilijker om gewone familiale verbanden in stand te houden. Toch sta ik ervan te kijken dat er ondanks al die drukte en stress nog zoveel gelukkige gezinnen zijn. Akkoord, er zijn meer scheidingen dan vroeger, maar veel koppels blijven samen en leiden een harmonieus bestaan. Alleen komen zij niet in het nieuws.”
Ondertussen is er ook de klimaatverandering. In 1967 was daar nog geen sprake van.
Morris: “Maar er is altijd klimaatverandering geweest. Er was nooit een periode zonder. De ijstijd was niets anders dan klimaatverandering. We hebben een hele serie ijstijden gekend.”
De huidige klimaatverandering hebben we zelf gecreëerd.
Morris: “Dat wordt ons verteld. Ik zeg niet dat wij er geen rol in spelen, maar het is ook een feit dat zonder menselijke inbreng het klimaat ooit veel ingrijpender dan nu wijzigde. Het is gewoon niet stabiel. Nu krijgen we een warmere periode, maar binnen afzienbare tijd zitten we misschien terug in zo’n ijstijd. Hét probleem is de globale vervuiling. Samen met de stijgende wereldbevolking groeit de afvalhoop. Toen mijn zoon Jason tien was, toonde ik hem Afrika. We zagen olifanten, giraffen, neushoorns, leeuwen. Jason is nu 50 en in veertig jaar tijd is tachtig procent van de Afrikaanse wilde dierenpopulatie uitgestorven. Er blijft maar twintig procent meer over van wat wij toen zagen. Dát is schrikwekkend.”
U ziet de toekomst somber in?
Morris: “Helemaal niet. Ik ben een uitgesproken optimist. De mens beschikt over een inventief stel hersenen en zoekt altijd oplossingen voor alle grote problemen waarmee hij geconfronteerd wordt. Geen enkel zoogdier is even innovatief als wij. Het geeft me hoop dat sommige superrijken hun fortuin investeren in goede doelen. Ik voel veel bewondering voor Bill Gates: hij stopt miljarden dollars in medisch onderzoek. Ik voorspel dat er binnen vijftig jaar uitvindingen zullen zijn die de grootste ellende zullen oplossen.”
U zal niet veel meer van die toekomst meemaken.
Morris: “Dat vind ik heel jammer. Of ik bang ben voor de dood? Woody Allen zei ooit: ‘Ik vind sterven niet zo erg, ik wil er alleen niet bij zijn als het zover is.’ Dat geldt ook voor mij. Ik weet dat ik niet veel tijd meer heb, daarom telt elke seconde. Elke dag moet ik een tekening of schilderij maken, of iets schrijven. Ik ga meestal nooit voor vier uur ’s nachts naar bed.”
Hoe wil u na uw dood herinnerd worden?
Morris: “Als een schrijver met een bestseller in de top 100 aller tijden. Maar ook als een kunstenaar met een schilderij in de Tate. Want die combinatie is uniek.”
Desmond Morris, De kale aap, Atlas Contact, 224 blz., 24,99 euro
Tekst: (c) Jan Stevens
Foto’s: (c) Veerle Van Hoey