‘Macht interesseert me niet, impact wel’
Met de informatie die het Europees Milieuagentschap (EMA) onder leiding van Hans Bruyninckx verzamelt, stippelt Europa haar klimaat- en milieubeleid uit. Bruyninckx’ wereldwijde invloed zal de volgende jaren samen met de temperatuur enkel stijgen. Over de toekomst is hij niet al te pessimistisch. “Wie vijf jaar geleden zei dat met ontploffingsmotoren in auto’s dringend komaf gemaakt moet worden, werd gecatalogeerd als radicale zonderling. Nu klinkt dat als een realistische stap op weg naar een koolstofarme economie.”
Vanuit het raam van zijn kantoor kijkt Hans Bruyninckx (53) uit over het ooit zo statige, maar nu tot een bouwput herschapen Kongens Nytorv-plein in het hart van Kopenhagen. Op zowat alle grote pleinen in de Deense hoofdstad zijn bulldozers duchtig aan het graven. “Ze bouwen aan een gesofisticeerd metronetwerk”, zegt de voormalige professor internationale milieupolitiek. “Onder dit plein komt een station. De Denen sparen kosten noch moeite om van Kopenhagen een leefbare, duurzame stad te maken. Koning auto heeft hier al jaren niet veel meer in de pap te brokkelen.”
Sinds juni 2013 is Hans Bruyninckx directeur van het in Kopenhagen gevestigde Europees Milieuagentschap (EMA). Onder zijn leiding verzamelen de tweehonderd medewerkers van het EMA wetenschappelijke kennis over de toestand van de planeet. Hun rapporten vormen de basis voor het Europese klimaat- en milieubeleid. “Dertig jaar geleden focuste dat beleid zich op proper water en schone lucht en werd vooral de industriële vervuiling geviseerd”, zegt hij. “Vandaag bepaalt het milieu – en klimaatbeleid mee hoe onze toekomstige samenleving eruit zal zien.”
De klimaatverandering heeft alles op scherp gezet?
Hans Bruyninckx: “Ja, maar ook het verlies aan biodiversiteit drukt ons met de neus op de feiten. Wereldwijd staat ons zogenaamde ‘natuurlijk kapitaal’ zwaar onder druk door de aantasting van de biodiversiteit en de ecosystemen. Die worden verder uitgeput en de kwaliteit van onze leefomgeving raakt steeds meer aangetast. Eén van de grootste bedreigingen is de oprukkende ‘versnippering’. Daarmee bedoel ik de aanleg van wegen, van een continu groeiende infrastructuur die dwars door natuurgebieden loopt, waardoor grote gebieden van elkaar losgekoppeld worden en versnipperd raken. De klimaatverandering is inderdaad een niet te onderschatten probleem, maar we vergissen ons als we ons enkel daarop zouden concentreren. Het gaat zowel over het klimaat als over de biodiversiteit, en over de link tussen die twee. Een mooi voorbeeld zijn de oceanen die een zeer belangrijke rol spelen in de klimaatregeling en tezelfdertijd erg gevoelig zijn voor klimaatveranderingen. Onze oceanen herbergen een enorme biodiversiteit waar we nog veel te weinig over begrijpen. Of neem de bossen: ze zijn van levensbelang voor de biodiversiteit en zijn minstens even belangrijk voor de koolstofkringloop en de klimaatregeling. Zowel het klimaat als de biodiversiteit hebben zwaar te lijden onder onze allesbehalve duurzame systemen van produceren en consumeren. De manier waarop we energie opwekken, ons hele voedselsysteem, onze mobiliteit, de inrichting van onze steden, de productie van onze kledij… We gebruiken teveel grondstoffen en houden ze daarna niet lang genoeg in de economische cyclus.”
We consumeren te veel op weinig doordachte wijze?
Bruyninckx: “Wereldwijd zal de consumptie alleen maar toenemen: binnenkort zijn we met tien miljard, allemaal mensen die net als wij òòk recht hebben op een goed leven. Dat is enkel mogelijk als we veel efficiënter omgaan met onze grondstoffen. Nu maken we een product, gebruiken dat heel even, gooien het weg en recycleren nauwelijks iets. Veel producten gaan niet lang mee, worden niet hersteld maar gedumpt. Kostbare grondstoffen verdwijnen zo uit de kringloop. Daar moet snel verandering inkomen: we moeten evolueren naar een circulaire economie met een gesloten kringloop. Hetzelfde geldt voor energie: we gebruiken te veel en er gaat ook veel verloren. Er is nog flink wat werk aan de winkel om onze energie-efficiëntie op te krikken.
“Onze huidige manieren van consumeren en produceren putten de kwantiteit en kwaliteit van de natuurlijke hulpbronnen verder uit. Gelukkig groeit de bewustwording snel, want milieubeleid gaat niet langer alleen over planten en dieren, maar over onze hele samenleving, inclusief de economie. Milieu en klimaat blijken ook de ‘harde sectoren’ te beïnvloeden en bepalen mee het totale beleid. Het is de taak van ons agentschap om het Europese beleid te onderbouwen met kennis over de toestand van het milieu.”
Waar halen jullie die kennis?
Bruyninckx: “Belangrijk voor ons zijn de waarnemingen in de verschillende Europese lidstaten over de kwaliteit van het water, de lucht en de bodem. We koppelen die aan gegevens over mobiliteit, energie en de gezondheid van de burgers. We krijgen onze informatie van officiële instanties die zich aan de Europese regelgeving houden. Maar ook van Eurostat, het Joint Research Center (JRC), universiteiten en semi-publieke organisaties zoals in Vlaanderen de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO).”
Werken jullie samen met actiegroepen zoals Greenpeace?
Bruyninckx: “Wij werken in de eerste plaats nauw samen met ons Europese netwerk, met al die Europese instanties die vertegenwoordigd zijn in onze raad van bestuur: het Europese Parlement, de Europese Commissie en de lidstaten. Daarnaast onderhouden we contacten met de belangrijkste Europese milieuorganisaties, zoals The European Environmental Bureau (EEB), BirdLife International en Greenpeace Europe. Ik ontmoet hun afgevaardigden regelmatig op meetings in Brussel en ze vragen me soms om op hun jaarvergadering te spreken. Ik praat ook met vertegenwoordigers van de industriële koepels. Zo gaf ik voor de autosector lezingen over mobiliteit, voor de chemiesector over scheikundige vervuiling en voor de landbouwsector over ons voedselsysteem. Dat hoort bij mijn job.”
Mag u in uw positie nog klaar en duidelijk zeggen wat u zelf vindt over de toestand van het milieu?
Bruyninckx: “Ik heb bewust de overstap gemaakt van professor aan de universiteit naar directeur van het EMA en was me heel goed bewust van de consequenties, maar ik ben en blijf Hans Bruyninckx. Het was een lange sollicitatieprocedure in zeven rondes waarin alle mogelijke ideeën over het milieu aan bod kwamen, maar waarin ook gepraat werd over hoe een organisatie zoals deze geleid moet worden. Ze weten dus waarvoor ik sta.
“Een deel van de selectie gebeurde onder leiding van de Europese Commissie. De finale beslissing werd genomen door ons management board waar de lidstaten, het parlement en de commissie in zetelen. Ik had een interview met de twee commissarissen waar wij vooral mee samenwerken en moest voor het Europees Parlement verschijnen waar ik drie uur lang door de volksvertegenwoordigers op de rooster gelegd werd. Als ik daar de mist was ingegaan, had ik hier nu niet gezeten. Maar uiteraard ben ik nog steeds ‘mezelf’. Van zodra ik het gevoel heb dat ik zaken moet verkondigen waar ik niet achtersta, kan ik beter iets anders gaan doen.”
Waarom wou u deze job zo graag?
Bruyninckx: “Omdat dit de beste plek ter wereld is om kennis tot bij de Europese beleidsmakers te brengen. Wat wij hen aan informatie aanbieden, vormt de basis voor het milieu- en klimaatbeleid dat zij uitstippelen. Voor 28 landen zijn die maatregelen en afspraken bindend. IJsland, Noorwegen, Zwitserland, Liechtenstein en Turkije zijn ook lid van EMA en de zes westelijke Balkanlanden werken met ons mee. Een netwerk zoals het onze bestaat nergens anders ter wereld, ook niet in Noord-Amerika of Azië. Ik vind het een onwaarschijnlijk voorrecht dat ik deze functie mag uitoefenen. De tweehonderd mensen die hier werken, behoren allemaal in hun domein tot de top. Ze komen uit meer dan dertig landen. Als we hier ’s morgens binnenstappen, worden we Europeaan. Wij werken mee aan het meest geïntegreerde en meest vooruitstrevende milieu- en klimaatbeleid van de hele planeet. Dat is toch fantastisch?”
Zitten we in vergelijking met vier jaar geleden niet in een totaal ander Europa en in een andere wereld? Want ondertussen was er de brexit en de verkiezing van Donald Trump, een wereldleider die het klimaatbeleid niet zo heel erg genegen lijkt te zijn.
Bruyninckx: “Dat laatste is een overstatement. (lacht) De wereld is in verandering, net als de context waarin wij werken. Europa gaat door een moeilijke periode en wordt geteisterd door verschillende crisissen. Wij voelen dat hier ook. Want doordat het moeilijkere tijden zijn, worden er politieke keuzes gemaakt. Zo moeten we elk jaar afscheid nemen van personeelsleden als gevolg van het Europese bezuiningingsbeleid.
“Tot hiertoe zijn het Verenigd Koninkrijk en Turkije nog steeds volledig lid van onze organisatie. Hoe de toekomst eruit zal zien, is onduidelijk; dat is nu eenmaal eigen aan werken in een politieke omgeving. Ook onder Trump blijven we regelmatig contact onderhouden met de collega’s van onze Amerikaanse zusterorganisatie het United States Environmental Protection Agency (USEPA). De omstandigheden zijn veranderd, waardoor het er niet makkelijker op wordt.”
Terwijl de toestand steeds ernstiger én hopelozer lijkt te worden?
Bruyninckx: “De toestand is ernstig, maar u mag niet onderschatten wat er intussen allemaal gebeurd is. Tien jaar geleden, in volle kredietcrisis, werden onze thema’s klimaat en milieu on hold gezet. ‘We hebben nu even andere katten te geselen.’ Sindsdien is er toch veel veranderd. Ik ben hier begonnen in 2013, en niet zoveel later was er het klimaatverdrag van Parijs en introduceerde de Europese Commissie haar plan voor een kringloopeconomie. Dat is zonder overdrijving een compleet nieuwe langetermijnvisie op duurzaam produceren en consumeren. Dan is er ook nog de verdere ontwikkeling van het Europese klimaatbeleid en zijn er de lange termijnplannen voor een Europese Energie-Unie die betaalbare, duurzame én klimaatvriendelijke energie mogelijk moeten maken. U mag ook de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties niet vergeten die tegen 2030 gerealiseerd moeten zijn. En dan is er ook nog het Zevende Milieuactieprogramma van Europa dat loopt tot 2020, met een sterke visie gericht op 2050. Ik wil maar zeggen dat er ondanks de moeilijke omstandigheden en de tegenwind toch voldoende politiek en intellectueel kapitaal in Europa voorhanden is om een ambitieus milieu- en klimaatbeleid uit te bouwen. De kennis die wij verzamelen, speelt daar een voorname rol in. ‘Op basis van onze informatie is er vooruitgang waar te nemen, maar de uitdagingen blijven zeer groot.’ Waarna het aan de beleidsmakers is om bij te sturen. U zou me niet zo enthousiast over mijn werk horen vertellen als ons agentschap getroffen zou zijn door een volledige shutdown en standstill.”
Niet zo lang geleden kwamen vertrouwelijke mails aan de oppervlakte waaruit blijkt dat chemiereus Monsanto een aantal wetenschappers heeft proberen te beïnvloeden in het onderzoek naar onkruidverdelger glyfosaat. Sommige academici waren niet ongevoelig voor de avances van de multinational. Hoe kunt u er zeker van zijn dat de informatie betrouwbaar is die u van allerlei instellingen krijgt?
Bruyninck: “In Europa wordt glyfosaat opgevolgd door twee gespecialiseerde agentschappen die met een heel netwerk van wetenschappers werken: het Europese Voedselagentschap in Parma en het European Chemicals Agency in Helsinki dat overigens ook geleid wordt door een Vlaming. In ons eigen Milieuagentschap wordt alle inkomende informatie grondig gecheckt. Onze dataspecialisten volgen daarvoor een handleiding die we Quality Checking and Quality Assures of QCQA gedoopt hebben. Ze laten algoritmen op de data los en merken het snel als er iets schort aan de kwaliteit. We werken intens samen met oficieel aangestelde specialisten uit de lidstaten die ons begeleiden met het opstellen en ijken van onderzoeks- en rapporteringsmethoden. Voor we een rapport publiceren, laten we het vaak nalezen door academici. Al onze rapporten kunnen door iedereen gelezen en gecontroleerd worden. We weten dat ze door veel wetenschappers gedownload worden. Zij gaan aan de slag met de door ons verzamelde informatie en als ze op fouten of twijfelachtige gegevens stoten, zullen ze ons dat heel snel laten weten. Last but not least is er de politieke controle. Alles wat ik in het openbaar zeg over een lidstaat, wordt aandachtig gevolgd. Bij de minste fout die ik maak, krijg ik meteen een reactie. ‘Wat u daar verkondigt, is fout mijnheer Bruyninckx. Wij hebben andere gegevens.’ In de vier jaar dat ik hier nu zit, is dat overigens nog nooit gebeurd. Dat komt net omdat wij zo uitermate zorgvuldig te werk gaan. We kunnen ons geen fouten of vergissingen permitteren. Want van zodra we de reputatie krijgen dat onze gegevens niet te vertrouwen zijn, is onze rol uitgespeeld. Onze basis wordt gevormd door de betrouwbaarheid van onze informatie. Als er onzekerheid over sommige gegevens bestaat, zullen we dat altijd meedelen. In de wetenschap komt dat trouwens vaak voor. ‘Op basis van die gegevens is dit de boven – en ondergrens van betrouwbaarheid’, staat er dan. Zo werkt wetenschap en zo werkt kennis. Ik kan er niet genoeg op hameren: voor ons is transparantie van levensbelang.”
Tegenwoordig zijn heel wat professoren aan universiteiten ook actief als ondernemer in start-ups, waardoor ze commerciële belangen krijgen.
Bruyninckx: “Daar doe ik liever geen uitspraken over. Er kan altijd een belangenconflict in de lucht hangen. Je weet nooit wat je medewerkers in hun vrije tijd uitspoken, met wie ze getrouwd zijn of waar ze in beleggen. Vandaar ook dat er bij ons strenge en duidelijke procedures van kracht zijn. Alles moet hier aangegeven worden; dat heeft het grote voordeel van de duidelijkheid. Ik heb zelf aan de KULeuven gewerkt en ik weet dat er een dienst is waar professoren hun consultancy-opdrachten aan moeten rapporteren. Ik stelde me aan de universiteit altijd compleet onafhankelijk op.”
Komen er vaak lobbyisten bij u over de vloer?
Bruyninckx: “Bijna nooit. Het EMA is een kennisinstelling en maakt het beleid niet. Hier in Kopenhagen zitten we trouwens veraf van de Brusselse scene, the Brussels bubble. (lacht) Wij stemmen over helemaal niks, waardoor wij niet interessant zijn voor lobbyisten. Als er dan toch al eens een lobbyist komt aankloppen, ben ik heel duidelijk: ‘Sorry, u zit op de verkeerde plek. Wij spreken de nieuwe normen niet af, daarvoor moet u bij de commissie in Brussel, of in het parlement zijn.'”
Krijgt u vaak politici op bezoek?
Bruyninckx: “Nogal wat Europarlementariërs, dat zijn dan mensen die rapporteur zijn over een bepaald thema. Wij bieden hen ondersteuning aan. Ik ben regelmatig in Brussel en dan ontmoet ik, uiteraard, mensen uit het beleid: politici, hoge ambtenaren en ook lobbyisten. Dat is nu eenmaal deel van mijn werk. Niet om mee beleidskeuzes te maken, maar om de nodige informatie te leveren. We zijn volstrekt neutraal en maken geen onderscheid in politieke kleur. Als iemand van om het even welke fractie beroep doet op kennis van onze experts, leveren we die.”
Wie het milieubeleid écht wil beïnvloeden, kan misschien beter proberen om de grondstof van dat beleid, de kennis, te beïnvloeden?
Bruyninckx: “Onze procedures en regels om die kennis op te bouwen, zijn superstreng, hoor. Het is niet zo dat om het even wie hier kan binnenstappen en een rapport op tafel kan gooien met de boodschap: ‘Goeiemiddag, ik heb wat nieuwe, “alternatieve” kennis voor jullie. Misschien kunnen jullie die ooit wel eens gebruiken in een rapport.’ Zo werkt het niet.”
Sinds de verkiezing van Donald Trump zijn de ‘alternatieve feiten’ aan een opmars bezig.
Bruyninckx: “Kennis is geen kwestie van geloof. Kennis is kennis.”
Het lijkt toch alsof er in de VS nu beleid wordt uitgestippeld op basis van onzin?
Bruyninckx: “Precies daarom is het zo een voorrecht om in een Europese context deze job te mogen doen. Onze collega’s van de USEPA zijn het al jaren gewoon om op dezelfde manier kennis te vergaren als wij. Nu worden zij geconfronteerd met een existentieel probleem. Gelukkig is het beleid in Europa sterk gelinkt aan kennis, evidence-based policy making heet dat in het jargon. Ik denk niet dat het hier snel zal veranderen.”
Niemand had ook verwacht dat de Britten vaarwel zouden zeggen aan Europa.
Bruyninckx: “Nee, dat klopt. Niemand weet of na de brexit het Verenigd Koninkrijk lid zal blijven van onze organisatie. Ik hoop van wel, al was het maar omdat de Britten in ons vakgebied heel belangrijk zijn als partner in het verzamelen van kennis.”
Heeft u in uw functie meer invloed dan een politicus? Uw werk hier bepaalt misschien meer het Europese beleid dan dat van een doorsnee Europarlementariër?
Bruyninckx: “Ik denk niet dat het veel zin heeft om precies te proberen bepalen wie het meeste invloed heeft. Beleid is het resultaat van veel verschillende vormen van informatie of overleg. Wij zijn een radertje in het grote geheel, maar we nemen ons werk wel heel serieus. Onze kennis is betrouwbaar en relevant. We kunnen ook goed inschatten wanneer we wat precies moeten aanleveren. Het is heel belangrijk dat je als kennisinstelling het ritme van de politiek en het beleid perfect kunt aanvoelen.”
U kent de bureaucratie op uw duimpje?
Bruyninckx: “We moeten niet alleen de bureaucratie goed kennen, maar ook de politieke cyclus aanvoelen. We moeten de kennis zo presenteren dat degene die ze kan gebruiken, onmiddellijk ziet waar de toepassingen zitten.”
U stuurt de politici dus eigenlijk een beetje met de manier waarop u hen uw kennis brengt?
Bruyninckx: “Natuurlijk. Als we met Europese topexperts over luchtkwaliteit praten, hebben we het over ppm’s, microgrammen en NOx en SOx. Als we met mensen praten die de grote beleidslijnen voor de volksgezondheid uitzetten, laten we NOx en SOx achterwege. We kunnen niet anders dan onze informatie framen in de taal en de context van de mensen waarmee we spreken. Daarom besteden wij zeer veel aandacht aan communicatie. Met framen bedoel ik dus niet: ‘verkopen’.
“Wetenschappers hebben er geen enkel probleem mee dat wij kennis framen. Integendeel, want onze teksten, lezingen, rapporten zijn altijd op solide wetenschappelijke waarnemingen gebaseerd. We krijgen lof omdat het ons lukt om onze informatie zo te verpakken dat iedereen naar ons luistert. Dat is toch heel belangrijk? Een paar weken geleden was er in Brussel een conferentie over geluid, wat een zeer complex probleem is. Als je daar technisch over begint te spreken en ingewikkelde grafieken projecteert, beland je meteen in een uiterst moeilijk debat en haken mensen af. Je moet die moeilijke materie dus vertalen in zinnen en beelden die iedereen begrijpt.”
Bent u een machtig man?
Bruyninckx: “Macht interesseert me niet, impact wel. Met de kennis die wij in Europa aanleveren, oefenen we behoorlijk wat invloed uit op een aantal processen. Wij streven die impact niet na vanuit de behoefte om de grootste en de sterkste te zijn. Dit werk is geen hobby waar we allemaal ontzettend veel lol aan beleven. Nee, wij werken hier rond zeer serieuze thema’s; onze mensen zijn zich daar heel goed van bewust.”
Want uiteindelijk gaat het over het redden van de planeet?
Bruyninckx: “Misschien eerder over het veilig stellen van ons ‘goede leven’ op lange termijn. Ik geloof sterk in ons agentschap en in de rol die wij spelen. Ik ben de voorzitter niet van de commissie of het hoofd van een belangrijke fractie in het Europees parlement. Ik ben hier directeur en het is mijn verantwoordelijkheid om vanuit deze functie zoveel mogelijk impact te hebben. Eerlijk gezegd vind ik dat we dat op dit moment behoorlijk goed doen. We krijgen goede reacties vanuit de Europese instellingen en de lidstaten, maar ook van anderen daarbuiten.”
Wordt u zelf nooit wanhopig van de onderzoeksresultaten die u binnenkrijgt? Denkt u nooit: ‘De apocalyps is nabij’?
Bruyninckx: “Een aantal tendensen zijn niet zo gunstig, maar ik heb dat nooit anders geweten. Ik werk al mijn hele loopbaan rond de milieuproblematiek. Sommigen raken daardoor verpletterd; anderen voelen het gewicht van de hele wereld op hun schouders rusten. In plaats van mij erdoor te laten ontmoedigen, zoek ik vanuit al die kennis naar hefbomen om de zaak positief te laten kantelen. Ik ben toch iets optimistischer dan vijf jaar geleden. Zo breekt hernieuwbare energie wereldwijd veel sneller door dan voorspeld was. Niet alleen in Europa, maar ook in een land als China, waar er gigantisch veel in geïnvesteerd wordt. Wie vijf jaar geleden zei dat met ontploffingsmotoren in auto’s dringend komaf gemaakt moet worden, werd gecatalogeerd als radicale zonderling. Nu klinkt dat als een realistische stap op weg naar een koolstofarme economie. Ook de financiële markten krijgen interesse in climate en green financing.”
Dat is dus niet hetzelfde als: terug naar de natuur en leve de geitenwollensokken?
Bruyninckx: “Bijlange niet. Voor alle duidelijkheid: ik heb nooit geitenwollensokken gehad en zal die ook nooit dragen. (lacht) Ik ben geen naïeve dromer. Het gaat niet over gerommel in de marge, maar over de kern van de zaak: over fundamentele transities in onze samenleving, zoals bijvoorbeeld een ander energiesysteem. Kopenhagen wil de eerste klimaatneutrale hoofdstad van de wereld worden en Zweden het eerste klimaatneutrale land. Dat visionaire spreekt mij enorm aan. Het gaat niet langer over het voorspellen van de toekomst maar over het vormgeven ervan, en dat op een realistische wijze. We weten dat we dringend de broeikasgasuitstoot moeten afbouwen en dat we de verdere afbraak van ecosystemen en biotopen een halt moeten toeroepen. Martin Luther King veranderde de VS niet door te jammeren: ‘I have a nightmare’, maar met: ‘I have a dream.’”
Moet er niet dringend een wereldmilieuagentschap komen?
Bruyninckx: “Er is internationaal al een grote samenwerking. Wij zijn gekoppeld aan het United Nations Environment Program (UNEP) en delen zo kennis met 54 landen in Europa. Energie- en voedselsystemen kennen een globale dynamiek. Wij hebben dus zeer veel aandacht voor globalisering. De voorbije twintig jaar heeft de mensheid geglobaliseerde systemen van produceren en consumeren ontwikkeld die allesbehalve duurzaam zijn. Wij onderzoeken hoe we kunnen vermijden dat we daarin vastgeklikt geraken, en hoe we het mogelijk kunnen maken dat we locked in geraken in duurzame systemen en processen. Het lokale is belangrijk, maar ons terugplooien op onszelf, zelfs al gaat het dan nog over het Europese continent, is niet verstandig. Vandaar ook het belang van het akkoord van Parijs.”
Uw mandaat loopt af in 2018. Stel dat het niet verlengd wordt, overweegt u dan een carrière in de politiek?
Bruyninckx: “Ik heb geen enkele ambitie om in de politiek te gaan. Je moet jezelf goed kunnen inschatten. Ik denk niet dat ik een goed politicus zou zijn. Ik was professor politieke wetenschappen en heb nu een functie die zeer dicht staat bij het beleid en de politiek. Mensen zeggen me vaak: ‘Als je spreekt, klink je zeer politiek zonder een politicus te zijn.’ Mijn hele loopbaan draait rond kennis. Dat is mijn roeping.”
Pendelt u vaak tussen Kopenhagen en Brussel?
Bruyninckx: “Ja. Deze job heeft een serieuze impact op mijn gezinsleven en voor ik eraan begon, heb ik daar met mijn vrouw afspraken over gemaakt. Als ik in het weekend in België ben, werk ik niet. Ik ben wel bereikbaar als het dak hier bij wijze van spreken instort of de comissaris me dringend nodig heeft, maar ik neem geen dossiers mee naar huis. Tijdens de week is dit een intense job die volledige toewijding vereist. Dit is geen baan voor mensen die niet stressbestendig zijn. Je kan door een golf overspoeld worden of je kan erop surfen. Meestal slaag ik erin om te surfen op de golf van wat er allemaal op me afkomt. Drie dagen per week ben ik hier in Kopenhagen, twee dagen vertoef ik elders in Europa. Je kan geen Europese functie uitvoeren als je in je kantoor blijft zitten. De lidstaten verwachten heel terecht dat ik regelmatig langskom en aandacht aan hen besteed.”
U heeft dus een stevige ecologische voetafdruk.
Bruyninckx: “Iedereen in de Europese Unie met dit soort functie heeft een grote ecologische voetafdruk. In vergelijking met mijn voorgangster heb ik het aantal reisdagen en kilometers zo goed als gehalveerd. Alle medewerkers van ons agentschap reizen een pak minder omdat ik een pleitbezorger ben van technologische communicatiemiddelen zoals conference calls. Elke kilometer die we vliegen compenseren we via de beste carbon offsetting-programma’s. Maar ik vlieg veel, dat is zeker waar, en dat wringt soms. Alleen raak je met de roeiboot of de fiets niet tot in Bulgarije, Malta, Portugal of IJsland.”
Tekst: (c) Jan Stevens
Foto’s: (c) Veerle Van Hoey