“Osama is de meest beleefde mens die ik ooit ontmoet heb”
Jarenlang vocht de Libiër Noman Benotman aan de zijde van Al Qaida. Als oprichter en leider van Al-Jama’a al-Islamiyyah al-Muqatilah bi-Libya, a.k.a. Libyan Islamic Fighting Group (LIFG), onderhield hij nauwe contacten met strijdmakker Osama bin Laden. Na 9/11 sloeg de twijfel toe en een tijd later zei Benotman de radicale islam vaarwel. Vandaag leeft hij in Londen, waar hij voorzitter is van de antiradicaliseringsdenktank Quilliam. “Osama was een lichtgewicht. Het drong niet tot hem door dat je maar beter het machtige Amerika te vriend houdt als je je vijanden in het Midden-Oosten wil verslaan.”
Afspreken met Noman Benotman (51) is als afspreken met een Russische spion op Novitsjok-missie. “Wacht om drie uur aan de uitgang van metrostation Piccadilly Circus”, mailt Benotmans assistent een dag voor het interview. Waarna onze man ter plaatse op de dag van afspraak moet vaststellen dat er metro-uitgangen zijn op zowat elke hoek van het immense Piccadilly. Klokslag drie rinkelt de telefoon. “Steek uw hand op. Dan zie ik aan welke metro-uitgang u staat.” Een paar minuten later kom Benotman out of the blue te voorschijn, een pikzwarte iPhone X tegen zijn oor aandrukkend. “Een straat verder is een boekhandel met een koffiebar. Daar kunnen we rustig praten. Volg me”, zegt hij en zet er meteen stevig de pas in op zijn wijnrode handmade shoes uit Savile Row.
Het interview is nog maar een paar minuten bezig wanneer een jonge vrouw op handen en voeten onder ons tafeltje kruipt. Benotman veert als een duivel uit een wijwatervat recht en stoot het melkkannetje om. “Kan ik u ergens mee helpen?”, bijt hij de vrouw toe. “Ik werk hier en check gewoon iets”, antwoordt ze verschrikt. “U wil ons toch niet opblazen?” vraagt hij dreigend. Ze schudt het hoofd, verontschuldigd zich en duikt demonstratief onder het tafeltje van de buren.
Bent u bang voor een aanslag op uw leven?
Noman Benotman: “Ik heb bewijzen dat er mensen tegen mij aan het samenzweren zijn. Gelukkig leven zij buiten Groot-Brittannië. Als ik naar het buitenland ga, heb ik lijfwachten in dienst. Ik heb daar ondertussen mee leren leven. Alleen gun ik de terroristen die mij uit de weg willen ruimen liever niet te veel aandacht. Ik wil ze mijn bestaan niet laten binnendringen en ik wil niet dat ze mijn doen en laten bepalen, want dat is net hun doel. Ik wandel door de straten van steden over de hele wereld; niemand zal dat verhinderen. Maar ik moet altijd voorzichtig zijn, waakzaam en alert.”
Als voorzitter van Quilliam onderzoekt en bestrijdt u het jihadisme. Ooit was u nochtans zelf een jihadi. Zo voerde u in de jaren tachtig mee de heilige oorlog tegen de sovjets in Afghanistan.
Benotman: “Dat is wel heel lang geleden, vindt u niet? Ik heb trouwens een probleem met uw interpretatie van ‘heilige oorlog’. Dat is een westerse, christelijke term. U mag die niet zomaar verplaatsen naar het Midden-Oosten, want de culturele context is daar totaal anders. Noem de jihad nooit een heilige oorlog, want dat is het niet. Wat dan wel? U moet erover lezen om het te kunnen begrijpen. Noem het gewoon ‘jihad’ en niets anders. Als u Arabisch sprak, zou u de betekenis misschien makkelijker kunnen vatten.”
Blijft het feit dat u als jonge man de jihad ging voeren. Waarom?
Benotman: “Op 24 december 1979 viel de Sovjet-Unie Afghanistan binnen. De jihad die daarop volgde, had niet alleen met de islam te maken. Ik kan u een pak toespraken van de leiders van het vrije westen bezorgen waarin zij ons hun steun betuigden. Afgevaardigden van de Amerikaanse regering voerden aan de Afghaanse grens gesprekken met de moedjahedien, de geallieerde moslimstrijders die vochten tegen de Russen.”
Ze werden ook gefinancierd door de Amerikanen.
Benotman: “Ja, en dat was prima. De VS zouden daar vandaag fier op moeten zijn, in plaats van ons te verketteren. Want íemand moest het vuile werk opknappen; íemand moest het communisme stoppen.”
U beschouwt uzelf als een vrijheidsstrijder?
Benotman: “Nee, ik was een volbloed islamist. De Amerikanen wisten heel goed dat ze geen vrijheidsstrijders financierden, maar radicale moslims. En ook al bestrijd ik nu de radicale islam, toch aanvaard ik niet dat er nog maar gesuggereerd wordt dat de steun aan de moejahedien een vergissing was. De Amerikaanse president Ronald Reagan had honderd procent gelijk. Osama bin Laden was degene die later gek werd en in een maniak transformeerde, niet Reagan of de Britse premier Margaret Thatcher. Middenin de koude oorlog leidden de VS de coalitie tussen het westen en hun moslimbondgenoten tegen het rijk van het kwade, de Sovjet-Unie. Want vergis u niet: het communisme was in die tijd dé bron van het kwaad. Ik vind Rusland een fantastisch land, maar ik haat de communistische ideologie. Ik ben er dan ook heel fier op dat ik ze heb helpen vernietigen. Het communisme heeft honderden miljoenen doden op zijn geweten. Ik nam deel aan de jihad omdat ik net als zoveel andere generatiegenoten wou strijden tegen die goddeloze leer. Ik vocht dus niet in Afghanistan om er de democratie te helpen installeren. 35 jaar geleden wisten de Afghanen niet eens wat democratie betekende. Ze hebben er trouwens nog steeds geen kaas van gegeten. (lacht)”
Trok u ook naar het front omdat het een groot avontuur leek?
Benotman: “Ik was geen avonturier. Ik ben niet zoals de meesten, weet u. Ik stam niet uit zomaar een doorsnee milieu, maar uit een familie van aristocraten. Libië was vroeger een koninkrijk en mijn ooms, grootooms én grootvader waren gouverneur of minister. Ze bekleedden niet het eerste, het beste ministerpostje, maar waren minister van Justitie of Defensie. Ik was altijd het buitenbeentje. Mijn broers, neven, ooms zeiden: ‘Wat is dat toch met Noman?’ (lacht) Ik ben de enige Benotman in de hele geschiedenis die ooit eigenhandig de wapens opgenomen heeft én is gaan vechten tegen the powers that be. Ik stam af van ondernemers en businessmen. Wij zijn niet een of andere clan, maar de meest vooraanstaande familie van Tripoli.”
En toch raakte u geradicaliseerd.
Benotman: “Ja, op mijn 18e omarmde ik zeer extreme denkbeelden. Gedeeltelijk kwam dat omdat ik hunkerde naar kennis. Maar mijn pad naar radicalisering heeft óók veel te maken met kolonel Khadafi. Ik leefde in Libië toen die gek begon met het uitrollen van zijn totaal gestoord wereldbeeld. U herinnert zich misschien nog wel zijn afschuwelijke Groene Boekje uit 1975. Daarin beschrijft hij zijn denkbeelden die sterk aanleunden bij het communisme.
“Mijn familie heeft zwaar geleden onder het bewind van de zogenaamde ‘Broeder Leider’. In 1969 kwam hij via een staatsgreep aan de macht. De eerste 24 uur van zijn bewind werd mijn grootvader in de gevangenis gegooid. Opa was toen 73 en bleef meer dan vier jaar lang opgesloten. Een deel van ons fortuin werd door Kadhafi’s dievenbende aangeslagen. Hij maakte elk Libisch gezin totaal afhankelijk van de staat. Kunt u zich dat voorstellen? Vóór ‘69 was Libië een koninkrijk met een kapitalistische economie. In een paar jaar tijd vernietigde de geschifte kolonel de welvaart van elke Libische burger. Een ondernemer was in zijn ogen een crimineel. Een businessman vloog meteen in de cel, want die was per definitie hebzuchtig en ‘tegen het volk’. (lacht schamper) Daarom haat ik het communisme. Extreem socialisme is anti-menselijk. Als jongeman zag ik hoe mijn familie het slachtoffer werd van die ideologie. Dat zette een turbo op mijn persoonlijke radicalisering.
“Vanaf de eerste dag op de middelbare school kregen we militaire training. We moesten paraat zijn om het land te dienen. Op mijn dertiende paradeerde ik in een militair uniform over straat. De school was georganiseerd zoals het leger, met leerkrachten die zich gedroegen als officieren. De eerste keer dat ik met een Kalasjnikov vuurde, was niet in Afghanistan, maar in Tripoli. Als jongen van 14 leerde ik alle finesses van de handgranaat en werd ik een meester in het bedienen van de RPG-7, een draagbaar antitankwapen. We namen deel aan militaire maneuvers en op ons 18e waren we klaar voor de gewapende strijd. Ik vond én vind die militaire training fantastisch. (grijnst)”
Na het middelbaar was u meteen ook klaar voor de oorlog in Afghanistan?
Benotman: “Eigenlijk wel. Kadhafi propageerde het volksleger, net als in China. Hij heeft zo mijn generatie Libische jihadi’s gratis en voor niets helpen klaarstomen voor het slagveld.
“In 1984 wou ik aan de universiteit van Tripoli politieke wetenschappen gaan studeren. Op een dag kreeg ik van de decaan te horen dat ik geschrapt was. Vandaag weet ik wie daarachter zat: Abdel Hadi, de neef van Kadhafi. Die klootzak leeft nu in ballingschap in Egypte. Hij was ook student aan de universiteit en vond dat een jongen zoals ik uit een ‘antirevolutionaire, imperialistische familie’ geen recht had om politicologie te studeren. Die uitsluiting was dé trigger voor mijn allesverterende woede. Tot vandaag ben ik daar woest over. Die boeren van de Kadhafi-clan stalen eerst onze stad en schopten mij daarna van onze universiteit, terwijl mijn familie Tripoli is. Wíj bouwden die stad! Begrijpt u mijn woede? (stilte) Ik praat hier niet graag over, ik vertel u dat alleen maar omdat u ernaar vraagt.”
Heeft uw radicalisering ook te maken met uw temperament? Met alle respect, maar u lijkt me licht ontvlambaar.
Benotman: “Misschien wel. (lacht) Mijn ouders waren geen religieuze scherpslijpers. Af en toe nam mijn vader me wel eens mee naar de moskee. Meer niet. Ik was gek van de muziek van Pink Floyd en Led Zeppelin en reed rond op een prachtige motorfiets. Ik lag graag op het strand en reisde vanaf mijn 14e elke zomer voor drie maanden naar Londen. Ik kende het westen vanbinnen en vanbuiten.
“Na het debacle aan de universiteit stuurde mijn vader me naar de Spaanse hoofdstad Madrid, waar hij een bedrijf had. Hij wou me het land uit, tot mijn woede bekoeld was. ‘Kom terug als je weet wat je met je leven wil aanvangen’, zei hij. ‘Probeer om net als ik ook ondernemer te worden.’ Twee jaar lang leefde ik op zijn kosten in Madrid. Ik dook in het nachtleven en amuseerde me te pletter.”
Met alcohol, drugs en seks?
Benotman: “Dat zegt u. Laat ik het diplomatisch houden: it was too much fun. Terug in Libië herviel ik snel in mijn oude woede. Ik haatte het tuig dat er de lakens uitdeelde. In die periode begon ik te bidden. Het was een soort meditatie. In Tripoli opende ik onder de vleugels van vader een bakkerij met exclusieve gebakjes. De zaak was gevestigd in de meest chique buurt en groeide uit tot een groot succes. Een jaar later reed ik rond in de duurste BMW. Ik rookte, dronk en lag nog vaak aan het strand, maar begon tezelfdertijd ook te lezen over de islam. Een paar van mijn beste vrienden omarmden het salafisme. Het was de tijd van Al–Sahwa Al-Islamiyya, ‘Islamitisch ontwaken’. Die conservatief islamitische beweging startte in Saoedi-Arabië en trok als een wervelwind over het hele Midden-Oosten. Steeds meer jonge mensen raakten van Al-Sahwa in de ban. Ze begonnen te bidden, gingen naar de moskee en luisterden naar cassettebandjes met preken van alom gerespecteerde Saoedische geleerden. Het was een vreedzame salafistische organisatie die niet opriep tot geweld of terreur. Sjeik Safar Al-Hawali was zeer populair bij jonge Libiërs zoals ik. Hij zit nu in de gevangenis in Saoedi-Arabië omdat hij zich tegen het koningshuis keerde. Ook ik begon naar zijn preken te luisteren. Niet veel later ontdekte ik de geschriften van Said Qutb. Die trokken me gaandeweg het islamisme in.”
De in 1966 geëxecuteerde Qutb was huisideoloog van de Egyptische moslimbroederschap en gold als een van de belangrijkste inspirators van Al Qaida-leiders Osama bin Laden en Ayman al-Zawahiri.
Benotman: “Qutb inspireerde ook mij. Ik heb elk woord gelezen dat hij ooit op papier gezet heeft. Ik las zelfs de teksten en gedichten die hij in de jaren twintig en dertig schreef als seculiere liberaal, vóór hij islamist werd. Ik begon anderen twee maal per week te onderwijzen in zijn geschriften, in geheime bijeenkomsten. Ik heb dus zelf ook verschillende mensen geradicaliseerd. Said Qutb is de Karl Marx van het islamisme: zijn klassenstrijd is religieus geïnspireerd. Net als Marx voerde Qutb een internationale strijd, zonder compromissen en zonder nuances. Alles is zwart-wit, strijd staat centraal en op het einde verslaat de ene groep de andere. Qutb gaf betekenis aan mijn leven in die geschifte socialistische samenleving die Libië toen was.”
U doopte uzelf tot Aboe Mohammed al-Libi en richtte Al-Jama’a al-Islamiyyah al-Muqatilah bi-Libya op, of de Libyan Islamic Fighting Group (LIFG). Het doel was de oprichting van een islamitische staat in Libië. Vlak na 9/11 werd LIFG als Al Qaidafiliaal door de VN op de terroristenlijst gezet en wereldwijd verboden.
Benotman: “Ten onrechte. Ikzelf en mijn organisatie waren nooit lid van Al Qaida. LIFG was altijd onafhankelijk.”
U had toch rechtstreeks contact met Al Qaidaleiders Osama bin Laden en Ayman al-Zawahiri?
Benotman: “Natuurlijk. Ik had contact met al die verguisde namen waar nu waarschijnlijk aan denkt. Niet alleen met Bin Laden of Zawahiri, maar ook met Taliban-leider Mullah Omar én met alle leiders van de Afghaanse jihad. We vormden een alliantie zoals de NAVO. Vanaf 1992 begonnen de moedjahedien zich uit Afghanistan terug te trekken. Ik bleef er als een van de laatsten. Wij, Libiërs, runden de militaire trainingskampen en verblijfplaatsen in Pakistan en Afghanistan voor de Arabische jihadi’s. We hadden een dure, loodzware satelliettelefoon en werden gebeld door bijvoorbeeld een sjeik uit Tadjikistan: ‘Kunnen jullie de broeders onderdak verlenen en wat tactiek bijbrengen?’ We ontvingen ze dan eerst in Pakistan en transporteerden ze na een paar dagen naar ons trainingskamp in Afghanistan. Daar bleven ze soms een paar maanden. Zo’n trainingskamp uitbaten, kostte flink wat geld. Als we slechts een man of tien van onze eigen club konden trainen, belden we naar Al Qaida. ‘Zeg jongens, hebben jullie in de nabije toekomst opleidingen gepland? Waarom sturen jullie de broeders niet naar ons? Dan delen we de kosten.’ Een week later waren ze er. Zo ging het voortdurend. Dus ja, u hebt gelijk: we werkten samen met Al Qaida. Maar we stonden nooit onder het bevel van Bin Laden en waren dus geen filiaal.”
U deelde wel zijn ideeën?
Benotman: “Maar nee. LIFG was nooit betrokken in een internationale terroristische aanslag. We waren daar tegen en Bin Laden wist dat. Een grote aanval tegen Amerika vonden wij een waanzinnig idee.”
Klopt het dat u in de zomer van 2000 op een Al Qaida-meeting in de Afghaanse stad Kandahar zelf van Bin Laden over de nakende aanslagen van 11 september 2001 hoorde?
Benotman: “We kunnen het over gebeurtenissen hebben, maar liever niet over specifieke tijdstippen. Het is nog te vroeg voor mijn autobiografie.”
Toch vertelde u in 2005 al aan de Amerikaanse journalist Peter Bergen over die meeting in Kandahar. Osama bin Laden zou u toen toevertrouwd hebben dat er een immense actie op het getouw stond, waarna hij ‘met pensioen’ zou gaan.
Benotman: “Dat is juist, maar die uitspraak van Bin Laden was een reactie op mijn vraag: ‘Waarom maak je het de Taliban en de rest van de wereld zo moeilijk met je zinloze aanslagen tegen Amerika?’ In 1998 had hij al bomaanslagen laten plegen op de Amerikaanse ambassades in Tanzania en Kenia. Dat werkte contraproductief, want zo kregen wij allemaal de Amerikanen op ons dak. Ik vond dat Bin Laden in eigen voet geschoten had, maar de idioten en ja-knikkers rond hem waren dolenthousiast over zijn strategie om de jihad te internationaliseren. ‘Amerika provoceren is heel goed!’ Ik zei: ‘Wat winnen moslims daarmee? Geef me één voordeel van wat een aanslag op een Amerikaans doelwit oplevert.’”
9/11 heeft van Osama bin Laden een mythische figuur gemaakt.
Benotman: “Van het kaliber van Adolf Hitler, ja. Ik ben nog steeds moslim en Arabier, maar geen jihadist meer. Al Qaida en IS zitten op de golflengte van de nazi’s. Ze zijn misschien nog slechter, want ze slachten hun eigen mensen af. En dat enkel en alleen omdat ze er rotsvast van overtuigd zijn dat ze verkondigers zijn van de absolute waarheid. De man die tegenover u zit, vocht jarenlang aan de frontlinie. Jarenlang.”
En doodde daar veel andere mensen?
Benotman: “(stilte) Okay. Sommigen vuurde naar mij en ik vuurde terug. Ik zat in een oorlog, maar ik viel geen burgers aan in een stad. Ik reageerde op de acties van militairen die Scud-raketten naar onze stellingen lanceerden.”
De doden komen u nu niet opzoeken in uw slaap?
Benotman: “Nee, ik ben geen crimineel die burgers gedood heeft. Ik was een heel dapper soldaat. Het is nooit in mij opgekomen om een burger neer te schieten.”
U was dus nooit een terrorist?
Benotman: “Nee, en dat is ook de reden waarom ik nu tegen hen strijdt. Terroristen zijn gekken en moéten geëlimineerd worden. Osama bin Laden is het meesterbrein achter die immense golf van terreur. De mensen rond hem die nu nog leven, blijven ervan overtuigd dat hij het bij het rechte eind had. Terwijl de essentie van zijn boodschap was: ‘Dood al wie het niet met je eens is, inclusief vrouwen en kinderen.’ In augustus 1996 verklaarde Bin Laden in een fatwa de oorlog aan Amerika en in februari 1998 vaardigde hij de fatwa uit dat elke Amerikaan en elke bondgenoot van Amerika gedood moest worden. Elke individuele Amerikaan! De reden: ‘Omdat ze belasting betalen, collaboreren ze met het Amerikaanse regime.’ Later zei ik tegen hem: ‘Jij, idioot…’”
U noemde Bin Laden in zijn gezicht een idioot?
Benotman: “Jazeker, of nee, okay, ik noemde hem geen idioot, maar ik zei wel dat hij zich vergiste en dat hij ook vanuit religieus oogpunt de bal missloeg. Kijk, die meeting waar u daarnet naar verwees, duurde zeven dagen. Sjeik Mahfouz Ould al-Walid, alias Aboe Hafs al-Mauritani, hield er een minutieus verslag van bij. Hij werd later door de Amerikanen gearresteerd omdat hij geboekstaafd stond als religieus leider van Al Qaida. Maar hij was onschuldig, want ik weet heel goed dat ook hij zich op die meeting verzette tegen Bin Ladens plannen. Sjeik Mahfouz was heel blij toen ik het aandurfde om tegen Osama en Ayman al-Zawahiri in het verweer te gaan. Hij leeft nog en woont als een vrij man in Mauritanië. Na jaren van ondervraging hebben de Amerikanen zijn naam gezuiverd. Hij heeft nooit deelgenomen aan een complot om burgers aan te vallen en is hoofdgetuige van die zeven dagen durende meeting. Al zijn notities sloeg de sjeik op in zijn laptop en hij stuurde alle deelnemers een kopie. Er bestaat dus bewijs van mijn interventies. Bin Ladens plannen om burgers aan te vallen gingen zelfs in tegen de religieuze visie van de Taliban. Ik zei tegen hem: ‘Volgens jou mag ik morgen om het even welke supermarkt in Amerika binnenvallen en alle vrouwen en kinderen die voor mijn loop komen, afknallen? Mijn beloning zal dan zijn dat ik rechtstreeks naar het paradijs ga, ook als ik moslims dood?’ Bin Laden antwoordde: ‘Ik geef alleen de context. Belastingbetalers zijn medeplichtig aan de misdaden van hun westerse regimes.’ Ik zei: ‘Stel dat 50 % van de zeven miljoen moslims in de VS belastingen betalen, wil dat dan zeggen dat jij de helft van de Amerikaanse moslims mag uitroeien? Weet je eigenlijk wel dat al degenen die in het westen geen belasting betalen, beschouwd worden als grote criminelen? Zij bestelen de staat; dat is daar erger dan dealen van drugs.’ Osama was gechoqueerd. Ach, hij was een lichtgewicht. Het drong niet tot hem door dat je maar beter het machtige Amerika te vriend houdt als je je vijanden in het Midden-Oosten wil verslaan. Anders riskeer je dat het de bondgenoot wordt van je vijanden.”
Naar het schijnt was Osama een vriendelijke man met een zoetgevooisde stem.
Benotman: “Hij is de meest beleefde mens die ik ooit ontmoet heb. Ik herinner me die keer dat ik al discussiërend vreselijk kwaad werd. Tijdens de theepauze nam een andere Libiër me apart: ‘Noman, wat is er met je aan de hand? Je hebt daarnet een rode lijn overschreden door hier in Osama’s huis tegen hem te brullen. Je moet hem met respect behandelen; we zijn bij hem te gast.’ Bin Laden liet zich nooit provoceren, maar bleef zijn beminnelijke zelf. Altijd glimlachend, ook al ging je vierkant tegen hem in het verweer. Hij verhief nooit zijn stem. Een beleefde, vriendelijke, minzame man. Maar als we over aanvallen spraken, raakte hij op dreef. Hoe meer doden, hoe lyrischer hij werd. Hij vond al die bloedige aanslagen terechte vergeldingen voor wat het westen volgens hem aanrichtte in de moslimwereld.”
Kent u de Britse haatprediker Anjem Choudary, de grote inspirator achter ‘onze’ Fouad Belkacem? Ook hij vindt de aanslagen van Al Qaida en IS terechte vergeldingsacties voor de westerse bemoeienis in landen als Irak en Afghanistan.
Benotman: “U zet Choudary toch niet op dezelfde lijn als Osama bin Laden? Hoeveel jaren heeft die man het intussen over de jihad als weg naar het paradijs? Waarom is hij dan nooit zelf vertrokken? Osama zat aan het front, in miserabele omstandigheden. Ik heb met eigen ogen gezien hoe hij in Afghanistan leefde. Hij had geen elektriciteit; er was helemaal niets. ‘Ik kan niet tezelfdertijd oorlog voeren en mezelf blootstellen aan de verlokkingen van de westerse samenleving’, zei hij. ‘Mijn mensen moéten leven zonder beïnvloeding door het westen.’ Dat ging erg ver: ze mochten geen ijskast of airco hebben. In de zomer werd het er bijna 50 graden. Ik zei: ‘Je zal hier levend koken. Denk aan de kinderen.’ Het krioelde er van de kleuters en peuters. ‘Nee, geen airco. Luxeproducten maken ons zwak.’ Ook in Soedan, waar hij in 1992 naartoe vluchtte, zag zijn huis er aan de buitenkant prima uit, maar binnen was er niets.
“Ach, ik kan me zo opwinden over schertsfiguren als Anjem Choudary. Jarenlang leuteren ze over de oorlog terwijl ze nooit een voet op het slagveld gezet hebben. Ik zal ze pas ernstig nemen als ze zelf het vuur op de vijand geopend hebben en zelf beschoten zijn. Pas dan mogen ze praten over de jihad. Ik vind het onaanvaardbaar dat Choudary en zijn poulain Belkacem zichzelf op hetzelfde niveau plaatsen als de echte strijders. Alleen mensen die net als ik de oorlog meegemaakt hebben, zijn geloofwaardig.”
Osama bin Laden was dus ook geloofwaardig?
Benotman: “Ja, want hij was de miljonair die was gaan leven zoals een doorsnee Afghaan. Zijn kleine kinderen waren niet te onderscheiden van de Afghaanse. Ik zag ze blootsvoets met de anderen spelen in hun lompenkleren. Mensen geloofden in Osama omwille van zijn authentieke verhaal. Maar luister naar zijn toespraken en je ontdekt geen uitzonderlijk groot intellectueel. Ik heb hem nooit iets horen verkondigen waarvan ik dacht: ‘Wauw, wat een denker!’ Op religieus vlak was hij zwak. Bin Ladens opvolger Ayman al-Zawahiri is dan weer andere koek. Hij is helemaal geen charismatische leider, maar wel zeer slim. Ook hem ken ik heel goed. Hij is superieur aan Bin Laden. Big time.”
Is Zawahiri de echte architect van 9/11?
Benotman: “Nee, dat was toch Bin Laden. De bedenker van de aanslagen was de Pakistaan Khalid Sheikh Mohammed die nu in Guantanamo gevangen zit. Toen Mohammed zijn plan aan Osama ontvouwde, zei die: ‘Klinkt goed. Ik kan het laten gebeuren.’ Khalid Sheikh Mohammed had in 1993 samen met zijn neefje Ramzi Yousef al eens geprobeerd om het World Trade Center in New York op te blazen. De aanslag mislukte omdat het ontstekingsmechanisme niet in overeenstemming was met de hoeveelheid TNT.”
De aanslagen van 9/11 waren het ontstekingsmechanisme voor uw deradicalisering?
Benotman: “Het besef dat er iets mis was met de radicale islam kwam niet van de ene dag op de andere. Dat was een geleidelijk proces. Ik ben nu heel fier op mijn werk als voorzitter van Quilliam. Wij strijden tegen die radicale islam. We praten op mensen in, bieden deradicaliseringsprogramma’s aan maar aarzelen ook niet om keihard tegen de islamisten op te treden. We mogen nooit toestaan dat zij onze democratische samenleving infiltreren. We moeten ze compromisloos bestrijden.”
Hebt u spijt van uw eigen jihad?
Benotman: “Nee, waarom zou ik? Ik vocht tegen het communisme. Denkt u dat Ronald Reagan zich in zijn graf ligt te schamen voor zijn strijd tegen het communisme? Voor het feit dat hij de moedjahedien in Afghanistan geld toestopte? Ik geloof nooit dat hij daar ook maar één moment spijt van gehad heeft. Waarom moet ik mij dan schamen? Ik ben een mens en geen engel. Misschien zijn er dingen die beter anders verlopen waren, maar veranderen kan ik ze toch niet. Wat voor zin heeft het dan om daar nog over te piekeren?”
(c) Jan Stevens