“Je zag de doodsangst in mijn ogen”
In 2014 vergaarde Sam Proesmans eeuwige roem toen hij voor het oog van de camera samen met twee andere flying doctors en een piloot een medisch sportvliegtuig van België naar Congo bracht. “Achteraf gezien was het een gek en absurd plan. Maar we hebben onze missie wel volbracht.”
Op zijn zestiende trok Sam Proesmans (28) met de rugzak de wereld rond. “Ik werd toen voor het eerst in verschillende landen geconfronteerd met extreme armoede en gebrek aan gezondheidszorg”, zegt hij. “Die ervaringen liggen aan de basis van mijn latere keuze om me als dokter te specialiseren in tropische geneeskunde. Daarom ook volg ik nu de richting ‘public health’ aan Columbia University in New York. Ik heb daarna nog twee jaar studeren voor de boeg, waarvan één aan het Tropisch Instituut in Antwerpen en één in Zuid-Afrika. Dan zal ik afgestudeerd zijn als infectioloog.”
Pas dan vindt Sam Proesmans zichzelf klaar voor een leven als ontwikkelingswerker. “Het is bewonderingswaardig dat mensen meteen na hun studie in België naar een ver land afreizen om er te gaan helpen, maar we leven in een tijd waarin grondige kennis steeds belangrijker wordt. Daarom wil ik me eerst zo goed mogelijk voorbereiden. Na New York wordt de volgende halte misschien Afrika, om er tien jaar lang als arts zonder grenzen te werken. Wie weet, maak ik daarna de overstap naar een wereldgezondheidsorganisatie om er het beleid vorm te helpen geven.”
In 2014 werd u bekend bij het grote publiek als enthousiaste jonge dokter in de eerste reeks van Flying Doctors.
Sam Proesmans: “Twee jaar eerder had ik als student geneeskunde samen met twee vrienden een ziekenwagenjeep naar Tanzania gebracht. Die tocht kwam in het voorjaar van 2013 als Convoi Exceptionnel op de buis. Die reeks werd een groot succes en het plan groeide om iets gelijkaardigs te ondernemen, maar dan met een vliegtuig. De mensen van productiehuis Geronimo waren ondertussen vrienden geworden en een van hen kende Anthony Caere, een zeer ervaren en geëngageerde piloot. Zonder hem zouden Toon Van Genechten, Filip Couturier en ikzelf het nooit gewaagd hebben om met een klein vliegtuig van Wevelgem naar het Nationaal Park Virunga in Congo te vliegen. Anthony is vandaag nog altijd in het park aan het werk om het te beschermen tegen stropers, illegale houtkap en olieboringen. Ik ben er vrij zeker van dat hij nooit meer terugkomt.”
Met wat voor een vliegtuig maakten jullie de overtocht?
Proesmans: “Een Cessna 206, met zes zetels. Een oerdegelijk bushvliegtuig dat al verschillende keren in Afrika had gediend. Het vliegt nog steeds rond. Je kan er maximaal 2000 km mee overbruggen en dan moet je bijtanken. Wij gebruikten de tussenstops om verschillende projecten te bezoeken. Zo kwamen we terecht in ziekenhuizen en scholen in Afrikaanse sloppenwijken. Aan de grens van Somalië bezochten we een van de grootste vluchtelingenkampen ter wereld en in Oeganda draaiden we een reportage over de strijd tegen aids. Af en toe hielpen we mee in een ziekenhuis om zo de lokale manier van werken te leren kennen en ons steentje bij te dragen. Het grotere doel was om dat vliegtuig naar Virunga te brengen en ondertussen de kijkers te informeren over de zin van ontwikkelingshulp.”
Was het een gevaarlijke onderneming?
Proesmans: “Er waren best spannende momenten. Boven de Middellandse Zee moesten we heel goed uitkijken voor onweer. We hadden een onweersradar, maar die was allesbehalve onfeilbaar. Een Cessna 206 is kwetsbaar omdat hij maar één propeller heeft. Op het einde van onze tocht dacht ik dat ons laatste uur geslagen was. Het tropisch klimaat in Congo zorgt voor veel warme en koude luchtstromen die over elkaar heen buitelen. Tijdens onze laatste landing werd Anthony verrast door een neerwaartse wind. Hij moest volle bak optrekken voor een tweede landingspoging, maar door de chaotische luchtstroming kreeg het vliegtuig niet genoeg snelheid. Als er toen geen dal was geweest waar we konden induiken, leefden we nu niet meer. De cameraman is blijven filmen. In de laatste aflevering zag je de doodsangst in mijn ogen.”
Had u achteraf dan geen spijt van uw jeugdige overmoed?
Proesmans: “Nee, maar ik besefte wel wat voor een redelijk gek en absurd idee het was om zo ver met een dertig jaar oud vliegtuig te reizen. Al was de Cessna elk jaar keurig gereviseerd en had Anthony ons op voorhand verzekerd: ‘Dat vliegtuig is in werkelijkheid al vijf keer een ander vliegtuig geweest.’ Er zat ook een nieuwe motor in. Maar toch… We vlogen twee kilometer boven land, over conflicthaarden in Somalië en Soedan. Nadat we een kaart verkeerd geïnterpreteerd hadden, landden we bijna op een militaire basis. Eigenlijk is het een wonder dat we tot in Congo geraakt zijn. Daarom ook kijk ik er nu met zoveel trots op terug.”
© Jan Stevens