Made in Sweden
In de thriller Made in Sweden reconstrueren Anders Roslund en Stefan Thunberg de spectaculaire bankovervallen van de Militaire Liga, Zwedens beruchtste misdaadbende. “Toen zij op het toneel verschenen, leek de Zweedse samenleving plots iets minder idyllisch.” De kern van de bende werd gevormd door de broers van Stefan Thunberg. “Familie verklikten wij niet. Nooit.”
Twee en een half jaar sloten thrillerschrijver Anders Roslund en scenarist Stefan Thunberg zich op in een eenkamerflat in het hart van Stockholm om er te werken aan hun vuistdikke misdaadroman Made in Sweden. Stefan Thunbergs echte naam luidt John Boris Stefan Sumonja. Zijn oudste broer Carl Sumonja was begin jaren negentig de leider van Militärligan, de Militaire Liga, Zwedens beruchtste misdaadbende, vergelijkbaar met ‘onze’ Bende van Nijvel, alleen vielen er bij de raids van de Liga enkel gewonden en geen doden. Andere leden waren Stefans jongere broers Lennart en David. Carl was 23 bij de start, Lennart 20 en David 17.
Twintig jaar lang droeg Stefan Thunberg het verhaal van zijn broers in stilte met zich mee. Anders Roslund overtuigde hem ervan om het in een roman te gieten. “We hadden er ook non-fictie van kunnen maken”, zegt Stefan. “Maar dan zouden er te veel nuances verloren gegaan zijn. We hebben de realiteit eerst in stukken gehakt en ze nadien opnieuw als fictie aaneen gelijmd. Niet omdat de werkelijkheid te rauw en te confronterend is, maar omdat we onderliggende motieven en emoties wilden naar boven brengen.”
Op kerst vorig jaar gaf Stefan het manuscript aan zijn broers cadeau. “De jongste belde me een paar dagen later. ‘Je bent een klootzak’, siste hij. ‘Maar het is wel een spannend verhaal.’ Sindsdien heb ik hem niet meer gesproken.”
Bijna dag op dag 23 jaar na de eerste overval van Militärligan op een geldtransport nemen Stefan Thunberg en Anders Roslund ons mee naar drie grijze voorsteden van Stockholm, waar de bende haar hoogdagen beleefde.
Skogås, op het parkeerterrein in het centrum
Anders Roslund: “Begin jaren zestig sloeg de Zweedse overheid in paniek. Ze had berekend dat er op korte termijn een miljoen flats te weinig zouden zijn om alle Zweden te kunnen huisvesten. Dus maakte ze de blauwdruk voor haar ambitieuze ‘Miljonprogrammet’: tussen 1965 en 1974 bouwde ze in sneltreinvaart duizenden identieke appartementsblokken in de voorsteden van de grote steden. In de jaren vijftig trokken inwoners van Stockholm in de zomer nog massaal naar hun vakantiehuisjes in het twintig kilometer zuidelijker gelegen Skogås. Het Miljonprogrammet maakte daar een einde aan en vertimmerde het lieflijke Skogås tot een zielloze voorstad die in de jaren zeventig uitgroeide tot een probleemwijk. Op deze plek stemden de gebroeders Sumonja hun moreel kompas af op een leven als crimineel.”
Stefan Thunberg: “Onze flat was daar op de hoek, in Vallhornsvägen 8, op de zesde verdieping. Mijn vader Boris stond altijd op het balkon op de uitkijk. Papa komt uit Joegoslavië, hij is half Serviër en half Kroaat. Mama is Zweeds. Ze hebben vier zonen waarvan ik de tweede oudste ben. Op een dag zag papa hoe mijn oudste broer Carl op weg van school naar huis werd afgetuigd door een stel oudere jongens. Hij besloot de elfjarige Carl te leren hoe hij moest vechten. Papa plooide een matras, plakte ze samen met ducktape en hing ze aan het plafond. Die matras deed voortaan dienst als boksbal. Hij leerde mijn broer wat hij ‘de berendans’ noemde. ‘Je kiest de allergrootste beer uit en die sla je op zijn neus – dan zetten de anderen het op een lopen’, doceerde hij. ‘Je moet om hem heen dansen en hem uitputten zodat je hem de beslissende klap kunt toedienen.’
Ik heb hier in Skogås geleefd van mijn vierde tot mijn elfde. Toen sloeg vader mijn moeder het ziekenhuis in. Hij belandde alweer voor maanden in de gevangenis en de sociale dienst verhuisde ons naar een plek in de bossen om tot rust te komen. Toen papa vrijkwam, was hij gewelddadiger dan ooit. Toch hield ik van hem. Het is een flauw excuus, maar in zijn geboorteland was geweld ingeburgerd. Ik zie dat als een verzachtende omstandigheid.”
Anders: “Mijn vader gedroeg zich ook als een tiran en ik hield niet van hem. Hij heeft me zwaar mishandeld. Toen hij op zijn sterfbed lag, hebben we ons verzoend. Ik zeg nu vaak tegen Stefan: ‘Je vader leeft nog, hij is ziek, praat er met hem over voor het te laat is.’”
Stefan: “De berendans werd Carls mantra bij het organiseren van zijn bankovervallen. Op weg naar de eerste overval in oktober 1991 gaf hij zijn wijsheid door aan Lennart, onze jongste broer. ‘Als je wilt winnen, moet je dansen met de beer’, zei hij. ‘Je mag nooit te dichtbij komen, want dan scheurt hij je in stukken. Maar je kunt om hem heen dansen en afwachten. Als je raak slaat, kun je verder dansen en je volgende bankoverval voorbereiden.’”
Sköndal, aan de oever van het meer
Stefan: “Als prille twintiger ging ik naar de kunstschool in Stockholm. Op hetzelfde moment hielden mijn broers zich onledig met het overvallen van banken. Ze vertelden me nooit wanneer of hoe, maar ze verstopten het ook niet voor mij. Ze vertrouwden me blindelings. Soms stoorde ik hen middenin hun voorbereidselen voor een nieuwe roof. Ik herinner me nog haarscherp die eerste keer dat ik hen ‘betrapte’. Het was 25 oktober, 1991. Ik wou nog even dag zeggen tegen grote broer Carl en ik trof hem samen met mijn jongere broers en twee van mijn boezemvrienden. Ze zaten in de living, de tv stond aan en er werden beelden getoond van een geldauto die eerder die dag overvallen was. De witte bestelwagen vol kogelgaten stond in Sköndal, een stadje ten zuiden van Stockholm. De kamer stonk naar zweet en ik hoorde hen vertellen over die intense minuten van de overval, toen ze in de bestelwagen zaten en ze de twee bewakers met grof geweld verplichtten om de kluis open te maken. Mijn jongste broer nam een lege goudviskom en zette die op tafel. Iemand anders vulde de bokaal met de buit van de overval, 1 miljoen kronen. Een ander zei: ‘Dat geld neemt maar weinig plaats in.’ Ik kon de teleurstelling in zijn stem horen. Ze hadden niet alleen twee zwaar getraumatiseerde bewakers in de beveiligde geldtransportwagen achtergelaten, maar ook miljoenen aan cash waar ze niet bij konden. Ik besefte meteen dat ze niet zouden stoppen.”
Anders: “Ik werkte in die tijd als journalist voor het grootste actualiteitenprogramma op de Zweedse openbare omroep. Ik schreef nog geen misdaadromans, maar ik was wel al nieuwsgierig naar de motieven van mensen om voor het criminele te kiezen. Ik was zowat de enige, want tot voor de overvallen van Militärligan was geen enkele Zweed in misdaad geïnteresseerd, wij leefden immers in ‘het land van vrede’. De Militaire Liga bracht daar in twee en een half jaar tijd op een dramatische wijze verandering in. De gebroeders Sumonja en hun vrienden overspoelden Zweden met misdaad zoals dat nooit eerder gebeurd was. Toen zij met hun eerste sensationele overval op het geldtransport op het toneel verschenen, leek de Zweedse maatschappij plots iets minder idyllisch.”
Stefan: “Ze dankten hun naam Militärligan aan de militaire precisie waarmee ze te werk gingen. Ze hadden aan alles gedacht. Na de overval op het geldtransport vervoerden ze de buit via een rubberbootje op het meer naar dit strand. Ze kenden deze streek op hun duimpje en konden ongezien wegraken. Banken beroven werd voor hen een alledaagse bezigheid. De ernst van de zaak drong pas echt tot me door toen mijn grote broer me zijn voorraad wapens toonde in het alleenstaande huis dat hij een tijdje eerder in Skogås gekocht had. In de logeerkamer haalde hij de vloerplanken weg en er kwam een betonnen vloer tevoorschijn met een verzonken kluis in het midden. Hij opende de kluis en liet me naar binnen kijken: ze was leeg. Daarna stapte hij naar een zekeringkast en verbond een paar elektrische draden. Ik zag de vloer in de kluis zachtjes naar beneden glijden. Carl lichtte met een zaklamp bij en ik zag een geheime kelder die ze eigenhandig hadden uitgegraven. Hij lag vol automatische wapens die ze in september ’91 uit een militaire opslagplaats gestolen hadden. Op het moment dat grote broer me die wapens liet zien, had het leger nog niet door dat ze 124 machinepistolen, 92 volautomatische vuurwapens en vijf machinegeweren kwijt waren. Het zou nog een half jaar duren eer ze dat bij een routinecontrole zouden ontdekken. Op geen enkel moment zei Carl: ‘Stefan, praat hier met niemand over.’ Dat was niet nodig, want familie verklikten wij niet. Nooit. Zo waren we door onze vader opgevoed.”
Farsta, in de wijk Svedmyra
Anders: “Haar eerste spectaculaire bankoverval pleegde de Militaire Liga op het filiaal van de Handelsbanken in Svedmyra in Farsta, een voorstad van Stockholm. Tijdens hun raid vuurden ze meer dan tachtig kogels af. Op een parking op 100 meter van de bank wisselden ze op een lumineuze en perfect getimede wijze van vluchtauto waardoor ze de achtervolgende politieagenten volledig in de war stuurden. De Liga hanteerde als principe dat ze bij overvallen nooit hetzelfde wapen gebruikte, waardoor het politieonderzoek extra moeilijk werd. Na een tijdje raakten ze de ‘gewone’ bankovervallen beu en beraamden ze de allereerste overval op twee banken op een rij in Zweden. Opbrengst: 1,2 miljoen kronen. Een half jaar later overvielen ze drie banken op een dag. Opbrengst: 2 miljoen. Ze hadden daar opnieuw hard over nagedacht en hard voor geoefend: elke overval duurde amper 180 seconden. De politie zat met de handen in het haar, want Militärligan liet geen spoor na.”
Stefan: “Mijn broers wilden voldoende geld vergaren om op een bepaald moment het criminele bestaan voorgoed vaarwel te kunnen zeggen en spoorloos te kunnen verdwijnen. Maar een mens laat altijd sporen na, ook al doet hij nog zo zijn best. Hun eigen vader wist vrij snel dat zijn zonen achter de overvallen zaten. Ik weet nog hoe hij naar een opsporingsprogramma op tv zat te kijken. Er werden beelden en foto’s getoond van de onherkenbaar vermomde leden van de Militaire Liga in actie. Papa herkende bijna meteen zijn oudste zoon aan diens manier van bewegen. Hij was immers degene die hem geleerd had hoe zijn prooi moest benaderen en verslaan.
“Op 23 december 1993 hoorde ik op het nieuws dat na een bankoverval in Heby de overvallers te voet op de vlucht waren. Er woedde een zware sneeuwstorm. De reporter zei dat een van de rovers een vijftiger was. Het duurde even voor het tot me doordrong dat het om mijn grote broer én mijn vader ging. Die nacht zette de politie de grote middelen in om hen in het nauw te drijven. Ik probeerde de gebeurtenissen via radio en tv te volgen en ik raakte er van overtuigd dat mijn broer en mijn vader die nacht gingen sterven. Mijn twee andere broers hadden een half jaar eerder met de bende gekapt. Carl had daarna onze vader gebeld. Ik begreep echt niet hoe die twee kerels na jaren van hevige conflicten toch konden gaan samenzitten om een bankoverval te beramen. Die nacht kroop ik gedeprimeerd in bed. Toen ik wakker werd, leek het een sprookjesachtige kerst te worden. Er lag een dik sneeuwtapijt met een staalblauwe lucht. Even kon ik mezelf wijsmaken dat ik alles gedroomd had. Ik liep naar het kleine winkeltje om de hoek en kocht de krant. Carl en Boris waren gearresteerd en ik was blij dat ze nog leefden. Onze moeder wist van niets. Toen drie van haar zonen opgepakt werden, was dat een verschrikkelijke schok voor haar. Toch bleef ze hen steunen. Ze was niet boos, ze was intriest.”
Anders: “Veertien jaar lang reisde Stefans moeder van de ene naar de andere gevangenis om haar zonen te bezoeken. Carl zat zijn maximumstraf uit in verschillende zwaarbeveiligde gevangenissen. Hij groeide uit tot een rolmodel voor andere gevangen bankrovers. Voor hen is hij nog steeds een god. Twee weken geleden was ik op bezoek in zo’n zwaarbewaakte gevangenis om er een lezing geven. Een van de gevangenen, zo’n kleine garnaal, sprak me achteraf aan: ‘Wilt u alstublieft de groeten doen aan Carl?’ (lacht)”
Stefan Thunberg (1968) schreef als scenarist verschillende afleveringen van de Zweedse misdaadseries Wallander en Van Veeteren. Hij schreef ook de scenario’s van twee films rond de spion Carl Hamilton, de grootste blockbusters uit de recente Zweedse cinema. “Mijn droom om schrijver te worden, heeft me van een leven als misdadiger gered. Ik wou per se naar de kunstschool, terwijl mijn broers gefocust waren op het binnenrijven van bankbiljetten. Tot vandaag heb ik een bloedhekel aan geld.” Thunbergs leven werd overschaduwd door de misdaadcarrières van zijn broers. “Halverwege Carls celstraf deed ik op een ochtend de voordeur open en daar stak een bijl in. Die bijl was een boodschap voor Carl. Iemand had nog een eitje met hem te pellen en gebruikte mij als boodschapper. Ik belde Carl in de gevangenis. ‘Ik regel het wel’, zei hij.”
Anders Roslund (1961) werkte jarenlang als misdaadjournalist voor de openbare omroep. Samen met ex-gedetineerde Börge Hellström schreef hij internationaal succesvolle thrillers zoals Twee soldaten, Kluis 21, Drie seconden en De uitlevering. “We waren uitgekeken op elkaar en besloten daarom een tijdje niet meer samen te werken.” Toen hij Stefan Thunberg ontmoette, klikte het meteen. “Het was liefde op het eerste gezicht tussen twee schrijvers. We hadden allebei gewelddadige vaders en dat maakte Made in Sweden makkelijker om samen te schrijven. Wie niet door een ouder mishandeld is, kan daar ook niet geloofwaardig over schrijven. Wij weten hoe het is om als kind doodsbang naar huis te gaan, wij weten hoe een mishandelde zoon zijn best doet om gevoelige onderwerpen te vermijden, omdat hij bang is dat hij anders weer in de klappen zal delen.”
Militärligan
Van september 1991 tot december 1993 overviel Militärligan onder leiding van twintiger Carl Sumonja tientallen banken waarbij ze miljoenen kronen buitmaakten. Anders Roslund: “De Militaire Liga is de meest gewelddadige en best georganiseerde misdaadbende die Zweden ooit gekend heeft. Ze voerden hun raids uit in perfecte vermommingen, droegen kogelvrije vesten en gebruikten gesofisticeerde zendapparatuur. De politie was op zoek naar ervaren bankovervallers, naar zware jongens met een lange staat van dienst. Ze hebben lang gezocht bij ex-militairen. Het was een grote verrassing toen de kern uit drie piepjonge broers bleek te bestaan.”
Stefan Thunberg: “Op 30 december 1991 was ik van school op weg naar huis. Ik wou het Centraal Station van Stockholm binnenstappen om mijn trein te halen. Maar dat kon niet want het verkeer lag stil en in de buurt rond het station krioelde het van de agenten. Niemand mocht het station in. Ik herinner me dat ik heel erg slechtgezind werd toen ik hoorde dat een of andere idioot een bom in een bagagekluis in het station had laten ontploffen. Uiteindelijk kon ik een bus naar huis nemen. Pas dagen later kwam ik erachter dat mijn broers die bom in het station hadden gelegd.”
Anders Roslund: “Ik werd door de omroep naar het Centraal Station gestuurd om live verslag uit te brengen over de bomdreiging. Later zou blijken dat die bom in dat kluisje niets meer dan een afleidingsmaneuver was. Want terwijl de hele politiemacht van Stockholm aan het Centraal Station samentroepte, overvielen Stefans broers ongestoord een bank elders in de stad.”
Anders Roslund & Stefan Thunberg, Made in Sweden, De Geus, 736 blz., 22,95 euro
© Jan Stevens