‘Hij wilde witter dan de witten zijn’
Eva Kamanda (31) ging samen met haar vriend Kristof Bohez op zoek naar het ‘verzwegen leven’ van haar Congolese overgrootvader François Kamanda. Ze rolde van de ene verrassing in de andere. “Zo ontdekten we dat tijdens WO II Congolezen betrokken waren bij het verzet. Daar werd later nooit aandacht aan geschonken.”
Toen Eva Kamanda’s lief Kristof Bohez voor het eerst in haar ouderlijk huis kwam, viel hem de trouwfoto op van Eva’s overgrootouders François Kamanda en Lucienne Berger. Ze poseren op de trappen van het gemeentehuis van Etterbeek in 1942.
“Ik heb nooit anders geweten dan dat die foto daar hangt”, zegt Eva. “Voor mij was dat beeld vanzelfsprekend. Maar Kristof vroeg: ‘Een zwarte man die met een witte vrouw huwt, dat was in die tijd toch zeer uitzonderlijk?’ Kristof is journalist bij Het Nieuwsblad. Hij wordt gedreven door nieuwsgierigheid en stelt voortdurend dat soort vragen.”
Maar ook Eva begon zich steeds meer vragen te stellen, over haar afkomst. “Enkele jaren geleden bezocht ik daarom Congolese familieleden in de VS en Canada.”
Eva en Kristof trokken verder op onderzoek. “Ik mailde het AfricaMuseum in Tervuren: ‘We zijn op zoek naar het verhaal van mijn overgrootvader François Kamanda. We horen het graag als jullie ons daar op een of andere manier mee kunnen helpen.’ Het antwoord kwam snel: ‘We vonden een schilderij in onze collectie met de beeltenis en naam van uw overgrootvader. Het is geschilderd door de Brusselse kunstenaar Henri Logelain en ligt in een van onze kelders.’ Wow, ik gaf één aanzet en plots was er dat schilderij in het AfricaMuseum. Onze zoektocht naar het leven van François Kamanda schoot zo pas echt uit de startblokken.”
In hun intrigerende boek Een verzwegen leven schetsen Eva Kamanda en Kristof Bohez de Belgische verborgen geschiedenis van de Congolees François Kamanda.
Eva Kamanda: “Een vriendin zei: ‘O, jullie zijn samen een boek aan het schrijven.’ Ze vond dat superromantisch. ‘Sigaretten roken in bed en samen wat filosoferen.’ Vergeet het, een boek schrijven is keihard werken.”
Was de zoektocht naar uw overgrootvader François ook een zoektocht naar uzelf?
“Ja, al was ik mezelf niet kwijt. Ik zat niet in een identiteitscrisis, maar ik wou graag weten waar ik vandaan kom. Voor mij werd het al snel een emotionele zoektocht, terwijl Kristof rustig en rationeel bleef. Hij kon er uiteraard met meer afstand naar kijken.
“Op een bepaald moment blokkeerde ik. Dat was best heftig. Ik had het even moeilijk om mezelf op te laden om verder te zoeken.”
U ging over uw overgrootvader praten met zijn dochter, uw grootmoeder.
“Mijn oma, mamy Annie, en haar jongste zus Francine hebben ook emotioneel enorm veel geïnvesteerd in ons project. Hun middelste zus Jacqueline stierf in 2014 door een hersenbloeding. Annie en Francine wisten eigenlijk heel weinig over hun vader.”
Wat toch bizar is?
“Ja en nee. ‘In die tijd stelde je als kind geen vragen aan je ouders’, vertelden ze ons. Mijn oma wordt volgend jaar tachtig. Als klein meisje moest ze aan tafel zitten en zwijgen.
“Annie en Francine lieten namen vallen van vrienden en bekenden van François. Eveneens in Brussel verblijvende Congolezen die ze als kind nog gekend hadden en die net als overgrootvader lid waren van de Union Congolaise de Belgique. De Union werd al in 1919 opgericht door onder andere Congolezen die tijdens de Eerste Wereldoorlog meevochten aan de IJzer. Mijn oma vertelde dat François regelmatig naar de bijeenkomsten van de Union ging.”
Jullie zochten de nazaten van de vrienden van François Kamanda op?
“Het was niet makkelijk om die mensen te traceren. Tachtigers en negentigers hebben meestal geen Instagramaccount. We doken ook in de archieven; we klopten onder andere aan bij de afdeling Vreemdelingenpolitie van het Rijksarchief.
“François Kamanda leefde als Congolees in een wit land en praatte niet over zijn zwart verleden. Oma zei dat hij witter dan de witten wou zijn. Dat was zo in hem gepompt door zijn koloniale baas. François kleedde zich ook altijd piekfijn met een stropdas en een kostuumjasje. In zijn haar lag een zijscheiding. Ik vind dat schoon, want hij had zich bijgeschoold tot kapper.”
Hoe kwam François Kamanda in België terecht?
“Op vrijdag 17 januari 1930 kwam hij met de stoomboot Léopoldville in Antwerpen aan. Zijn koloniale baas, magistraat Henri De Raeck, had een paar maanden verlof en nam hem mee vanuit Boma. François keerde nooit meer terug naar zijn geboorteland. Jaren later zei hij tegen een klant in zijn kapsalon dat hij dat wel had willen doen, maar dat het er nooit van gekomen is.
“Ik weet niet wat er door François’ hoofd ging toen hij die vrijdagochtend in Antwerpen voet aan wal zette. Wist hij toen dat België zijn nieuwe thuisland zou worden of had De Raeck hem wijsgemaakt dat zijn verblijf hier maar tijdelijk was? Ik zou mijn overgrootvader nog zoveel willen vragen. (lacht)”
Hoe oud was uw overgrootvader toen hij in België aankwam?
“Dat is héél moeilijk te bepalen. Volgens de officiële documenten was hij ofwel in 1906, ofwel in 1902 geboren. In de jaren tachtig werd hij getroffen door een beroerte. In het ziekenhuis werd toen een botscan genomen. Daaruit bleek dat hij jonger was dan altijd werd aangenomen. Zijn leeftijd werd toen geschat op 75. Toen hij in 1930 in Antwerpen aankwam, moet hij dus een jaar of twintig geweest zijn. Maar zeker weten we dat niet. Dat geldt trouwens voor veel Congolezen van zijn generatie die toen in België arriveerden.”
Waar kwam hij in Congo vandaan?
“François Kamanda is geboren in Kabinda, toen een stadje in de provincie Kasaï. Hij werkte er voor Belgische missionarissen. Mamy Annie bezorgde ons zijn doopboekje. Daar staat geen geboortedatum in, maar wel een doopdatum: 14 maart 1920. Zijn eerste communie vond twee weken later al plaats. Wat wellicht wil zeggen dat François al een tiener was toen de paters hem tegenkwamen. Koloniaal Henri De Raeck rekruteerde François als vertaler. Hij kwam als zijn boy in België aan.”
Als de lijfeigene, de huisslaaf van de rijke koloniale magistraat?
“Precies. Ze trokken in de villa van De Raeck in aan de Avenue Beau-Séjour of Schoon Verblijflaan in Ukkel.
“Henri De Raeck en mijn overgrootvader hadden een speciale relatie. De Raeck oefende macht uit over François en dat is altijd zo gebleven, ook nadat hun wegen scheidden. Zelfs toen hij zijn eigen kapperszaak had, was er tussen hem en de magistraat nog steeds die meester-knechtdynamiek. Als monsieur De Raeck naar het kapsalon belde, liet François alles vallen. De relatie koloniaal versus boy is altijd gebleven, ook al was François al lang geen ‘boy’ meer.”
Dat was onverbloemd racisme?
“Heel het koloniale systeem was racistisch, punt. Ook de manier waarop De Raeck mijn overgrootvader behandelde. Moest François nu nog leven, zou hij dat misschien ontkennen. Want hij voelde genegenheid voor monsieur De Raeck.”
Racisme is iets wat ook u aan den lijve ondervindt?
“Vroeger en nu. Van flagrante uitingen van racisme tot heel ‘subtiele’ vormen. Zoals al die keren dat ik na een professioneel telefoontje mijn gesprekspartner voor het eerst ontmoet en die dan verbaasd zegt: ‘Ach zo, jij bent Eva. Dit had ik echt niet verwacht.’ Geloof me, dan hebben ze het niet over wat ik allemaal kan vertellen, maar over hoe ik eruit zie.”
U woont in Brussel. Voelt u dat ook in deze stad?
“Nee, Brussel is zalig. (lacht) Natuurlijk is er hier ook racisme, maar voor mij is het in deze stad toch anders dan erbuiten. Brussel is een mengelmoes waar ik me op mijn gemak voel.”
Uw overgrootvader kwam in een totaal ander Brussel terecht. Hij was er één van de eerste zwarte mensen?
“Hij maakte deel uit van een vroege generatie Congolezen in België. Hij kwam in een bijna totaal witte samenleving terecht. Hij belandde in een zeer chique wijk in Ukkel, die dat vandaag trouwens nog steeds is. Dat huis aan de Avenue Beau-Séjour is quasi onveranderd. Het is een prachtig gebouw; ik kijk mijn ogen uit als ik ervoor sta.”
Uw oma vertelde dat François daar de eerste jaren in het kippenhok moest slapen.
“Boys werden in Congo soms door hun koloniale patrons in een ‘boyerie’ achter in de tuin gehouden. Als de Congolese boy niet in huis moest zijn om te koken of poetsen, verbleef hij op veilige afstand van de meester en zijn vrouw in het hok in de tuin.”
In 1930, het jaar waarin uw overgrootvader in Antwerpen arriveerde, werden in diezelfde stad op de Wereldtentoonstelling in de ‘zoo humain’ zwarte mensen als dieren tentoongesteld. Bezoekers gooiden nootjes naar hen.
“Dat klopt. Gewoonweg ziekmakend. Wat niet wil zeggen dat in die tijd elke zwarte of elke Congolese boy als een dier werd behandeld. Want er was soms ook die rare vorm van genegenheid tussen koloniaal en boy zoals tussen De Raeck en mijn overgrootvader. Tezelfdertijd mocht François niet in het huis van zijn patron slapen. Dan ben je inderdaad toch niet meer dan de huisslaaf?”
U vertelt in uw boek hoe u zelf zeer diep geraakt werd door de dood van de zwarte man George Floyd in Minneapolis op 25 mei 2020. Een witte politieman hield tien minuten lang zijn knie tegen Floyds nek. ‘I can’t breathe’ waren zijn laatste woorden.
“Zeer veel mensen werden daar zwaar door geraakt. Twee weken later liep ik samen met tienduizend anderen op de Black Lives Matter-mars in Brussel. De moord op George Floyd was de druppel die de emmer liet overlopen.
“Black Lives Matter is niet alleen een reactie op het excessieve geweld tegen zwarten, maar is ook een aanklacht tegen het structurele racisme in de samenleving. Zowel in de VS, als hier in Europa. De moord op George Floyd maakte dat zó zichtbaar en zette wereldwijd grote protesten in gang. Dat was heel belangrijk voor veel mensen, ook voor mij. Het was een extra drijfveer voor het schrijven van dit boek.”
Hoe slaagde uw overgrootvader François Kamanda erin om zelfstandig kapper te worden?
“Hij volgde een opleiding tot kapper in de toenmalige kappersschool in Elsene. Daarna opende hij zijn eigen salon. Hij kreeg daar wellicht financiële hulp voor. Van wie weten we niet. Als boy kon hij daar zelf nooit voldoende geld voor gespaard hebben.
“De archieven vertellen ons dat François eind 1936 garçon-coiffeur was. Vanaf 1941 runde hij als patron-coiffeur zijn salon in de Vijverstraat in Etterbeek. Hij kapte er bijna uitsluitend witte mensen. Dat paste in zijn streven om witter dan wit te zijn.”
Wat was tijdens uw zoektocht voor u de grootste verrassing?
“Mijn oma, mamy Annie, zag op 8 juli 1943 het levenslicht als eerste kind van François en Lucienne. De kinderloze Henri De Raeck en zijn vrouw hadden tegen dan vergaande plannen gemaakt om Annie te adopteren. De school, de pianolessen en de gouvernante voor mijn mamy Annie waren al geregeld. Het echtpaar De Raeck wilde de eerstgeborene van mijn overgrootouders kopen. Toen mijn oma me dat verhaal vertelde, kwam dat keihard bij me binnen. Ik werd bijna kwaad en overstelpte haar met vragen.
“Mijn overgrootouders waren arm en wilden de beste toekomst voor hun dochter. De Raeck bood één miljoen frank, wat in die tijd een gigantisch bedrag was. Ik zie dat als de koloniaal die vindt dat hij volledige zeggenschap heeft over zijn knecht. Die vindt dat hij zelfs diens kinderen mag afkopen. Na de geboorte van Annie zagen mijn overgrootouders die adoptie niet meer zitten. Lucienne weigerde het afstandsdocument te tekenen.
“Een andere grote verrassing was onze ontdekking dat tijdens de Tweede Wereldoorlog Congolezen betrokken waren bij het verzet. Daar werd later nooit aandacht aan geschonken.”
Hun verhalen werden weggemoffeld?
“Dat is ons vermoeden. Dat maakt natuurlijk deel uit van het structurele racisme in onze samenleving. Waarom werd er de voorbije decennia nooit gesproken over de Congolezen uit het verzet? Slechts een klein deel van de totale bevolking ging in het verzet tegen de Duitsers. Maar de Congolese bijdrage aan dat Belgische verzet was groot.”
Zat uw overgrootvader ook in het verzet?
“Dat weten we niet met 100 % zekerheid, al vonden we heel wat aanwijzingen dat hij er deel van uitmaakte. Zo staat zijn naam op een lijst uit 1941 met rekruten voor het Geheim Leger. Hij werkte een tijdje voor de advocaat Robert Logelain, broer van Henri Logelain, de kunstenaar die het portret van François schilderde. Robert Logelain is de oprichter van de verzetskrant La Libre Belgique. Als mijn overgrootvader niet actief aan het verzet deelnam, zat hij er alleszins toch middenin.
“Zwarten waren Untermenschen voor de nazi’s, maar mijn overgrootvader moest tijdens WO II nooit onderduiken. Er werd vooral op Joden gejaagd. Isidore Bataboudila, een dichte zwarte vriend van mijn overgrootouders, hielp Joden onderduiken. Isidore werkte in hetzelfde ziekenhuis als mijn overgrootmoeder Lucienne. Hij zorgde ervoor dat Lucienne en zijn beste kameraad François elkaar ontmoetten. Blijkbaar sloeg de vonk tussen Lucienne en François snel over.”
De opmerking van uw vriend Kristof toen hij hun huwelijksfoto zag, klopt? Een zwarte man die huwde met een witte vrouw was toen zeer ongewoon?
“De familie van Lucienne vond dat gemengd huwelijk geen goed idee. Ze gedroegen zich zeer racistisch tegenover mijn overgrootvader. De Bergers waren niet blij dat een zwarte trouwde met hun witte dochter. Op het huwelijk was niemand van de familie Berger aanwezig.
“Bijna alle zwarte mannelijke Congolezen van de generatie van mijn overgrootvader hadden een wit lief. Er waren toen ook nog niet veel zwarte vrouwen in België, waarmee ik niet wil zeggen dat zij per se de partners van zwarte mannen moesten worden. Hun nazaten zijn net als mijn oma metis, kinderen van een zwarte vader en een witte moeder. Velen wonen hier in Brussel.
“Er zijn ook de metissen die vanuit de voormalige Belgische kolonies naar België gebracht zijn; de kinderen van witte kolonialen en zwarte vrouwen. Ze werden van hun moeders afgenomen, ontvoerd en hier gedropt in witte adoptie- of pleeggezinnen. Ze voerden een lange erkenningsstrijd. Met resultaat: op 29 maart 2018 nam de Kamer van Volksvertegenwoordigers unamiem de ‘Resolutie over de segregatie waarvan de metissen uit de periode van de Belgische kolonisatie in Afrika het slachtoffer zijn geweest’ aan. De metissen kregen zo toegang tot archieven om zo hun eigen levensloop te kunnen reconstrueren. Dat wordt allemaal in goede banen geleid door de fantastische mensen van het onderzoeksproject Resolutie-Metissen.”
Raakte u makkelijk de archieven binnen?
“Het is niet moeilijk om ze binnen te geraken, maar de archivarissen zelf hebben alle informatie over het koloniale verleden nog niet helemaal doorgenomen. Wij waren wellicht de eersten die de mappen met de verzetsdossiers van Congolezen openden. Er is informatie voorhanden; er moet natuurlijk ook nog de wil zijn om die te laten onderzoeken. Het AfricaMuseum bulkt van de archieven. Het zou fijn zijn als er extra mensen aangeworven worden om ze te doorploegen.”
In Congo was u nog niet?
“Nee, het plan was om er in juli 2020 samen met Kristof naartoe te gaan. Toen kwam Corona.
“Of deze zoektocht naar mijn overgrootvader te vergelijken is met de rootsreis die internationaal geadopteerden soms maken? Nee. Ik sprak in het verleden met veel geadopteerden; hun verhalen verschillen van elkaar en van het mijne. Ik ben niet geadopteerd; dat is al het grootste verschil.”
Internationaal geadopteerden zijn vaak getraumatiseerd.
“Inderdaad. Sommigen willen er verder niets over weten, terwijl anderen er heel fel mee bezig zijn. Ik ben niet getraumatiseerd. Begrijp me niet verkeerd, ik beweer nu ook niet dat álle geadopteerden getraumatiseerd zijn. Maar sommigen wel.
“Ik wil mezelf niet vergelijken met geadopteerden die zoeken naar hun roots. Ik weet hoe complex hun verhalen zijn en ik wil hen geen oneer aan doen. Ik ben in België geboren en een deel van het verhaal van mijn overgrootvader is terug te vinden in de Belgische archieven. Die zijn nog niet goed ontsloten, maar wij konden er wel terecht. Begin maar eens te zoeken als je internationaal geadopteerd bent. Dat is een totaal ander verhaal.”
De titel van jullie boek, ‘Een verzwegen leven’, geldt voor veel Congolezen die naar België kwamen?
“Toch wel. Hun levens werden verzwegen door de maatschappij, denk maar aan de verzetsverhalen van al die Congolezen. Mijn overgrootvader verzweeg ook zijn eigen leven: hij vertelde zo goed als niets over zijn verleden. Misschien durfde hij niet, of stak hij zijn zwart verleden weg net omdat hij witter dan wit wou zijn.”
Begin oktober liep rapper Kanye West op de Paris Fashion Week rond in een t-shirt met daarop de slogan ‘White Lives Matter’.
“Ik hou van Ye’s muziek, maar ik vind zijn t-shirt absoluut niet kunnen. Wat niet wil zeggen dat ik wil dat hij een verbod moet krijgen om het nog te dragen. Woke is niet hetzelfde als cancelcultuur, ook al beweren sommigen van wel.”
U noemt uzelf ‘woke’. Volgens onder anderen N-VA-voorzitter Bart De Wever bent u lid van een zeer gevaarlijke organisatie.
“Ik hoop dat iedereen woke wordt. Woke is helemaal niet gevaarlijk. Het is niet omdat je voor minderheden opkomt, dat je geen respect meer hebt voor de meerderheid.”
Wat is dat precies, ‘woke zijn’?
“Begrip hebben voor bijvoorbeeld een beweging zoals Black Lives Matter. Begrip tonen voor al die mensen wier verhaal veel te weinig aan bod komt. Opkomen voor hun belangen. In de witte maatschappij België zijn dat dan mensen van kleur. Ik vind dat vanzelfsprekend, maar blijkbaar moet daar dan een term als ‘woke’ op geplakt worden. Dus ja, noem me maar woke. (lacht)”
Herkende u tijdens heel deze zoektocht veel van uzelf in uw overgrootvader?
“Er hangt een kopie van het portret van mijn overgrootvader in onze living en veel vrienden zeggen hoe hard ik op hem lijk. Zelf viel mij onze gedeelde ‘resting bitch face’ ook op. (lacht)
“We kwamen te weten dat hij introvert was en soms zelfs nors kon zijn. Dat ben ik niet, hoop ik. Mijn neef vond een geluidsopname terug van François. We blijken wel exact dezelfde lach te hebben.”
Eva Kamanda
- Geboren in 1991 in Brussel
- Studeerde communicatiewetenschappen en theaterkunsten
- Actrice en presentatrice
Eva Kamanda & Kristof Bohez, Een verzwegen leven, Uitgeverij Vrijdag, 286 blzn., 24,95 euro
© Jan Stevens