“We zijn nog steeds in shock”

Na een bewogen vlucht uit de Libische stad Zawia arriveerde het Belgisch-Franse echtpaar Rivoux en hun tweejarig zoontje dinsdagnacht op de luchthaven van Parijs. “We hebben alles in Libië moeten achterlaten. Onze flat, onze bezittingen, ons geld, onze vrienden… alles. Maar van zodra de toestand beter wordt, keren we terug.”

In september 2010 reisden John en Fanny Rivoux en hun zoontje vol verwachtingen van Brussel naar Tripoli. “Fanny had net een baan gekregen als professor Frans aan de universiteit van Zawia, een stad 50 km. ten westen van Tripoli”, vertelt John. “Mijn vrouw heeft de Franse nationaliteit; we hebben elkaar een paar jaar geleden in Straatsburg leren kennen waar mijn vader werkte bij Eurocorps, het in de jaren zestig door Frankrijk en Duitsland opgerichte Europese leger. Ik ben in 1974 geboren in Aarlen en heb letterkunde en film gestudeerd. Toen we naar Libië vertrokken, was ik werkloos: ik hoopte er zelf snel ook een job te vinden.”

John Rivoux had geluk: twee maanden na zijn aankomst werd hij aangenomen als coördinator aan het Institut français in Tripoli. “We huurden een appartement in de buurt van Zawia. Op werkdagen brachten we ons zoontje naar de crèche. Het leven onder de dictatuur was geen lachertje voor de gewone Libiërs. Onze nieuwe buren waren erg op hun qui-vive, maar toch lukte het ons om snel te integreren. De voorbije vijf maanden hebben we er heel wat vrienden bij gekregen. Dat maakte het afscheid vorige week extra moeilijk. Maandag, 21 februari, zouden we op de luchthaven van Tripoli door een Frans vliegtuig geëvacueerd worden. Maar het toestel kreeg geen toestemming om te landen. Dertig uur lang zaten we met ons kind van twee vast op de overvolle luchthaven. Uiteindelijk konden we inchecken op een Frans militair vliegtuig. Dinsdagnacht zijn we dan in Parijs geland. Morgen (dinsdag 1 maart – nvdr) vliegen we verder door naar Brussel.”

Hoe was de toestand in Tripoli en Zawia op het moment dat u het land verliet?

John Rivoux: “De berichten in de internationale pers zijn vrij accuraat. Tripoli blijft in handen van Khadafi, terwijl de meeste andere steden bevrijd zijn. De hele omwenteling verloopt razendsnel. Tijdens de eerste protesten van een paar weken geleden, zag niemand van onze Libische vrienden de revolutie aankomen. Ze verzekerden ons dat alles bij het oude zou blijven. Nu vraag ik me af of ze echt niet wisten dat het zo een vaart zou nemen, of dat ze na veertig jaar dictatuur nog steeds bang waren om teveel te zeggen. Toen de betogingen in Benghazi begonnen, maakten we ons geen zorgen. De stad stond erom bekend een broeihaard van verzet te zijn. Maar Khadafi wou de gebeurtenissen naar zijn hand zetten door zelf een demonstratie van zijn aanhangers in Tripoli te organiseren. Vanaf vrijdag, 18 februari, hoorden we elke nacht bij ons in de buurt geweervuur. We kregen duidelijke orders om ’s nachts binnen te blijven. Maar overdag was alles rustig en voelden we ons niet bedreigd. De mensen maakten van de rust gebruik om massaal voedsel en benzine te hamsteren. De enige sporen van de nachtelijke rellen in de straten waren uitgebrande auto’s. Ook aan de voortdurend voorbij racende politiewagens merkten we dat er iets broedde. Vorige week maandag namen de meeste bedrijven en ambassades dan de beslissing om hun mensen te repatriëren. Wij hebben toen gehoor gegeven aan de oproep van de Franse ambassade. Onze laatste nacht ‘thuis’ werd er de hele nacht door in de buurt geschoten.”

Khadafi zou opdracht gegeven hebben om demonstranten te bombarderen. Hebt u daar getuigenissen over gehoord of iets van gemerkt?

“Er circuleren veel geruchten over een groot bloedbad in Tripoli, maar niemand heeft het met eigen ogen gezien. Toen wij er nog waren, is er door Khadafi gedreigd met bombardementen, maar die zijn nooit uitgevoerd. De troepen van Khadafi schieten wel zonder onderscheid met scherp op alle opposanten. In verschillende steden zijn er tientallen doden gevallen. We staan voortdurend in contact met kennissen in Tripoli. Ze slagen erin de censuur te ontwijken via het internet. Onze vrienden in Zawia hebben ons laten weten dat er ook daar nu slachtoffers vallen. Vooral de Tunesiërs, Egyptenaren en Turken die in Libië wonen en werken worden door het regime op de korrel genomen. Ik sprak met uit Libië gevluchte Tunesiërs op de luchthaven van Parijs. Zij waren nog zwaar onder de indruk van wat ze zelf meegemaakt hadden. De aanhangers van Khadafi zien hen als de grote aanstokers van de revolutie. Zij zijn nu de zondebokken, worden geïntimideerd en hardhandig aangepakt. We hoorden en horen verschrikkelijke verhalen, waarvan we helemaal niet zeker zijn of ze waar zijn. Die geruchtenmolen zorgt voor een uiterst gespannen, angstige sfeer in het hele land.”

Had u contact met andere Belgen in Libië?

“We hadden contact met een collega van mijn vrouw, een professor Frans die in Sabratha leefde. In de dagen voor onze vlucht zochten we steun bij elkaar en deelden we onze angsten. Hij is gerepatrieerd naar Eindhoven. Het grootste probleem was dat alle telefoonlijnen afgesneden waren. Communiceren werd daardoor zeer moeilijk, net als het regelen van een repatriëring via het internet. Ik weet niet of de ambassades alle expats hebben kunnen bereiken. De Franse ambassade in Tripoli is ondertussen gesloten en de personeelsleden hebben het land verlaten. Ik denk dat degenen die achter gebleven zijn niet echt in gevaar zijn zolang ze maar binnen in hun huizen blijven.”

Wat bent u nu van plan?

“We hebben alles in Libië moeten achterlaten: onze spullen, onze flat, ons geld, onze vrienden. Wij werkten niet voor een westers bedrijf en zijn daardoor waarschijnlijk ook onze jobs kwijt. We hebben geen dak meer boven ons hoofd en hebben geen cent meer. Dat geldt trouwens voor alle buitenlanders die aan een universiteit werkten. We maken ons veel zorgen over onze Libische vrienden die achtergebleven zijn. Van zodra de toestand beter wordt, willen we terugkeren. We voelen ons nog steeds in shock. Voorlopig slagen we er niet in om de Libische bladzijde om te draaien of om plannen te maken voor een nieuwe toekomst.”

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten