Arm met een job
Een baan hebben en de touwtjes niet aaneen kunnen knopen: het lijkt een onwaarschijnlijke combinatie, maar toch leeft 4% van de Belgische actieve bevolking onder de armoedegrens. Professor Ive Marx onderzocht het fenomeen van de ‘werkende arme’. “Een deeltijds werkende alleenstaande met kinderen loopt het grootste risico om in armoede te belanden.”
“Met 4% werkende armen scoort België in vergelijking met andere Europese landen relatief laag”, zegt professor Ive Marx van het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck van de Universiteit van Antwerpen, waar hij o.a. het onderzoeksdomein armoede en inkomensverdeling coördineert. “Het probleem van de werkende armen is het grootst in Zuid-Europese landen: in Griekenland, Spanje, Portugal en Italië leeft 10% van de werkenden in armoede. In de andere landen schommelt het aandeel werkende armen rond 5%. Wij bevinden ons op hetzelfde niveau als Denemarken, Finland en Nederland.”
15% van de totale Belgische bevolking, anderhalf miljoen mensen, leeft onder de armoedegrens. Een vijfde van de mensen op actieve leeftijd die in armoede leven, of 180.000, heeft een job. Ive Marx: “Je bent ‘officieel’ arm als je in een gezin leeft waarvan het totale inkomen lager is dan 60% van de mediaan, het midden van alle Belgische gezinsinkomens. Voor een alleenstaande bedraagt de armoedegrens ongeveer 900 euro per maand. Als je daar elke maand 300 euro huishuur van moet betalen, schiet er niet veel meer over. Voor een alleenstaande ouder met twee kinderen ligt de drempel rond 1500 euro.”
‘Jobs, jobs, jobs’
Jarenlang werd er aan het fenomeen van de ‘werkende armen’ nauwelijks aandacht besteed. “De voorbije decennia gingen beleidsmakers ervan uit dat werk alle problemen van armoede en sociale uitsluiting zou oplossen”, zegt Ive Marx. “Er is lange tijd een trend geweest om werklozen te activeren, denk maar aan het begrip ‘actieve welvaartstaat’ van een paar jaar geleden. Ook op Europees niveau stond activering in het middelpunt van de belangstelling: het Verdrag van Lissabon uit 2000 focuste sterk op werk. De titel van het tussentijdse rapport van de Lissabonstrategie luidde in november 2003 niet voor niets: ‘Jobs, jobs, jobs.’ Nu moeten we jammer genoeg vaststellen dat die activeringspolitiek de armoede niet opgelost heeft.”
Waar is het misgegaan? Zijn teveel mensen in hamburgerjobs terecht gekomen? Ive Marx: “Het is een misvatting dat een laagbetaalde job automatisch voor armoede zorgt. Veel mensen met een laagverdienende baan, meestal vrouwen of inwonende kinderen, brengen een tweede of een derde inkomen in het huishouden. Dankzij het eerste, stevige inkomen ontsnapt het gehele gezin aan de armoede. Het armoederisico wordt wel hoog als je als alleenstaande weinig verdient, zeker als je de zorg hebt over opgroeiende kinderen. Ons traditionele clichébeeld van werkloze armen die van generatie op generatie in armoede leven, moeten we toch een beetje bijstellen. Werkende armen vallen niet op, lopen niet met hun problemen te koop en zijn daardoor ook moeilijk te bereiken.”
De voorbije jaren zijn er door het groeiende aantal echtscheidingen meer alleenstaande ouders bijgekomen. Paradoxaal genoeg is het aantal werkende armen de hele tijd constant gebleven. Dat is volgens Ive Marx een gevolg van het feit dat de arbeidsmarkt de voorbije 25 jaar een aantal compenserende veranderingen heeft doorgemaakt. “Een kwart eeuw geleden waren gezinnen met slechts één verdiener schering en inslag. Toen waren er ook al werkende armen. Sindsdien is het ‘tweeverdienerschap’ spectaculair toegenomen, net als het aantal mensen dat deeltijds of via uitzendbureaus werkt. Anderzijds zijn er natuurlijk meer echtscheidingen en zijn er ook meer ‘bewuste’ alleenstaanden. De ene verandering heft de andere op en zo blijft het aantal werkende armen rond 4 à 5% schommelen.”
Wie loopt er het meeste risico om als werkende in de armoede terecht te komen? Marx: “Alleenstaande ouders met kinderen. Veel van die mensen zitten diep onder de armoededrempel. Ze hebben niet per se een laag loon, maar werken deeltijds. Ze kunnen niet voltijds gaan werken omdat ze de opvang voor hun kinderen niet geregeld krijgen of kunnen betalen. De horeca, distributie en verkoop zijn de grootste risicosectoren. Wie in de horeca of de distributie werkt, heeft vaak een onregelmatige uurrooster met avond- en weekendwerk. Wat het voor alleenstaande ouders extra moeilijk maakt om kinderopvang te vinden en zorg en werk te combineren. Als de kinderen wat ouder worden en naar school gaan, zullen ze misschien wel voltijds kunnen beginnen werken. Hun perspectief op beterschap hangt vooral af van hun eigen mobiliteit. Laaggeschoolden lopen een veel groter risico dan andere groepen om al werkend in de armoede te belanden. Wat niet wegneemt dat ook hooggeschoolde werkenden door een verandering in hun gezinssituatie in de armoede kunnen terechtkomen.”
Kinderbijslag naar werken
Helpen we werkende armoede de wereld uit door de minimumlonen voor laagverdieners op te trekken? “Zelfs als het minimumloon met 30% opgetrokken zou worden, zou dat nog niet veel zoden aan de dijk brengen”, stelt professor Marx. “De meeste mensen met een laag loon situeren zich niet aan de onderkant van de inkomensverdeling. Doordat het de tweede verdieners in een gezin zijn, bevinden ze zich meestal in het midden. Door de minimumlonen te verhogen, krik je in de eerste plaats de levensstandaard op van degenen die al in dat midden zitten. Met zo’n maatregel riskeer je zelfs dat de armoedegrens hoger zal gaan liggen waardoor nog meer mensen kopje onder zullen gaan. Een verhoging van het minimumloon heeft natuurlijk wel impact op het inkomen van alleenstaanden met of zonder kinderen, maar is niet sterk genoeg om hen uit de armoede te tillen. Een verstandiger manier om werkende armoede tegen te gaan, is het netto-inkomen van laagverdienenden verhogen. Mensen die aan minimumlonen werken, betalen ook belastingen en sociale bijdragen. Het laatste decennium zijn er vanuit het beleid al structurele bijdrageverminderingen voor lage lonen doorgevoerd. Wie het minimumloon verdient, betaalt nu al weinig sociale bijdragen.”
Veel manoeuvreerruimte blijft er niet meer over. “Een van de weinige opties is een ingreep in de kinderbijslagen. Want er is een grote overlapping tussen kinderarmoede en werkende armen: bij 50% van de kinderen die in armoede opgroeien, is er een werkende in huis. Misschien zouden onze beleidsmakers eens moeten onderzoeken of de hoogte van de kinderbijslag niet in zekere mate gekoppeld kan worden aan de hoogte van het gezinsinkomen.”
Jarenlang ploeterde Hendrik Hendrickx als uitzendkracht in armoede
“Soms dacht ik: ‘Ik maak er een einde aan’”
Elf jaar lang stond Hendrik Hendrickx (46) aan het hoofd van een bloeiende bloemenzaak. Tot het bij een verbouwing in 2000 misging. Zijn bedrijf ging overkop en Hendrik probeerde te overleven door als uitzendkracht te gaan werken. Van welstellende ondernemer werd hij een werkende arme.
Begin 1989 startte Hendrik Hendrickx met 200.000 frank (5000 euro) spaargeld een bloemenwinkel. De zaak groeide en bloeide: eind jaren negentig was Hendrik een welvarend ondernemer en gaf hij leiding over negen medewerkers. “De winkel was dringend aan een opknapbeurt toe”, vertelt hij. “In 2000 ging ik in zee met een architect en een aannemer. In twee maanden gingen ze de klus klaren. Maar de aannemer hield zich niet aan de afspraken.”
De werken zouden uiteindelijk 14 maanden duren. Heel die periode moest Hendrik noodgedwongen zijn winkel sluiten. De inkomsten droogden op en de rekeningen stapelden zich op. Zijn bedrijf ging op de fles. “Van de ene op de andere dag was ik alles kwijt. Ik moest gaan aankloppen bij het OCMW. Daar werd ik met een scheef oog bekeken. ‘Je bent zelfstandige geweest? Dan zal je nog wel zwart geld in een schuif hebben liggen zeker?’ Maar ik had helemaal niets meer. Op een bepaald moment ging het zo slecht dat we weken lang zonder water en verwarming zaten. Door heel die toestand liep mijn huwelijk op de klippen. Soms dacht ik: ‘Nu is het genoeg geweest. Ik maak er een einde aan.’ Maar ik ben van nature een optimist en een vechter.
Ik schreef me in bij uitzendkantoren. Ik moest aaneensluitend meer dan 480 dagen werken om in aanmerking te komen voor sociale zekerheid. Van zodra er een paar dagen tussen twee opdrachten wegvielen, kon ik weer van vooraf aan beginnen. Acht jaar lang heb ik met tijdelijke contracten geprobeerd om al werkend aan die aaneensluitende dagen te geraken. Maar om een of andere reden eindigden de uitzendopdrachten altijd vóór die termijn. De langste opdracht die ik ooit gehad heb, duurde 384 dagen. Ik had de indruk dat het uitzendkantoor mijn ‘armenstatuut’ vooral misbruikte om subsidies in te pikken. Want een ‘leefloner’ aan werk helpen, leverde hen overheidsgeld op. Ze speelden daarvoor onder een hoedje met de supermarktketens die me als tijdelijke afdelingsmanager in dienst namen.
Op het werk werd ik als bedreigend ervaren: sommige leidinggevenden zagen me met mijn kennis als ondernemer als een concurrent, anderen vonden me dan weer een loser. ‘Failliet gegaan? Hij zal wel een foefelaar zijn.’ Ik stond elke dag om half drie op om toch maar op tijd op mijn werk te geraken. Ik reed met de fiets, want ik kon me geen auto of busabonnement meer permitteren. Ik werkte acht uur per dag voor een leefloon. De rest ging naar alimentatie, gerechtskosten en advocaten.”
Na acht jaar armoedig ploeteren als uitzendkracht slaagde Hendrik erin zijn leven een nieuwe wending te geven. “Ik werk nu als consultant netwerkmarketing. Ik ben ook actief als vrijwilliger bij het Permanent Welzijnsoverleg Wetteren, een erkende vereniging waar armen het woord nemen. Een van de grote misverstanden is dat mensen hun armoede aan zichzelf te danken hebben. Dat is niet altijd zo. Je zou er versteld van staan hoeveel gewone, hardwerkende mensen door omstandigheden in armoede terecht gekomen zijn. Ze schamen zich ervoor. Met mijn getuigenis hoop ik hen een stem en een gezicht te geven.”
© Jan Stevens