De ongekroonde koning van het Nederlandse boekenvak

In februari vierde Bezige Bij-directeur en uitgever Robbert Ammerlaan zijn 67e verjaardag. Aan zijn pensioen denkt hij nog lang niet. “Als je zolang betrokken geweest bent bij het leven en werk van schrijvers, is het een rare gedachte om daar opeens afscheid van te moeten nemen. Ooit gebeurt het en ik weet dat het dan niet zal meevallen. Maar voorlopig blijf ik nog een paar jaar deze prachtjob uitoefenen.”

Jarenlang al heeft Robbert Ammerlaan zijn vaste stek in de jaarlijkse top tien van de ‘Literaire Pikorde’ van het Nederlandse weekblad HP/De Tijd. Op regelmatige tijdstippen bezet hij er zelfs de eerste plaats. Ammerlaan is wellicht de meest invloedrijke en meest bewonderde uitgever van Nederland. Toen hij in 1999 aan het hoofd kwam te staan van de legendarische Bezige Bij, uitgever van literaire monumenten als Harry Mulisch en Hugo Claus, erfde hij een zieltogend bedrijf waar de omzet ingezakt was tot een paar miljoen euro. In vijf jaar tijd zette hij de ooit zo fiere uitgeverij terug op de sporen. Vandaag schommelt de omzet rond de 25 miljoen. Sinds 1 januari van dit jaar is Ammerlaan ook directeur van de De Bezige Bij-Antwerpen, de gloednieuwe Vlaamse poot. “Tien jaar geleden koesterde ik al min of meer serieuze plannen om een vestiging van De Bij in Antwerpen op te richten”, zegt hij. “De toenmalige leiding van moederhuis WPG Uitgevers stond daar huiverig tegenover. Ze twijfelden eraan of er wel plaats was voor een literaire uitgeverij in Vlaanderen. Ik heb daar nooit een seconde aan getwijfeld. Toen Koen Clement in 2008 onze nieuwe ceo werd, sprak ik hem daarover aan. Hij was meteen enthousiast. We hebben een strategie uitgestippeld en zijn een paar maanden geleden ook echt met de Bezige Bij Antwerpen van start gegaan. De Bezige Bij Amsterdam en de Bezige Bij Antwerpen zijn nu twee zussen: de ene verdeelt de boeken van de andere op haar eigen markt.”

Een huis vol boeken

Robbert Ammerlaan werd in 1944 geboren in Pijnacker, een klein dorp in de buurt van Delft. “Mijn ouders waren er in 1940 komen wonen, op de vlucht voor de bombardementen op Rotterdam. Ze zijn er tot hun laatste snik gebleven en wilden niet meer terug naar de grote stad. Mijn vader was boekhandelaar: hij werkte als inkoper voor de boekenafdeling van het grote warenhuis De Bijenkorf. Hij bezocht de uitgevers, besprak met hen de nieuwe boekenoogst en kocht dan boeken in voor wat toen de grootste boekhandel van Nederland was. Mijn moeder bleef thuis: zij heeft mij en mijn twee oudere zussen grootgebracht.”

Als kleine jongen al, zat Robbert Ammerlaan tussen de boeken. “We hadden een enorme goed gevulde boekenkast. Alle wanden in de huiskamer waren bekleed met boeken. Mijn vader was een gepassioneerde boekenliefhebber en een grote voorlezer. Als klein jongetje klom ik bij hem op schoot. Hij kon met een mooie gedragen stem voorlezen. Toen we iets ouder waren en zelf konden lezen, bracht hij zowel voor mijn zussen als voor mij iedere week een stapeltje nieuwe boeken mee. We waren alle drie al vroeg lezers en zijn dat gebleven.”

Na zijn middelbare studies trok Robbert Ammerlaan naar de universiteit van Rotterdam. “Ik ging economie studeren, maar dat beviel me niet echt. Ik wist nog niet zeker welk beroep ik zou kiezen, al koesterde ik wel de vage ambitie ooit zelf schrijver te worden.”

Op een mooie dag in 1966 brak hij zijn studies af en ging hij zijn diensten als redacteur aanbieden bij De Haagsche Courant. “In die tijd was dat een grote krant in Den Haag, een paar jaar geleden is ze opgegaan in het Algemeen Dagblad. Toen ik er solliciteerde, was het nog vrij gemakkelijk om bij een krant binnen te geraken. Ik kreeg een proeftijd van drie maanden, maar heel snel hadden zowel ik als de mensen bij de krant het gevoel dat het een gelukkig huwelijk zou worden. Dus werd ik aangenomen als parlementair redacteur. Ik heb alleen maar goeie herinneringen aan de parlementaire journalistiek. Drie van de vijf werkdagen liep ik in de Tweede Kamer rond en in de weekends trok ik vaak naar partijbijeenkomsten en -congressen.”

“Politiek Nederland beleefde heel spannende tijden: elf dagen nadat ik gestart was als ‘Binnenhofjournalist’ viel de regering. Ik viel als het ware met mijn neus middenin de politieke boter. De Haagsche Courant verscheen elke dag rond half vier in de namiddag; tot 1 uur ’s middags kon ik nog nieuws doorgeven. Er waren geen mobiele telefoons, soms was er een telex, maar meestal holde ik naar een telefooncel en moest dan min of meer uit het hoofd een stukje dicteren dat iemand op de redactie in het lood op een grote plaat zette. Het was de heroïsche, romantische tijd van de bescheiden communicatiemiddelen.”

Ammerlaan werkte vier jaar voor de Haagsche Courant, daarna stapte hij als politiek journalist over naar De Haagse Post. “In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, was dat weekblad in Amsterdam gevestigd. Het was toen een gerespecteerd opinieblad, tegenwoordig heet het HP/De Tijd. In die jaren schreef ik het boek Het verschijnsel Schmelzer, de biografie van Norbert Schmelzer, de belangrijkste Nederlandse politicus van eind jaren zestig. Ik kreeg toegang tot zijn archief en hij liet me zijn dagboeken lezen, waardoor het een vrij sensationeel boek werd, met nogal wat onthullingen erin.”

Het verschijnsel Schmelzer haalde de voorpagina’s en werd uitgebreid besproken op Voor de vuist weg, Nederlands meest bekeken talkshow van de begin jaren zeventig mateloos populaire presentator Willem Duys. “Twee dagen lang was ik een Bekende Nederlander”, lacht Ammerlaan. “Mijn uitgever Sijthoff was zeer blij, want er werden ruim 65.000 exemplaren van het boek verkocht. Op een bepaald moment deed hij me een voorstel: ‘Waarom word je geen drie dagen per week uitgever bij ons en schrijf je de twee andere dagen verder aan een nieuwe biografie?’ Zo ben ik via ‘natuurlijke weg’ de uitgeverij binnengerold. Ik ben toen beginnen werken aan de biografie van prins Bernhard, de vader van koningin Beatrix, met instemming en medeweten van de prins. Bijna twintig jaar lang heb ik intensieve gesprekken met hem gevoerd. Ik heb zo’n 170 interviews op band opgenomen en ik mocht vrij in zijn archief rond snuisteren. Het was de bedoeling dat ik uit al dat materiaal ofwel een geautoriseerde biografie, ofwel zijn memoires zou componeren. Dat hele project is uiteindelijk op een veto van de huidige koningin gestoten, die na het overlijden van haar vader toestemming voor dat boek moest geven. Zij vreesde dat de openhartigheid van haar vader tot schandalen zou leiden. Jammer, want prins Bernhard had het boek graag gepubliceerd gezien.”

 

Literaire thriller

De uitgeverij Sijthoff werd opgeslokt door een paar grotere uitgeverijen. Ammerlaan werd directeur van Unieboek en stapte, na een kort intermezzo als woordvoerder van de vroegere Nederlandse premier Dries van Agt, in 1985 over naar het uitgeefhuis Bosch & Keuning. Twee jaar later werd hij er gepromoveerd tot directeur-uitgever van Ambo-Anthos.

Bijna vanuit het niets bouwde Ammerlaan Ambo-Anthos om tot een uitgeverij van kwaliteitsvolle fictie en non-fictie. “Ik had het geluk dat een aantal van de auteurs die ik in de loop der jaren had leren kennen en met wie ik bevriend was geraakt, samen met mij naar Ambo-Anthos verhuisden. Zij gaven Ambo-Anthos heel snel het gezicht en het literaire gewicht dat de uitgeverij daarvoor niet had. Ik heb toen ook nieuwe auteurs leren kennen die zeer succesvol werden: Donna Tartt met haar De verborgen geschiedenis is daar een van de grote voorbeelden van.”

In die periode stond Robbert Ammerlaan ook aan de wieg van een geheel nieuw genre: de literaire thriller. “Ik kreeg via de Londense literair agent van John Irving het manuscript van The Memory Game van Nicci French toegespeeld. Met John Irving ben ik al lang goed bevriend en ik ben sinds jaar en dag zijn uitgever. Ik vond het heel bijzonder dat zijn literair agent op de Frankfurter Buchmesse met veel nadruk tegen me zei: ‘Ik heb een boek voor jou. Je zal het vast goed vinden.’ Ik las het manuscript tijdens de Buchmesse en ik dacht: ‘Zo’n thriller heb ik nog niet vaak gelezen.’ Het geluid van het schrijversechtpaar Nicci French klonk enorm verfrissend. Ik begon me af te vragen hoe ik, als literaire uitgever van topschrijvers zoals Joseph Heller en John Irving, met succes een spannend boek met een zekere literaire kwaliteit op de markt kon brengen. Langzaam is het idee gegroeid om het thrillerdebuut van Nicci French op een heel bijzondere, ‘andere’ manier te verpakken, met een terughoudend omslag in zwart-wit. Tezelfdertijd rijpte de gedachte dat we die eersteling van French als ‘eerstgeborene’ van een totaal nieuw genre moesten lanceren. Zo is het begrip ‘literaire thriller’ ontstaan. Nu wordt er door andere uitgevers van alles in gestopt wat er niet in thuishoort, maar dat gaat meestal zo.”

De allereerste literaire thriller, Het geheugenspel van Nicci French, was meteen een schot in de roos. “We verkochten er meer dan 100.000 exemplaren van. Ik heb de twee volgende thrillers van het echtpaar French nog gelanceerd, tot ik in 1999 gevraagd werd om De Bezige Bij nieuw leven in te blazen.”

Beste vrienden

Toen Ammerlaan bij de Bezige Bij als uitgeefdirecteur aantrad, lag het vroegere kroonjuweel van de Nederlandse uitgeverijen op apegapen. “De Bij had ernstige verliezen opgestapeld. Maar een instituut als De Bij is eigenlijk meer dan een uitgeverij: ze is gebouwd op stevige fundamenten, met een roemruchte geschiedenis, uitzonderlijke auteurs en een grote traditie. Als ze je zo een baan aanbieden, mag je nooit nee zeggen.”

Hoe maakte hij van een uitgeverij in grote nood in een paar jaar tijd terug een topspeler? “Door me bewust te zijn van de schatkamer die al voorhanden was. De Bezige Bij had ondanks het feit dat het een aantal jaren niet goed ging, nog altijd het mooiste en belangrijkste fonds op het gebied van Nederlandse en Vlaamse literatuur met auteurs als Hugo Claus, Harry Mulisch, Gerard Reve, Jan Wolkers, Remco Campert en Willem Frederik Hermans. In de schatkamer zat nog een overvloed aan materiaal dat dringend afgestoft en met enige glans opnieuw uitgebracht kon worden. Ik ben van start gegaan met het heruitgeven van een aantal grote klassiekers, in fraaie uitvoeringen en voor scherpe prijzen. Een van die eerste heruitgaven was Het verdriet van België, waar we een gebonden editie van gemaakt hebben. Die was er vijftien jaar niet geweest. We hebben het boek voor de spotprijs van 25 gulden (12 euro) in een enorme oplage op de markt gebracht. In essentie komt het er op neer dat een uitgever zich voortdurend bewust moet zijn van de mogelijkheden die het bestaande fonds nog biedt.”

Want bestaande boeken heruitgeven, brengt het meeste geld op? “Als het lukt wel. Daarenboven hebben die mooi uitgegeven klassiekers ook een aanzuigend effect, omdat het succes ervan nieuwe auteurs nieuwsgierig maakt. Ze zien dat de uitgeverij terug succesvol en actief is, en willen daar graag deel van uitmaken. Zo stapten belangrijke auteurs als Erwin Mortier, Charlotte Mutsaers en Oscar van den Boogaard over naar De Bij. Ik heb natuurlijk ook het grote voordeel gehad dat 18 grote auteurs zoals John Irving, Donna Tartt en Karen Armstrong samen met mij van Ambo-Anthos naar de Bezige Bij mee verhuisd zijn. Dat is me toen niet in dank afgenomen. Maar die schrijvers waren vrienden van me en wilden zelf mee overstappen. De kritiek daarop is nu verstomd. Tegenwoordig begrijpen collega’s veel beter dat de goede band tussen auteur en uitgever veel belangrijker is dan die tussen auteur en uitgeverij. Wie met het geestesproduct van een ander aan de slag gaat, ontfermt zich toch over heel intieme dingen. Het kan niet anders dat er na verloop van tijd een hechte band ontstaat tussen een schrijver en zijn uitgever, zeker als je als uitgever het werk van de auteur oprecht bewondert. Karen Armstrong schreef in haar afscheidsbrief aan Ambo-Anthos: ‘Ik hoop dat jullie, ondanks de teleurstelling, er begrip voor hebben, maar een auteur schrijft zijn boeken soms voor iemand. Ik schrijf voor twee ‘iemanden’: mijn Amerikaanse uitgever en mijn Nederlandse uitgever. Zij zijn vrienden van me en zitten in mijn hoofd telkens wanneer ik aan het schrijven ben.’”

Naar wie kijkt Robbert Ammerlaan op?

Philip Roth: “Ieder mens met gezond verstand weet dat Roth de Nobelprijs literatuur al lang had moeten krijgen. Ik vind het fascinerend om te zien hoe hij bijna ieder jaar een boek produceert dat zo aangrijpend en fundamenteel is. Je vraagt je af of zijn reservoir nooit uitgeput raakt. Iedere keer weer treft hij me met zijn ongelooflijke kracht. Het lijkt wel alsof hij nog twintig boeken in zijn hoofd heeft, die er allemaal nog uit moeten.”

Johann Sebastian Bach: “Ik ben het min of meer eens met Harry Mulisch die vond dat van alle kunstvormen de muziek de meest superieure is. En dan is het universum van Bach toch werkelijk de hemel.”

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten