Modeontwerper op het scherp van de snee

Zijn eerste defilé hield modeontwerper Tim Van Steenbergen als pas afgestudeerd jong broekje in het Louvre in Parijs. Een decennium later is hij een van de favoriete ontwerpers van Katy Perry en kleedt hij de operazangers van de Scala in Milaan.

Op zijn 21e trok Tim Van Steenbergen met zijn diploma op zak de deur van de modeafdeling van de Academie van Antwerpen achter zich dicht. Amper twee jaar later, in 2002, showde hij zijn eerste eigen collectie op de Parijse catwalk. Vandaag is hij uitgegroeid tot een van de belangrijkste en meest succesvolle Belgische modeontwerpers, is hij ontwerper bij het label LUC.DUCHENE, designt hij zonnebrillen voor Theo en kostuums voor de producties van onder anderen Anne Teresa De Keersmaecker. Als klap op de vuurpijl creëert hij de kostuums voor ‘Der Ring des Nibelungen’ van Richard Wagner, in een regie van Guy Cassiers en met de wereldberoemde Daniel Bairenboim als dirigent. Op de premières vorig jaar in de prestigieuze Scala van Milaan van Das Rheingold en Die Walküre, deel 1 en 2 van de operacyclus, werden ze door het publiek beloond met minutenlange ovaties.

“Het gaat heel snel”, knikt Tim Van Steenbergen. “Op dit moment werk ik aan de kostuums voor vier grote theaterproducties, aan de brillencollectie voor Theo, hou ik voor LUC.DUCHENE kantoor in Brussel en ben ik hier in mijn atelier in Deurne volop aan het ontwerpen voor mijn eigen nieuwe kledingcollectie. Tot in juni ben ik fulltime aan het werk, zonder een vrije dag. Zelfs in het weekend lukt het me niet echt om er afstand van te nemen: dan krijg ik soms opstoten van creativiteit en teken ik al die nieuwe ideeën in een klein schriftje op. Maar ik klaag niet, want het zijn allemaal razend interessante projecten en ik ben nog maar 32. Het is fantastisch dat ik dat allemaal kan en mag doen, want nu heb ik de energie er nog voor.”

Is Van Steenbergen dan niet bang dat hij zichzelf zo zal opbranden? “Voorlopig niet. Ik ervaar het vele werk als een godsgeschenk en een grote kans. Ik ontmoet nu heel interessante mensen en ik mag unieke kleren ontwerpen waardoor ik veel nieuwe dingen bijleer. Al die opdrachten helpen me verder groeien. Ik denk dat ik op tijd ‘stop!’ zal kunnen roepen. Tot 2013 zit mijn agenda eivol: er komt nu niks meer bij. Dat lijkt een comfortabele positie voor een ontwerper, en dat is het ook, maar toch zorgt dat voor extra druk. Want de verwachtingen zijn hooggespannen en het niveau waarop wij werken ligt extreem hoog. Toch ben ik een gelukkig man. We slagen er telkens weer in om onze grenzen te verleggen en dat geeft een goed gevoel. Al is het niet zonder risico’s, natuurlijk. Maar een mens leeft maar een keer. Wie de kans krijgt om datgene te doen wat hij graag doet, moet niet te lang twijfelen en er voluit voor gaan.”

Pushen om creatief te zijn

Als kleine jongen al was Tim Van Steenbergen gefascineerd door kledij. “Niet alleen door kleren; ook door stoffen en door films en de kostuums die daarin gedragen werden. Mijn grootmoeder was een echte couturenaaister. Mijn vader werkte op de bank en mijn moeder is een kleuterleidster. We hadden een afspraak: in het weekend mocht ik mijn creativiteit botvieren, maar ik moest wel Latijn-Grieks gaan studeren. Na het middelbaar kon ik dan vrij kiezen. Ik heb geen spijt van dat Latijn-Grieks: het helpt me nog steeds bij het bestuderen van teksten. Toen ik dan op mijn zeventiende naar de Academie van Antwerpen trok, ging er een nieuwe wereld voor me open. Ik had op een doorsnee school gezeten in de provinciestad Turnhout: de overstap naar de grote stad Antwerpen was een hele onderneming. Er zaten studenten uit Nederland, Japan, Frankrijk, en dat gaf de opleiding aan de Academie een heel ‘internationaal’ karakter.”

Had Tim Van Steenbergen toen al een carrièreplan in gedachten? “Nee. Integendeel. Mijn grootste zorg was: hoe geraak ik zonder financiële kleerscheuren door mijn studies? Want studeren aan de modeafdeling is erg duur. Mijn ouders hadden een gewoon inkomen en mijn broers studeerden aan de universiteit in Leuven. Om mijn collecties op school te kunnen blijven ontwerpen, moest ik dus op zoek naar sponsors. Ik kon toen aan de slag bij modeontwerper Dries Van Noten. Dat was een heel inspirerende ervaring, en ik werd er ook nog voor betaald.”

Begin jaren tachtig studeerden aan de modeafdeling van de Antwerpse Academie de ondertussen internationaal befaamde Antwerp Six af: Walter Van Beirendonck, Dries Van Noten, Marina Yee, Dirk Van Saene, Dirk Bikkembergs en Ann Demeulemeester. Sindsdien behoort de Antwerpse mode-acadamie tot de absolute wereldtop. “Terecht”, vindt Tim Van Steenbergen. “Het is een school waar je als ontwerper in spe gepusht wordt om creatief te zijn. Je wordt als student gedwongen om je eigen grenzen te verleggen. Het stopt niet na het tekenen van één collectie die de moeite waard is, nee, de docenten willen elke keer weer nieuwe ontwerpen zien die verder en dieper gaan dan je laatste werk. Voor een student van achttien was dat soms moeilijk te begrijpen. Nu weet ik dat die grote druk onontbeerlijk is voor een modeopleiding met zo’n naam en faam. Als ze hun niveau willen behouden, moeten ze hun studenten wel ‘dwingen’ zichzelf te overstijgen. Want in het werkelijke leven van een ontwerper gaat het er net zo aan toe. Het is niet omdat je collectie in het ene seizoen een succes is, dat je automatisch succes zal hebben in alle seizoenen die daarop zullen volgen.”

Glamour en shit

Na zijn opleiding ging Tim Van Steenbergen aan de slag als assistent van Olivier Theyskens. “Ik solliciteerde heel bewust bij een Brusselse modeontwerper. Ik wou even weg van Antwerpen, weg uit het Antwerpse modeleven en nieuwe lucht snuiven. Oorspronkelijk zou ik twee maanden voor Theyskens werken, maar ik ben er uiteindelijk meer dan een jaar blijven hangen. Ik heb er het vak tot in de puntjes leren kennen. Ik werkte er in een bedrijf zoals ik er nu zelf een heb en zag er alles: het totale productieproces, de glamour, maar ook de shit. Ik ontdekte er wat ik zelf wel en niet wil. Ik ben in 2001 bij Theyskens weggegaan toen ik gevraagd werd om voor een expositie in het Brugse Groeninge Museum couturejurken te ontwerpen. Het was niet direct mijn bedoeling om een complete eigen collectie te gaan samenstellen, maar van het ene kwam het andere. Voor ik het goed en wel besefte, was ik een ‘kleine zelfstandige’. Ik had net de Cultuur Jeugd Paspoort-prijs gewonnen waar een bedrag van 75.000 frank (1860 euro) aan vast hing. Dat was de basis voor mijn startkapitaal. Advocaat Jeff Keustermans is een buur van mijn ouders. Hij is erg gepassioneerd door kunst. Jeff geloofde van in het begin in mij. Hij heeft mijn bedrijf zakelijk op poten helpen zetten. Ik liep producenten op het lijf die vroegen: “Waarom begin je geen kleine collectie?” Waarna alles in een stroomversnelling kwam: het jaar daarop had ik al een defilé in Parijs.”

De herinneringen aan Van Steenbergens eerste presentatie zijn nog springlevend. “Het was meteen in het Louvre met de jurken uit het Groeninge Museum. Eigenlijk moest ik teveel geld in die voorstelling pompen voor wat het ‘maar’ voorstelde, maar ik was onervaren en kon niet vergelijken. In oktober 2002 showde ik dan de zomercollectie van het jaar erop. Dat was echt een magisch moment, omdat die collectie heel juist aanvoelde en omdat ik toen zeker wist dat ik het meer dan één seizoen in Parijs zou volhouden. Ik heb veel andere beginnende ontwerpers één keer op de Parijse catwalk hun kleren zien showen, waarna het hen nooit meer gelukt is omdat ze voor die ene keer zichzelf te diep in de schulden moesten steken.”

Fotografisch geheugen

Het atelier van Tim Van Steenbergen bevindt zich in een oud naaifabriekje. Met de paspoppen, rollen stoffen en ouderwetse naaimachines lijkt het alsof de tijd er ergens in de jaren zestig van de vorige eeuw is blijven staan. “Mensen uit de modewereld die hier voor het eerst komen, kijken soms verbaasd”, lacht Tim. “Een atelier zoals het mijne is vrij uniek. We werken hier met vijf: een paar mensen houden zich bezig met de contracten en de boekhouding, anderen met de communicatie, marketing en productie. En dan is er ook nog iemand die alle patroonontwerpen opvolgt. De rest wordt uitbesteed.”

Aan buitenlandse naaifabriekjes? “Nee, wij werken bewust met Belgische bedrijven, zodat we de hele productie rechtstreeks kunnen opvolgen. Dat is van levensbelang voor het soort van kleren dat wij maken. Ik wil over al mijn projecten de supervisie blijven houden, al heb ik in de loop der jaren wel geleerd om te delegeren. De voornaamste reden waarom ik onafhankelijk wil blijven, is dat ik bang ben dat ik anders de grip op het creatieve zal verliezen. Ik heb geen zin om een volbloed manager te worden. Ik wil zelf nieuwe dingen voor het theater en voor de winkel blijven ontwerpen in plaats van alleen maar de plak te moeten zwaaien over een team.”

Hoe begint Tim Van Steenbergen aan een nieuwe kledingcollectie? Zit hij uren aan de tekentafel te wachten tot de inspiratie over hem neerdaalt? “De inspiratie komt tijdens het werken. Als een collectie bijna af is, beginnen de ideeën voor de volgende te borrelen. Ik heb geleerd om dat niet te forceren of er niet te veel naar op zoek te gaan. Ik reis veel en zit vaak in steden als Milaan of Berlijn. Daar voel ik de tijdsgeest intenser aan dan hier en dat is voor mijn vak toch heel belangrijk. Ik observeer voortdurend. Niet alleen op straat, maar ook op tentoonstellingen. Ik hou ook foto’s bij en ik koop massa’s boeken. Ik gebruik de dingen die ik zie niet meteen; soms gaan daar jaren overheen. Ik heb een sterk fotografisch geheugen. Ik zet mezelf niet onder druk om mijn collectie op papier zetten, maar ik hou me wel aan mijn planning. Ik werk lang op voorhand en geef mezelf meer dan twee maanden om een nieuwe collectie eerst in mijn hoofd te laten ‘rijpen’. Ik denk dat het bij een schrijver of een componist ook zo werkt: een boek of een nieuwe song moeten eerst een tijdje in het hoofd van hun schepper sudderen, om vervolgens in een gulp op papier te worden gezet.”

Olifantenpijpen

Voor Van Steenbergen moet een collectie niet alleen creatief hoge ogen gooien, ze moet ook commercieel scoren. “Ik wil kleding maken die verkoopt”, zegt hij heel beslist. “De pure kunst bewaar ik voor de ontwerpen die ik voor het theater maak. Je hoort vaak zeggen dat in de mode alles terugkeert. Natuurlijk is dat zo, maar de context verandert wel voortdurend. De ingrediënten zijn bekend en zullen niet opnieuw uitgevonden worden. Maar het wordt pas boeiend als je met die ingrediënten iets nieuw creëert, en dat is net het fascinerende aan mode. Zal ik een voorbeeld geven? Broeken met olifantenpijpen kennen we allemaal. Op dit moment is er niemand in geïnteresseerd, maar het zou kunnen dat volgende zomer het publiek de olifantenpijpen opnieuw zal aanvaarden én graag zal kopen. Hoe? Wellicht zal ik, samen met andere ontwerpers, die pijpen terug introduceren en in een context gieten, waardoor iedereen wild enthousiast zal zijn. Natuurlijk is dat niet ‘vernieuwend’, want ik heb de olifantenpijpen niet zelf uitgevonden. Maar het boeiende aan mode is net dat het mensen kan overtuigen dat die ‘ouderwetse’ olifantenpijpen weer helemaal hip zijn. Het grappige is dat veel verschillende modeontwerpers bijna altijd op hetzelfde moment met dezelfde ideeën bezig zijn. Alsof zoiets in de lucht hangt. Waar dat vandaan komt, is ook voor mij een raadsel.”

Hoe ziet de toekomst er na 2013 voor Tim Van Steenbergen uit? “Daar ben ik nu diep over aan het nadenken. Eind 2013 zal ik 35 zijn en wordt het misschien tijd om een echte keuze te maken: ofwel ga ik dan voluit voor het theater, ofwel fulltime voor de collectie, ofwel blijf ik alles combineren zoals nu. Het enige wat ik nu weet, is dat mijn 35e verjaardag een keerpunt zal zijn. Binnen twee jaar zal ik zoveel ervaring opgedaan hebben, dat ik perfect zal kunnen inschatten wat mijn sterke en zwakke punten zijn. Dan maak ik voor mezelf de ultieme beslissing: ‘Dit is waar ik de komende tien jaar honderd procent voor zal gaan.’ Maar wat het precies wordt, weet ik nog niet. Want nu ben ik nog volop bezig met alles te exploreren en ontdekken.”

Naar wie kijkt Tim Van Steenbergen op?

Dries Van Noten: “Hij is integer en puur. Al die jaren is hij trouw gebleven aan zichzelf. Dankzij hem ben ik het theater en de opera ingerold. Hij zei tegen Anne Teresa de Keersmaeker: ‘Tim is de ideale man voor je projecten.’”

Echte vakmensen. “Ik heb bewondering voor alle vaklui die hun techniek tot in de puntjes beheersen. Eigenlijk maakt het niet uit wat voor vak ze uitoefenen. Een paar jaar geleden stierf ontwerper Hieron Pessers. Ik kreeg les van hem aan de Academie en hij heeft me mijn weg in de mode gewezen. Hij had gouden handen. De manier waarop hij de techniek van het draperen beheerste, was ongelooflijk. Maar er zijn ook de gewone vakmensen, zonder groot verhaal, zonder poespas, die hun metier met liefde en kennis uitoefenen. Daar heb ik zoveel respect voor.”

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten