“Achter elke Chinese investeerder gaat de Communistische Partij schuil”
De Spaanse journalist Juan Pablo Cardenal bracht samen met zijn collega Heriberto Araúgo de uitdeinende economische macht van China in ontwikkelingslanden in kaart. Volgens Cardenal grijpen Chinese ondernemers de crisis aan om ook Europa in te lijven. “We ontvangen hen met open armen en beseffen niet dat we zaken doen met communistische hardliners voor wie mensenrechten, milieubescherming en duurzaamheid loze begrippen zijn.”
Juan Pablo Cardenal woont en werkt sinds 2003 als correspondent in China voor de Spaanse kranten El Mundo en El Economista. Samen met freelancejournalist Heriberto Araúgo reisde hij naar 25 landen verspreid over Azië, Latijns-Amerika en Afrika om de ongebreidelde groei van China in ontwikkelingslanden in kaart te brengen. “Tussen begin 2005 en einde 2011 investeerden Chinese bedrijven wereldwijd 443.230 miljoen dollar”, zegt hij. “Meer dan 67 % van dat bedrag werd uitgegeven in ontwikkelingslanden.” Cardenal en Araúgo schreven hun bevindingen neer in het uitstekend gedocumenteerde boek China’s stille expansie.
Nu het westen door de financiële crisis in zak en as zit, sluit China volgens Cardenal in de derde wereld de ene lucratieve deal na de andere. Zo tekende het land met Congo een contract ter waarde van 6 miljard dollar met als baseline ‘koper en kobalt in ruil voor infrastructuur’. In Lubumbashi ontmoette Cardenal de Chinese manager van dat mijnproject. “Na jaren van oorlog tiert de corruptie welig in Congo en is er amper infrastructuur: tussen de hoofdstad Kinshasa en de tweede stad Lubumbashi is er zelfs geen berijdbare weg. Bijna niemand is zo gek om daar te investeren, behalve dan de Chinezen. De manager vertelde me waarom. ‘Ik heb een politiek mandaat’, zei hij zonder verpinken. ‘In de mate van het mogelijke moet ons mijnbouwbedrijf winstgevend zijn, maar het belangrijkste is dat we het nationaal belang helpen veilig stellen en dat we kobalt en koper aan ons land leveren.’ Een westerse onderneming zal zelden of nooit in een land als Congo investeren omdat het risico te groot is en het de aandeelhouders op korte of middellange termijn niets oplevert. De Chinezen trekken zich niets van al die economische wetmatigheden aan. Het maakt hen niet uit of ze winst of verlies maken, zolang ze maar de grondstoffen kunnen delven die ze nodig hebben.”
Ze doen toch niets verkeerd door op plaatsen te investeren waar anderen liever geen risico nemen?
Cardenal: “Nee, maar je kunt hen wel kwalijk nemen dat ze zich bij die investeringen niets aantrekken van mensenrechten, fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden of het milieu. Het belangrijkste mantra van de Chinese machthebbers van de laatste jaren was: ‘economische ontwikkeling’. De kwalijke effecten op het milieu konden hen gestolen worden. Het resultaat is dat je in China de meest vervuilde steden ter wereld vindt. Ze kopiëren hetzelfde perfide systeem naar ontwikkelingslanden, roven er de grondstoffen, maar geven bijna niets in ruil. Veel landen met ‘interessante’ grondstoffen zijn corrupte dictaturen. Vaak zijn de ngo’s die er actief zijn niet onafhankelijk, waardoor China er vrij spel heeft. Vanuit Lubumbashi transporteren de Chinezen dagelijks 5000 ton mineralen naar hun verwerkingsbedrijven in de buurrepubliek Zambia. Van daaruit worden ze naar havens in Tanzania en Zuid-Afrika vervoerd, waar ze op schepen worden geladen richting China. Zambia en Congo delen samen de Copperbelt, de ‘koperstrook’ waar een tiende van alle koperreserves ter wereld te vinden zijn en een derde van alle kobalt. Ik heb de mijnwerkersstad Chambishi in Zambia bezocht. Die plaats is berucht: regelmatig komen de Afrikaanse mijnwerkers er met geweld in opstand tegen de omstandigheden waarin de Chinezen hen laten werken. Wie als arbeider in een Chinese mijnbouwfirma werkt, verdient 85 euro per maand. Wie in dezelfde stad voor een Indiaas, Canadees of Australisch bedrijf werkt, verdient voor exact dezelfde job 215 euro. Chinese ondernemers sluiten hun deals altijd op regeringsniveau van het land waar ze actief willen worden. In de speeches die Afrikaanse politici en Chinese bedrijfsleiders naar aanleiding van het afsluiten van zo’n nieuw contract houden, hebben ze het steevast over een ‘win-winsituatie’. Maar als je met de mensen op de vloer praat, is het kommer en kwel. Voor veel derde wereldlanden is China de grootste economische steun geworden. Ze kopen grondstoffen, investeren in projecten om die grondstoffen te ontginnen, geven leningen, bouwen snel en goedkoop en financieren de infrastructuur. In landen zoals Iran of Soedan stellen ze nooit lastige vragen over mensenrechten of deugdelijk bestuur. Ik begrijp heel goed dat zo’n landen liever met China in zee gaan dan met Europese rechtstaten.”
Veel Europese rechtsstaten ontvangen Chinese ondernemers toch ook met alle egards?
Cardenal: “Dat klopt. Ik werk nu aan een tweede boek over de expansie van China in het westen. Een paar maanden geleden was ik in Brussel voor voorbereidende gesprekken. De Europese politici die ik ontmoette, leken geen flauw idee te hebben wie of wat er achter die Chinese expansie werkelijk zit. Het grote Chinese technologiebedrijf Huawei spreidt momenteel zijn tentakels over heel Europa uit. Er wordt verteld dat het bedrijf in privéhanden is, terwijl het in werkelijkheid innig verstrengeld is met de Chinese overheid. In de Verenigde Staten is er een comité dat buitenlandse investeerders nauwgezet doorlicht, begeleidt en in de gaten houdt. Soms blokkeren ze potentiële investeringen en bij Huawei hebben ze dat al een paar keer gedaan. In Europa bestaat zo geen waakhond. Van mij mag China een wereldmacht worden, als land met een grote bevolking verdient het dat zelfs, allen heb ik een probleem met de manier waarop het nu gebeurt. Ik leef en werk negen jaar in China waardoor ik goed weet hoe er in dat land aan politiek gedaan wordt. Ik maak me veel zorgen over de selectieve blindheid van Europese overheden. China koestert grote ambities in de Arctische gebieden. Door de klimaatverandering smelt het ijs er en de Chinezen popelen van ongeduld om er grondstoffen te gaan ontginnen. In Denemarken woedt een heftig debat tussen vakbonden en politici die de arbeidsvoorwaarden naar beneden willen bijstellen opdat de Chinezen in Groenland naar olie zouden kunnen beginnen boren. De Deense vakbonden staan op hun achterste poten, maar behalve China beschikt niemand in deze tijden van crisis over de middelen om te investeren in ruig, risicovol gebied. Alleen Chinese investeerders willen Groenland binnentrekken, op voorwaarde dat ze hun eigen werkvolk mogen meebrengen. Natuurlijk is het niet de bedoeling dat die mensen Deense salarissen zullen ontvangen. Daarom zullen de Chinezen alleen investeren als de Denen hun arbeidswetten aanpassen.”
“Westerse politici maken zichzelf graag wijs dat China langzaam evolueert naar een open samenleving. Toen ik er in de herfst van 2003 arriveerde, verspreidde de Chinese overheid de boodschap dat het land zich meer en meer zou openstellen dankzij de voortschrijdende ontwikkeling. Maar tot op de dag van vandaag is er niets veranderd omdat de Chinese overheid niet bereid is haar machtsmonopolie af te staan. Ik zeg niet dat de regering geen goeie dingen gedaan heeft: China was een straatarm land toen Mao stierf en de machthebbers na hem hebben miljoenen mensen uit de armoede getrokken. Maar openheid is er niet. Te veel westerse politici en journalisten geloven de manipulatie van de Chinese overheid dat ze ‘aan openheid werkt’. Het duidelijkste bewijs dat de Chinese Communistische Partij (CCP) aan democratie een broertje dood heeft, leverde ze tijdens de Arabische lente. De Chinese regering lanceerde toen plots een campagne tegen binnenlandse dissidenten, de grootste sinds Tiananmen in 1989. In maart van dit jaar keurde het nationaal parlement een wet goed die de politie toestemming geeft mensen zonder enige vorm van proces zes maanden in geheime gevangenissen op te sluiten. Dat soort van wetten wordt niet gemaakt door parlementsleden: het Chinese parlement keurt alleen maar goed wat de partij beslist heeft. Binnen de partij is er één jaar over die wet gediscussieerd; over een wet op privé-eigendom heeft ze dan weer 17 jaar gepalaverd. Binnen de CCP zijn het altijd de hardliners die winnen. ‘Zwakke’ politici hebben geen toekomst, daarom ook zal een plaatselijke bestuurder in Tibet zonder aarzelen de tanks laten buitenrollen als burgers op straat komen protesteren.”
Als onze politici met Chinese investeerders praten, moeten ze altijd in hun achterhoofd houden dat ze eigenlijk aan het onderhandelen zijn met hardliners uit de communistische partij?
Cardenal: “Zeker. De Chinese verovering van de wereld zal niet verlopen zoals die van de Amerikaanse multinationals in de jaren zestig en zeventig. Er zijn veel opmerkingen over de werking van multinationals te maken, maar je kunt niet stellen dat ze in hun expansie geen rekening hielden met de wetten van het land waarin ze neerstreken. Achter elke Chinese investeerder gaat de CCP schuil. Ik kan er niet mee akkoord gaan dat mijn land wordt overgenomen door communistische hardliners. Andersglobalistische actievoerders die hun pijlen richten op multinationals, zouden misschien beter Chinese investeerders in het vizier nemen.”
Help, de Chinezen komen!
In oktober 2010 kondigde de Chinese premier Wen Jiabao miljardeninvesteringen in de noodlijdende Griekse scheepvaart aan. Die aankondiging zorgde voor nervositeit: het leek alsof de Chinese overheid de eurocrisis ‘gebruikte’ om zijn economische macht in Europa uit te breiden. In maart van dit jaar kreeg ons land het bezoek van een Chinese delegatie van 63 investeerders onder leiding van zakenman Feng Jun van het elektrobedrijf Aigo. Samen met de Vlaamse minister-president Kris Peeters bezocht hij de site van de European Market City aan de A12 in Willebroek, om na te gaan of dat de ideale uitvalsbasis kan worden voor de verspreiding van Chinese producten in Europa. “Over twee of drie jaar zullen we met ons netwerk in elk land dat we uitkiezen 5000 jobs creëren, minstens”, sprak Feng toen overmoedig in een interview met De Morgen. “Al kunnen het er ook 50.000 zijn.” In afwachting van de definitieve keuze voor Willebroek, opende Aigo alvast een kantoor in Brussel waarvoor het concern een jaar lang geen huur hoeft te betalen.
“Ik vrees dat Belgische politici niet goed beseffen wie ze eigenlijk in huis halen”, zegt Juan Pablo Cardenal. “Toen we aan dit boek begonnen te werken, was China volop bezig met investeren in ontwikkelingslanden. Dat was de eerste fase; de tweede fase is nu begonnen met de ‘verovering’ van het westen. We wisten dat die veroveringstocht ooit zou komen, maar we hadden nooit gedacht dat het zo snel zou gaan. De crisis heeft alles in een stroomversnelling gebracht.”
Juan Pablo Cardenal & Heriberto Araújo, China’s stille expansie, Het Spectrum, 376 blz., 24,99 euro
© Jan Stevens