Antiquair & visionair
“Als je in mijn vakgebied tot de top wil behoren, moet je meer dan een trendsetter zijn”, stelt de bekendste Belgische antiquair Axel Vervoordt. “Eigenlijk moet je over visionaire capaciteiten beschikken.”
Een zonnige winterochtend in het kasteel van ’s Gravenwezel. Op de oprijlaan vriezen de kasseien uit de grond, maar binnen in de keuken is het naast de gezellig snorrende Aga behaaglijk warm. Antiquair, binnenhuisinrichter en kasteelheer Axel Vervoordt schenkt thee. “Japanse groene thee”, verduidelijkt hij. “Ideaal om te ontgiften. Zeker als je de avond tevoren iets te diep in het glas gekeken hebt.”
We zitten aan een lange, antieke wijntafel. “Veel mensen houden nu van dit soort tafels”, zegt Vervoordt. “Vijftien jaar geleden was niemand erin geïnteresseerd. Ik heb ze toen allemaal opgekocht omdat ik voorvoelde dat ze belangrijk zouden worden.” Dat vermogen om tijdig trends aan te voelen, verklaart voor een deel het succes van Axel Vervoordt. “Als je in mijn vakgebied tot de top wil behoren, moet je meer dan een trendsetter zijn”, stelt hij. “Eigenlijk moet je visionaire capaciteiten hebben. Momenteel koop ik veel Japanse Gutaikunst (Japanse avant-garde kunst uit de jaren vijftig – nvdr), omdat ik ervan overtuigd ben dat Gutai een heel belangrijke kunstrichting is met veel potentieel, terwijl de meeste mensen vandaag niet eens van het bestaan afweten.”
Deur naar een extra dimensie
Het is lieflijk rustig in en rond het prachtige kasteel van ’s Gravenwezel, maar twee keer per jaar wordt het er onwaarschijnlijk druk. Axel Vervoordt: “Op onze opendeurdagen komen er duizenden mensen over de vloer. ‘Axel, waarom doe je dit toch?’ denk ik dan soms, want al dat volk in je eigen huis is zo intiem. Toch vind ik het belangrijk om onze deuren te blijven openzetten. Veel bezoekers komen me dan bedanken, vertellen me dat de inrichting van mijn kasteel hen inspireert, en dat ze al uitkijken naar het volgende jaar. Dat geeft me enorm veel voldoening. Ik heb altijd gewoond waar ik werk. Ik wil tussen de dingen leven waar ik van hou, want ik ben eerst en vooral een verzamelaar die ook verkoopt. Ik ben niet louter een antiquair; ik werk ook veel met moderne kunst. Mijn werk is een levenswijze – een filosofie. Ik blijf voortdurend op zoek naar inspiratie. Zelfs in het oude probeer ik vernieuwende dingen te ontdekken. Elke tijd heeft zijn mogelijkheden, zelfs de huidige, waarin iedereen de mond vol heeft over recessie. Elke crisis zorgt voor nieuwe kansen. Zo ging het in de jaren tachtig erg slecht in Groot-Brittannië. Ik heb daar mijn voordeel mee gedaan. Ik kende veel Britse families en kon fantastische dingen kopen. Ze verkochten het familiezilver en hun schilderijen omdat ze dringend geld nodig hadden. Ik zorgde voor hen, en we zijn nu nog altijd bevriend. In die tijd boerden Belgische industriëlen wel goed: zij wilden het allemaal kopen. De crisis in Engeland creëerde op dat moment belangrijke verzamelingen in België. Ik zoek altijd naar een win/winsituatie: zowel de koper als de verkoper moeten zich goed bij een transactie voelen. Dat is een noodzaak als je op lange termijn als antiquair een zaak wil uitbouwen.”
Herinnert Vervoordt zich nog het eerste stuk dat hij ooit kocht? “Het eerste belangrijke object kocht ik in 1961 als jongen van 14. Het was een prachtige ijzeren kist uit de renaissance, waarvan de sleutel acht sloten tegelijk deed functioneren. Ik betaalde er 6.000 frank voor. Ik stam uit een begoede familie, maar van mijn vader kreeg ik niet alles zomaar cadeau. In het begin ging ik in restauratieateliers en bij antiquairs op het Antwerpse Conscenceplein werken. Met mondjesmaat begon ik objecten te kopen en verkopen. Ik had heel vroeg door dat mijn toekomst eerder in het zakendoen lag, dan in een nine-to-five-job. Mijn vader was paardenhandelaar. Hij had heel veel vrienden in Engeland. Terwijl hij paarden verkocht, logeerde ik op de grote landhuizen van zijn cliënten. Op hun zolders vond ik soms schitterende stukken. Elke paas- en kerstvakantie trok ik naar Engeland, op zoek naar nieuwe oude spullen. Ik kocht alleen die dingen waarop ik spontaan verliefd werd en die ik nog niet kende. Ik las er dan boeken over, toonde ze aan specialisten, consulteerde experts… Zo heb ik stap voor stap mijn metier ontwikkeld.”
Antiek verzamelen leek voor de jonge Axel Vervoordt eerst niets meer dan een hobby. Als jongen van achttien wou hij economie gaan studeren om later zijn eigen zaak uit de grond te stampen. “Ik wou ondernemer worden en flink wat geld verdienen om een mooie persoonlijke collectie te kunnen uitbouwen. Op mijn twintigste bezat ik al een wereldberoemd werk van Magritte, La Mémoire. Dat hing in mijn kamer en kostte toen 7.000 frank. De richting economie aan de universiteit vond ik ongelooflijk saai. Op een bepaald moment kreeg ik veel geld geboden voor de Magritte. Ik heb toen beslist om met die studies te kappen en een zaak als antiquair te beginnen.”
“Voor mij is er weinig verschil tussen oude en nieuwe kunst. Alle kunst trekt mij aan, alles wat een deur opent naar een extra dimensie. Kunst leert ons de verschillende facetten van de natuur beter zien. Wij, mensen, hebben in ons aardse bestaan nood aan hemelse, tijdloze momenten. Wie in zijn leven veel tijdloze momenten kent, zal veel langer, wijder en intenser geleefd hebben dan wie die momenten niet of veel minder heeft. Kunst helpt heel sterk om ons leven intenser te maken. Ik ben geboeid door al het nieuwe dat ik tegenkom, en ik wil dat ook overdragen. Je kunt zelf maar gelukkig worden als je in staat bent om andere mensen gelukkig te maken. Ik vind mijn het geluk in het begeleiden van anderen in hun creatief groeiproces. Daarom organiseer ik tentoonstellingen, koop en verkoop ik oude en nieuwe dingen en stel ik twee keer per jaar dit kasteel open voor het grote publiek.”
Positieve energie
Toen Vervoordt eind jaren zestig de Vlaeykensgang in Antwerpen voor het eerst zag, was het liefde op het eerste gezicht. “Ik wou een paar huisjes kopen, maar het was alles of niets, en ik heb toen maar de hele straat gekocht. Op dat moment stond de Vlaeykensgang al twee jaar te koop. De huisjes waren eigendom van twee oude juffrouwen van rond de 90. Ze waren er zelf nooit geweest, en hadden de steeg van hun ouders geërfd. De Vlaeykensgang lag toen in een louche buurt, waar de dametjes niet durfden komen. Ze stuurden iemand anders om de huur te innen. (lacht) De huisjes waren in een erbarmelijke, vervallen staat. Op Paasdag, 1968, heb ik de Vlaeykensgang gekocht. Ik ben er onmiddellijk keihard aan beginnen werken. Mijn vrienden kwamen helpen; dat was een fantastische ervaring. De onbewoonde huizen ben ik direct beginnen opknappen. In de andere huisjes woonden oude vissersvrouwen – Roos en Wies, en figuren zoals ‘Jef den duivendief’. Ik heb ze er allemaal tot aan hun dood laten wonen.”
“Ik heb het straatje en de huizen eerst laten klasseren, want dat was merkwaardig genoeg nog niet gebeurd. Ik had alles net zo goed kunnen neergooien: toen ik de Vlaeykensgang kocht, kreeg ik meteen ook de toestemming om er een parking te bouwen. In die tijd werd heel Antwerpen platgegooid. Alles rond het Vleeshuis lag in puin. Verschrikkelijk. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig zijn schitterende huizen verloren gegaan. De kaalslag rond het Vleeshuis vind ik wraakroepend. Het was een fantastische, unieke buurt, daterend uit de zestiende eeuw. Ze is met de grond gelijk gemaakt, en ze is volgebouwd met fake huizen waar nog steeds niemand graag in woont. Jammer.”
“Mijn zaak heeft altijd goed gedraaid. Dat is onder andere een gevolg van onze politiek: wie bij ons iets koopt en zich bedenkt, mag het altijd terugbrengen. Er is een grote vertrouwensband gegroeid tussen ons en ons cliënteel. Veel klanten zijn onze beste vrienden geworden. Ik bouw voor hen een collectie op en richt een huis in waarin ze zichzelf herkennen. Ik ben eigenlijk een portretschilder: de huizen die we inrichten zijn portretten van de families die er wonen. Er moeten stukjes in terug te vinden zijn van moeder, vader, hun kinderen… Iedereen moet er zijn geliefkoosde plek hebben. Ik vind het boeiend dat je in je eigen huis op reis kunt gaan. Je moet geen zeventien uur in een vliegtuig zitten om naar Japan te gaan. Straks wandel ik naar mijn Wabi-kamer. Wa staat voor harmonie, bi voor schoonheid. Wabi sabi is een eeuwenoud Japans zenconcept dat ervan uitgaat dat je met de meest eenvoudige dingen kunst kunt maken en harmonie kunt creëren. Als je dat kan, ben je altijd rijk, zelfs als je geen stuiver hebt.”
Heeft Axel Vervoordt niet makkelijk praten met zijn schitterend kasteel? “Okay, ik heb een heel groot huis dat niet iedereen zich kan veroorloven. Maar ook kleine huizen kunnen interessant zijn. Ik hou van ying-yang, waarbij sommige kamers heel vol zijn, met souvenirs, kindertekeningen, lelijke dingen die je gekregen hebt van sympathieke mensen… met daarnaast kamers met alleen het essentiële. De ruimtes die wij inrichten stralen positieve energie uit. Ik gebruik nooit antieke wapens, en nauwelijks klokken. Klokken confronteren ons teveel met de ‘normale’ tijd. Tijd gaat veel breder: sommige momenten lijken tijdloos, andere zijn in een flits voorbij. Een klok belet universeel denken, zet een domper op het ervaren van eeuwigheid in elk moment.”
Wie aan binnenhuisinrichting à la Axel Vervoordt denkt, denkt er spontaan bij: dat kost ontzettend veel geld. “Waarschijnlijk wel”, knikt Vervoordt. “Ik streef dat niet bewust na, maar het is bijna onvermijdelijk. Al hebben we klanten uit verschillende geledingen van de maatschappij. Soms komen er mensen over de vloer die jarenlang gespaard hebben. We hebben tegenwoordig ook veel jonge mensen onder onze klanten: rijke Russische en Amerikaanse twintigers met grote huizen en dito boten. Het internationale cliënteel is zeer belangrijk voor ons. Daarom was ik ook zo bang voor de huidige crisis. Want ik heb de verantwoordelijkheid voor 85 medewerkers. Maar de crisis heeft voor een eigenaardig fenomeen gezorgd: we hebben er een ander soort klanten door bij gekregen. De laatste twee maanden zijn er 14 grote projecten bij gekomen. Dat is meer dan gewoonlijk – meestal zijn het er een stuk of drie. We hebben nu een lange wachtlijst. Ondanks de crisis blijven we op zoek naar bekwame projectleiders – architecten of binnenhuisarchitecten – die internationaal willen werken. Onze grootste klanten zijn nu grote Amerikaanse zakenbankiers. Je zou denken dat ze alles kwijt zijn, maar blijkbaar hebben ze toch veel geld verdiend.”
“Ik heb de laatste tijd veel nagedacht. Ik vroeg me af wat er met de zaak zou gebeuren als ons hele economische systeem instort. Terwijl ik me zorgen maakte, kwamen al die nieuwe klanten erbij. Ik denk dat ze naar ons komen omdat ze zich geborgen voelen in onze stijl. Vroeger hadden we geen Russische klanten. Ze wilden allemaal glitter en goud, het moest er rijk uitzien, al de rest was bijkomstig. Dat is ook begrijpelijk: ze kwamen uit het communisme, op het moment dat ze geld hadden, wilden ze dat ook laten zien. De nieuwe generatie zoekt naar warmte, naar het spirituele. Dat spirituele vind ik heel belangrijk. Ik organiseer seminaries met wiskundigen, fysici, musicologen, filosofen, waarbij we ideeën uitwisselen, concepten bestuderen, en waarin we op zoek gaan naar een consensus. Die gesprekken vormen een leidraad in mijn werk. We gaan echt heel diep. Op die manier bouwen we mee aan een nieuwe toekomst.”
© jan@janstevens.be