“Allochtone jongens zijn de grootste slachtoffers”
Terwijl het aandeel autochtonen in het totale aantal Vlaamse werklozen de voorbije vijf jaar daalde van 80% tot 74,5%, steeg het aandeel allochtonen van 20% tot 25,5%. Binnen de allochtone werkzoekenden raken de vrouwen de laatste tijd iets makkelijker aan de bak dan de mannen: in 2011 bedroeg het aandeel werkloze vrouwen 44,5%, in 2012 daalde het tot 43,4%. Wijst die evolutie op de emancipatie van allochtone vrouwen op de arbeidsmarkt? Of maakt één zwaluw de Arabische lente niet? Psychologe Sultan Balli maakt de balans.
Volgens de Vlaamse psychologe van Turkse origine Sultan Balli zijn mannelijke allochtone schoolverlaters de grootste slachtoffers van de huidige economische malaise. “De werkloosheid onder allochtone meisjes lag lang hoger; de crisis heeft de verhoudingen doen kantelen. Maar ook de samenstelling in de diversiteit is de laatste jaren veranderd. Allochtone vrouwen op de arbeidsmarkt zijn niet langer alleen de dochters en de kleindochters van de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders van zestig jaar geleden, maar ook nieuwkomers zoals de Tsjetsjenen. Die zijn vaak hoger geschoold, maar ondervinden serieuze problemen met de gelijkschakeling van hun diploma’s. Immigranten die dertig jaar arts in een ver buitenland geweest zijn, moeten bewijzen wat voor vakken ze tijdens hun opleiding gehad hebben om hier aan de slag te kunnen. Dat is toch bizar? Misschien is de geneeskunde overal ter wereld niet even ver gevorderd, maar dat moet aan de hand van een simpele proef toch te checken zijn?”
Jij bent geboren in 1964 en ging na je humaniora studeren aan de universiteit. Hoe uitzonderlijk was dat begin jaren tachtig voor een meisje met Turkse roots?
Sultan Balli: Zeer uitzonderlijk. Negentig procent van mijn leeftijdsgenoten volgde beroepsonderwijs. Mijn broer studeerde af als de allereerste huisarts van Turkse origine in Vlaanderen. Mijn vader had vrij snel de beslissing genomen om te blijven en niet naar Turkije terug te keren. Hij vond studeren vooral voor de jongens belangrijk. Als andere jongens van mijn generatie van hun ouders dezelfde studiekansen gekregen hadden, zaten we nu in een andere situatie.
Zestig jaar geleden kwamen de eerste migranten in België werken. De eerste decennia van de migratie leefden de allochtone en autochtone gemeenschappen compleet naast elkaar. De meeste immigranten gingen er lang van uit dat ze ooit zouden terugkeren naar hun land van herkomst. Ze voelden zich echt ‘gast’-arbeider en investeerden veel en lang in hun geboorteland en te weinig in het land waar ze woonden en werkten. Het besef dat ze niet meer terug konden, dateert van amper dertig jaar geleden.
Hun plan om ooit terug te keren, vertaalde zich ook in de studiekeuzes die hun kinderen maakten?
Ja, onze ouders zagen ‘de vakschool’ als de ideale basis om in Turkije of Marokko een echt ambacht te kunnen gaan uitoefenen. In mijn tijd presteerden de allochtone meisjes al beter op school dan hun broers. Dat is nog steeds zo en is niet zo uitzonderlijk: álle meisjes, ook autochtone, studeren sowieso beter. Maar allochtone meisjes hebben nog een extra motivatie: studeren is voor hen een vorm van emancipatie. In de meer traditionele gezinnen vertoeven jongens vooral op straat en verblijven meisjes vooral binnenshuis, waardoor ze extra tijd hebben om te studeren. Allochtone meisjes zijn ook hoopvoller over de toekomst dan de jongens. De jongens voelen zich sneller gediscrimineerd en komen ook daadwerkelijk met meer vormen van discriminatie in aanraking.
De werkloosheid bij jonge allochtone mannen ligt onheilspellend hoog: 18,5% is jonger dan 25. Bij de 55-plussers is het extreem moeilijk om mensen die hun werk verloren hebben, terug aan de slag te krijgen. Ze zijn jong beginnen werken, waren laaggeschoold en kwamen in zware jobs terecht. In mijn praktijk als psycholoog merk ik dat die mensen uitgeput zijn. Nu zoveel grote fabrieken hun deuren sluiten, belanden zij op straat. Het is quasi onmogelijk om hen nog te heroriënteren. De veertigers maken zich dan weer zorgen over hun kinderen en zijn bang dat die het slechter zullen hebben. Ik ben er vrij zeker van dat dat op dit moment ook geldt voor veel ouders uit autochtone middenklassegezinnen. Alleen zien allochtone ouders ook hoe hun kinderen op de arbeidsmarkt gediscrimineerd worden. Vooral de jongens zijn de grootste slachtoffers, want er wordt van hen verwacht dat ze een inkomen verwerven in een omgeving die hen bijzonder weinig kansen geeft. Ze worden gezien als ‘probleemjongeren’, terwijl ze beter gedefinieerd zouden worden als ‘jongeren met problemen’. Om die discriminatie te doorbreken, is anoniem solliciteren een goed idee. Er is heel wat onderzoek voorhanden waaruit blijkt dat werkgevers op basis van de naam van een sollicitant, zijn of haar brief gewoon opzij leggen.
Ik hoorde iemand daarop zeggen: “Als een werkgever mij omwille van mijn naam niet wil aannemen, wil ik niet voor hem gaan werken.”
Ik begrijp dat, ik denk zelfs dat ik ook zo zou reageren als het mij zou overkomen. Maar dat neemt niet weg dat heel wat werkgevers met vooroordelen zitten, zonder dat ze echt verkeerde bedoelingen hebben of racistisch zijn. Anoniem solliciteren kan werkgevers over die psychologische drempel heen helpen.
Net als op school doen allochtone meisjes het op de arbeidsmarkt ook beter dan de jongens.
Als we abstractie maken van het hoofddoekendebat wel, want een voorname reden waarom sommige meisjes geen job vinden, is dat ze hun hoofddoek ook op het werk willen dragen. Misschien denken sommigen dat allochtone meisjes die verder studeren de hoofddoek afzweren, maar dat is een misvatting. Studerende meisjes kiezen er vaak heel zelfbewust voor om de hoofddoek te dragen.
Het clichébeeld dat een hoofddoek een teken van onderdrukking is, klopt niet?
Alle clichés hebben een grond van waarheid, maar stellen tezelfdertijd de werkelijkheid vertekend voor. Ik ken veel meisjes die op hogescholen en universiteiten zitten en bewust voor een hoofddoek kiezen. In onze postmoderne samenleving gaan we er van uit dat mensen die zich ontwikkelen, afstand van religie nemen en de Verlichting zullen omarmen. In werkelijkheid blijkt een groot deel van de migrantenpopulatie zowel voor religie als voor moderniteit te kiezen. Die moderniteit is niet dezelfde als de Westerse Verlichting. Daar hebben wij Westerlingen het moeilijk mee. (lacht) Ik zeg nu ‘wij Westerlingen’, omdat ik mezelf als ‘bi-cultureel’ zie: het ene moment beschouw ik de werkelijkheid als Vlaming, het andere als Turkse.
Onze Vlaamse samenleving is lang passief tolerant geweest vanuit de verwachting dat de migranten hun tradities na verloop van tijd overboord zouden gooien. Vaak heb ik autochtonen horen zeggen: “Bij ons was dat vijftig jaar geleden ook zo. Binnen een paar generaties lossen alle problemen zichzelf op.” Maar dat gebeurde niet, waarna de Vlamingen teleurgesteld uitriepen: “We begrijpen niet dat mensen die hier geboren en getogen zijn, op straat komen voor het recht op het dragen van een hoofddoek.”
Tolerantie is een mooie christelijke deugd, maar is geen goede langetermijnstrategie voor een samenleving. ‘Verdraagzaamheid’ impliceert afwijzing: je verdraagt iemand omdat je bepaalde aspecten van die persoon afwijst. Het zou veel beter zijn als we over ‘erkenning’ zouden gaan spreken.
We begrijpen niet goed waarom allochtone vrouwen niet emanciperen, maar dat gebeurt juist wel, alleen past het niet in het verwachtingspatroon van de autochtone Vlaming. Ik kan je garanderen dat er ontzettend veel emancipatiebewegingen groeien in de allochtone gemeenschap. Alleen nemen ze een andere route dan die van het westerse feminisme: soms kiezen ze voor emancipatie met de koran in de hand.
© Jan Stevens