Verliefd op een volksvijand
Vijftienhonderd liefdesbrieven verstuurden Lev en Svetlana Mishschenko toen Lev gevangen zat in de Goelag. De ongecensureerde brieven vormen de kern van Orlando Figes’ uitmuntende boek Just send me word, waarin de Britse historicus verslag uitbrengt van het dagelijkse leven in een sovjetstrafkamp onder Stalin. “Door met een veroordeelde ‘spion’ te blijven corresponderen, nam Svetlana enorme risico’s. Alleen liefde maakt iemand zo gek.”
In september 2007 zat Orlando Figes, professor Russische geschiedenis aan de Universiteit van Londen, in het Moskouse kantoor van de mensenrechtenorganisatie Memorial. “Ik was er voor de opname van een documentaire over mijn boek Fluisteraars. Leven onder Stalin”, vertelt hij in een koffiehuis in het hart van Londen. “Toen ik in dat kantoortje met een paar collega-historici zat te praten, werden er drie zware koffers in de hal gezet.” De koffers versperden de weg en prikkelden Figes’ nieuwsgierigheid. “Mijn Russische collega’s vertelden me dat ze het persoonlijke archief bevatten van het echtpaar Lev en Svetlana Mishchenko. De mensen van Memorial hadden Lev verschillende keren geïnterviewd over zijn ervaringen als krijgsgevangene tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 2006 had hij daarover zijn memoires Wat ik me herinner gepubliceerd.”
Na de oorlog beschuldigden de Sovjetautoriteiten Lev Mishchenko van spionage en werd hij tien jaar lang opgesloten in een strafkamp vlakbij de noordoostelijke stad Petsjora. “Al die jaren voerde hij een intense correspondentie met Svetlana. 1500 liefdesbrieven, die ongecensureerd het kamp in- en uitgesmokkeld werden. De onderzoekers van Memorial zagen meteen het belang van die brieven, omdat ze misschien wel onze enige bron zijn die een ongekuiste blik werpen op het leven in de Goelag.”
Orlando Figes overtuigde de mensen van Memorial om in nauwe samenwerking met hen de correspondentie van de Mishchenko’s te ontsluiten voor een ruim publiek. “We moesten snel te werk gaan. Lev en Svetlana zijn allebei geboren in 1917 en vierden in 2007 hun negentigste verjaardag. Maar eerst moest Memorial op zoek naar een beurs om de brieven te laten vertalen.”
In maart 2008 keerde Figes terug naar Moskou en ontmoette hij het echtpaar Mishchenko. “Lev had een fotografisch geheugen, wat hem tot een ideale getuige maakte. Op dat moment waren nog niet alle brieven vertaald. Lev stierf een paar maanden later en Svetlana overleed in januari 2010, het jaar waarin ik alle vertalingen eindelijk in handen kreeg.”
In de zomer van 2010 reisde hij naar Petsjora. “Ik interviewde er mensen die zich Lev nog herinnerden. Ik ontmoette er iemand die me toegang kon verschaffen tot de lokalen van de plaatselijke afdeling van de geheime dienst NKVD, de latere KGB, waar ik het officiële kamparchief bestudeerde.”
Het resultaat is het beklijvende Just send me word, waarin Orlando Figes voor het eerst het harde dagelijkse bestaan in de Goelag ongecensureerd tot leven brengt.
Van Goelagmanager tot kampgevangene
Lev Mishchenko en Svetlana Ivanova leerden elkaar in september 1935 kennen, op de eerste dag van de ingangsexamens voor de universiteit van Moskou. Orlando Figes: “Ze werden verliefd en studeerden af als natuurkundigen. Lev stamde uit een adellijke familie die door de bolsjewieken tijdens de burgeroorlog ontadeld was. Svetlana’s vader was een intellectueel die een belangrijke rol speelde in de chemische industrie. Na haar fysicastudies ging Svetlana aan de slag bij een door de militairen gecontroleerd onderzoeksproject naar synthetische rubber. Op het moment dat Lev met het Rode Leger tegen de Duitsers moest gaan vechten, waren ze nog niet getrouwd. Toen Svetlana na de Tweede Wereldoorlog correspondeerde met de tot tien jaar strafkamp veroordeelde Lev, een ‘spion’ en vijand van het volk die opgesloten zat in de Goelag, werkte zij mee aan een programma dat als staatsgeheim gecatalogeerd stond. Toch durfde ze het aan om al zijn brieven bij te houden en maakte ze vijf illegale reizen naar Petsjora. Ik heb haar gevraagd waarom ze zo’n gigantische risico’s nam. ‘Uit complete dwaasheid’, antwoordde ze. Alleen liefde kan iemand zo gek maken.”
Toen Lev in 1941 als officier van het Rode Leger door de Duitsers gevangen genomen werd, voerden ze hem mee naar een spionnenschool vlakbij Katyn. Figes: “Hij weigerde om als spion voor de nazi’s te werken. Hij sprak uitstekend Duits en werd dan maar ingeschakeld om Duitse propaganda in het Russisch te vertalen. In 1945 werd hij tijdens zijn repatriëring door de Sovjets in Weimar gearresteerd. Ze ondervroegen hem wekenlang en aan het einde lieten ze hem een verklaring tekenen. Lev was uitgeput en tekende zonder na te lezen. In november ’45 verscheen hij voor een militair tribunaal. In een zitting die amper een kwartiertje duurde, werd hij voor spionage tot het vuurpeloton veroordeeld. Later werd zijn executie omgezet in tien jaar strafkamp.”
In maart 1946 arriveerde Lev Mishchenko in de Goelag van Petsjora. “Het strafkamp had de grootte van een dorp en was verdeeld in een industriële, administratieve en barakkenzone. Daarnaast was er een sector waar de vrijwillige arbeiders leefden, met een kantine en een clubhuis. Er zaten 1500 gevangenen en er werkten 500 vrijwillige arbeiders die ongestoord het kamp in en uit konden wandelen.”
Lev Mishchenko werd tewerkgesteld in de krachtcentrale. Figes: “Petsjora was een houtverwerkend kamp. De gevangenen haalden stammen uit de rivier die vanuit hoger gelegen ontginningskampen kwamen aangedreven. Ze probeerden die zo snel mogelijk te drogen, want de ateliers waar het hout tot prefabhuizen werd vertimmerd mochten niet stilvallen. Het seizoen waarin stammen konden getransporteerd worden, was heel kort: acht maanden van het jaar lag de Petsjora er bevroren bij. De droogruimte stond zwaar onder druk om de streefcijfers van Het Plan te halen, dus werd er een laboratorium opgericht dat snellere droogmethoden moest ontwikkelen. Dat lab werd gerund door de oude bolsjewiek Strochov. Ooit was hij manager van de hele Goelagzone in Siberië, maar nadat hij in ongenade gevallen was, werd hij veroordeeld tot 25 jaar strafkamp. Zijn kennis was zo belangrijk voor de houtproductie dat het hem toegestaan was om niet in de barakken, maar in het laboratorium te wonen. Hij beschermde sommige gevangenen, waaronder Lev. Hij stookte illegale wodka, had een grammofoon en een kat als huisdier en hij gebruikte elektriciteit van de krachtcentrale om bloemen en groenten onder glas te kweken. Na het werk zochten de bevriende gevangenen hem op in het laboratorium. Lev schreef daar veel brieven en borg ze veilig bij Strochov op.”
Solidariteit
Toen Lev in maart 1946 in Petsjora aankwam, wist hij niets van het lot van Svetlana. Figes: “Sinds september ‘41 had hij haar niet meer gezien. Hij wist niet of ze nog leefde, of met iemand anders getrouwd was. Svetlana wist ook niets over hem. In 1943 ontving ze nieuws van zijn tante Olga die bericht van de Russische autoriteiten gekregen had dat hij vermist was. Toen de oorlog naar zijn einde liep, kreeg Svetlana bezoek van agenten van de NKVD die ervan overtuigd waren dat Lev als spion in Moskou actief was. De NKVD’ers hoopten dat hij op een dag zijn liefje in Moskou zou bezoeken en bleven haar lastig vallen. Tijdens de ondervragingen in Weimar had Lev alle hoop opgegeven dat hij Svetlana ooit nog zou zien. Zeker na zijn veroordeling wou hij haar niet tot last zijn en zocht hij geen contact. Toen hij dan uiteindelijk in het strafkamp op die vrij geprivilegieerde plek in de krachtcentrale zat, schreef hij zijn tante Olga een brief waarin hij vroeg of Svetlana nog leefde. Een paar weken later kreeg hij een eerste brief van Svetlana. ‘Ik blijf op je wachten’, schreef ze.”
De Goelag van Petsjora was een bijzonder gewelddadige omgeving. “Bewakers werden voortdurend disciplinair gestraft voor afranselingen of moorden. Lev leefde elke dag met de schrik dat hij op konvooi gezet zou worden. Een konvooi was levensgevaarlijk, want dan werd je naar een verre kolonie gestuurd om hout te gaan hakken. Onderweg werden al je schaarse bezittingen gestolen en de kans dat je levend terugkeerde, was niet bijster groot. Wie als gevangene een probleem met een bewaker had, riskeerde in zo’n kolonie afgemaakt te worden zonder dat er een haan naar kraaide.”
Om de Goelag te kunnen overleven, had een gevangene mensen nodig die hem beschermden. Figes: “Uit zijn brieven blijkt dat Lev zelf zo’n beschermer was. Hij stuurde diagnoses van ziektes naar Svetlana, die dan te rade ging bij een bevriende dokter en medicijnen opstuurde. Lev gaf lees- en schrijflessen aan kinderen die in het kamp uit relaties van bewakers en vrouwelijke gevangenen geboren waren en er opgroeiden. Er liepen ook kinderen rond van de vrijwillige arbeiders. De bewakers checkten hen niet waardoor ze makkelijk goederen en brieven konden smokkelen. Ondanks het feit dat de Goelag een repressieve plaats was waar een mensenleven niet telde, was er heel wat solidariteit onder gevangenen en met de mensen die in de stad leefden. De inwoners van het grauwe Petsjora waren in de jaren veertig en vijftig zelf bijna allemaal ex-gevangenen. Een inwoner zei me: ‘Wat voor zin heeft het om elkaar de duvel aan te doen als je in een afschuwelijke plaats zoals deze leeft?’”
In juli 1954 werd Lev Mishchenko vrijgelaten. Orlando Figes: “Duizenden keren stelde hij zich die vrijlating voor: hoe hij terug zou keren naar Moskou, aan Svetlana’s deur zou aankloppen en in haar armen zou vallen. Maar toen hij als een vrij man het kamp verliet, kreeg hij geen toestemming om naar Moskou te reizen. Na lang zoeken vond hij een kamer in Kalinin, het huidige Tver, een stad tussen Moskou en Sint-Petersburg. Om in Kalinin te geraken, moest hij via Moskou reizen. Hij stapte er uit de trein en wandelde naar Svetlana’s appartement. Haar moeder opende de deur en zei hem dat ze naar haar zieke vader was die in het ziekenhuis lag. Daar zagen Lev en Svetlana elkaar voor het eerst terug. De maanden erna maakte hij vanuit Kalinin illegale uitstapjes naar Moskou. In 1955 kreeg hij amnestie en mocht hij eindelijk in Moskou wonen. Datzelfde jaar trouwden ze. De ambtenaar die hun huwelijk registreerde, zag in Levs paspoort dat hij een ex-gevangene was. Ze zei tegen Svetlana: ‘Ik zou niet met die kerel trouwen als ik van jou was.’ Svetlana antwoordde koel: ‘Maak je geen zorgen over mij. Schrijf ons in. Lev is mijn man.’”
Orlando Figes, Just Send Me Word, A True Story of Love and Survival in the Gulag, Allen Lane, 26,95 euro
De Nederlandse vertaling Schrijf je me? verschijnt in augustus bij Nieuw Amsterdam.
© Jan Stevens
Het brokkenparcours van een briljant historicus
Jarenlang was professor Orlando Figes een historicus met een uitstekende reputatie. Hij kreeg internationale bekendheid met drie bejubelde boeken over de Russische geschiedenis: Tragedie van een volk. De Russische Revolutie 1891-1924 (1996), Natasja’s dans. Een culturele geschiedenis van Rusland (2002) en Fluisteraars. Leven onder Stalin (2007). Tot in april 2010 aan het licht kwam dat hij al jaren verschillende anonieme recensies postte op de boekensite Amazon. Positieve over zijn eigen boeken, negatieve over die van o.a. Rachel Polonsky, een ‘concurrerende’ historica. Met die negatieve recensies nam hij op zijn beurt wraak op een negatieve recensie van Polonsky over Natasja’s dans. Figes ontkende eerst, tot hij geen kant meer uit kon en financiële schikkingen met zijn gedupeerden trof.
Vlak voor de publicatie van Just send me word maakte Figes’ Russische uitgeverij Corpus bekend dat ze de vertaling van Fluisteraars niet wou publiceren omdat de oorspronkelijke Engelse tekst teveel inhoudelijke fouten bevat. Figes reageerde bits en had het over ‘politieke druk en censuur van het Poetinregime’. Toen ook de mensenrechtenorganisatie Memorial meedeelde dat Fluisteraars vol fouten stond, wees Figes in een reactie met een beschuldigende vinger naar de Russische vertaler van de honderden interviews met nabestaanden van goelagslachtoffers waarop zijn boek gebaseerd is. Memorial liet ondertussen weten dat ze “in de toekomst niet meer met Orlando Figes wenst samen te werken.” Tot bewijs van het tegendeel is Just send me word een uitmuntend én belangrijk boek. Er vergif op innemen, durven we echter niet.