“Volslagen eerlijkheid maakt het leven ondraaglijk”

Op zijn 63e debuteert Rik Torfs met de roman ‘Het grote gelijk’, waarin de champagne rijkelijk vloeit en er lust in de lucht hangt. “In een roman mag het wat ruiger en onfatsoenlijker dan in een keurig artikel.”

 

Bang voor de recensies van ‘Het grote gelijk’ is professor kerkelijk recht Rik Torfs niet. “Die zijn toch negatief”, zegt hij met een bulderlach. “Ik maak me daar geen illusies over. Journalisten zullen denken: ‘Nu gelooft Torfs ook nog dat hij romans kan schrijven.’ Ik vind dat niet erg. Ik heb mijn best gedaan en kan mijn werk volledig verdedigen. Anderen hebben het volstrekte recht het niet goed te vinden.”

In ‘Het grote gelijk’ wordt hoofdpersonage Walter Holsters na een lange carrière op christendemocratische kabinetten eindelijk minister. Hij komt op Justitie terecht, niet meteen zijn eerste keuze. Daar erft hij de ‘personal assistant’ van zijn voorganger. Ze heet Ingrid en blijkt de vijftien jaar jongere vrouw te zijn van Holsters’ jeugdvriend Olivier. Meteen bekruipt hem de gedachte: “Ik zou willen dat ze meer van mij was dan ze is.”

Vóór Walter Holsters naar de politiek overstapte, was hij professor aan de universiteit, net als zijn geestelijke vader Rik Torfs. “Collega’s doen er graag gewichtig over, maar het is een gemakkelijke baan”, laat Torfs zijn personage in ‘Het grote gelijk’ zeggen. “Onderzoeksprogramma’s uitschrijven aan de lopende band, papers publiceren die niemand leest. Ik draaide er mijn hand niet voor om. Er bleef veel vrije tijd over.” Holsters vulde die met het opstarten van een bedrijf; Rik Torfs schreef een roman.

 

Waarom debuteert u op uw 63e als romancier?

Rik Torfs: “Vindt u het nog te jong? (lacht) In een roman kun je anders te werk gaan dan in een essay of wetenschappelijk artikel. Het is makkelijker om doorheen de tijd te reizen. Je kunt personages ideeën of visies laten hebben die je in een essay nooit kwijt kan. Het mag wat ruiger en onfatsoenlijker dan in een keurig artikel. Je hoeft als schrijver ook niet achter alle opvattingen van je personages te staan.”

 

Toch zullen lezers denken dat ze via ‘Het grote gelijk’ uw diepste zielenroerselen op het spoor komen.

“Het is geen autobiografisch verhaal, al zitten er wel scènes in uit mijn jeugd. De onderwijzers op de lagere school die tijdens de les sigaretten stonden te roken, bijvoorbeeld. Groene Michel, zonder filter. Dat was stoer, maar ze gingen wel vroeg dood. Ik gebruik persoonlijke ervaringen om het verleden te reconstrueren. Ik schrijf niet over tijdperken die ik enkel ken van horen zeggen. Ik weet dat de jaren vijftig bestaan hebben, maar maakte ze niet bewust mee. Wat zich in het heden afspeelt, is volledig ontsproten uit mijn fantasie.”

 

Niet veel mensen wisten dat u de voorbije twee jaar aan deze roman aan het werken was.

“Ik heb in het verleden wel een paar keer gezegd dat ik dit ooit wou doen. Niemand geloofde me omdat ik zoveel vertel. (lacht) Ik vond het belangrijk om een gedegen Nederlandse uitgever te hebben. Zo ontsnapte ik uit het gemakkelijke sfeertje van het bekende Vlamingen-schap. Tegen mijn redacteur zei ik herhaaldelijk dat hij niet kritisch genoeg kon zijn. Het mocht geen ‘roman van Rik Torfs’ worden. Zoiets lukt veel beter in Nederland.”

 

U schrijft over ‘de lange hete zomer van 1974’. Ik heb het even gecheckt: de zomer van ’74 was eerder koel en nat.

“De zomer van 1976 was heet en lang. Die van ’74 is dat ook in de ervaring van mijn personages. Ik heb die zomer een upgrade gegeven omdat die voor hen een ‘turning point’ is. In 1976 zat ik in het tweede jaar rechten. Ik was bezig aan het examen logica. Tijdens de schriftelijke voorbereiding viel er een zweetdruppel op de blauwe inkt die daardoor werd uitgewist. Dat ene moment zit in mijn geheugen gegrift.”

 

Walter Holsters is een ingenieur. Waarom moest het hoofdpersonage een exacte wetenschapper zijn?

“Ik geloof in de theoretische mogelijkheid dat exacte wetenschappers een brede cultuur bezitten. (lacht) Ik zocht iemand die heel systematisch kan zijn, maar toch genoeg finesse heeft om in de politiek een heerlijk foute rol te spelen.”

 

Een christendemocraat.

“Zeker in de jaren zeventig en tachtig lag het voor de hand dat mensen die macht nastreefden, voor de christendemocratie kozen. Er zijn ooit pogingen geweest van de toenmalige CVP om zelfs Paul Goossens te rekruteren. Ik zie Walter Holsters als iemand die niet de moeite doet om in opstand te komen tegen een systeem. Ik heb veel mensen gekend die ook zo waren. Ze glipten de christendemocratie binnen als technici op kabinetten en werden later minister. Zo zijn er nu nog.”

 

Ze belandden ‘toevallig’ in de politiek, maar waren tezelfdertijd opportunistisch?

“Ja. Ze wisten dat dat niet helemaal koosjer was, maar vonden het net niet fout genoeg om het nog voor zichzelf te kunnen verantwoorden.”

 

Spreekt u nu voor uzelf? Van 2010 tot 2013 zat u in de senaat voor CD&V.

“Nee. Ik had achter de schermen nooit contact met ‘cabinetards’. Dat is ook een van de redenen waarom ik het niet lang in de politiek heb volgehouden.”

 

Zijn de ervaringen van minister Walter Holsters gebaseerd op gesprekken met levensechte ervaringsdeskundigen?

“Het is een mix van observatie en flarden van gesprekken. Maar ik heb nooit iemand rechtstreeks gevraagd hoe het voelt om minister te zijn. Ik sprak wel met hen over wat ze voelden in hun leven, en dan kwam hun ministerschap natuurlijk ter sprake. Walter vond het belangrijker om minister te worden dan om het te zijn; dat is iets wat ik een aantal echte ministers ook heb horen vertellen. Ik heb natuurlijk ook geput uit de periode dat ik rector van de KULeuven was. Net als minister van Justitie Walter Holsters kreeg ik toen heel wat mensen over de vloer met vragen die ik niet kon oplossen.”

 

Zoals de twee Antwerpse onderzoeksrechters die bij Walter Holsters komen klagen. “We verdrinken in het werk”, zegt de ene, en Holsters denkt: “Eerder in de alcohol.” Ze zullen het in Antwerpen graag lezen.

“Ik weet het. (lacht) Walter kan perfect voorspellen wat de onderzoeksrechters zullen vertellen, speelt daarop in en stuurt ze met een dooie mus terug naar huis. Na afloop zijn ze zeer tevreden. Dat is ook de manier waarop een echt politicus mensen afscheept, of de bal zo lang mogelijk in bezit probeert te houden. Walter weet dat ze ooit zullen terugkomen; intussen is hij er een half jaar of langer van verlost.”

 

Wat niet echt verstandig is, want dat komt als een boemerang terug.

“Ja. Nederlandse politici bezondigen zich daar minder aan dan Vlaamse. Onze ministers zeggen niet graag waar het op staat. In plaats van: ‘Ik kan jullie niet helpen’, sussen ze: ‘Ik ben ermee bezig’, of: ‘Ik sta aan jullie kant.’

“Toen ik senator was, zat ik in de commissie Justitie. Daar werden best interessante gesprekken gevoerd. Maar ik heb geen enkele minister van Justitie gekend die erin slaagde de grote hervormingen door te voeren waar hij of zij van droomde. Het is justitieministers Stefaan De Clerck, Laurette Onkelinx, Annemie Turtelboom én Koen Geens niet gelukt. Ze hadden daar gewoon niet genoeg tijd voor. En dan vergeet ik nog ‘witte ridder’ Marc Verwilghen die het na de affaire Dutroux allemaal ging oplossen: hij vertegenwoordigt misschien wel de pijnlijkste mislukking van alle ministers van Justitie. Waarschijnlijk beschikten sommigen onder hen niet over voldoende capaciteiten, maar allemaal moesten ze kampen met die beperkte tijd van een legislatuur. Nu is dat maximum vijf jaar, ooit was het vier. Die korte periode maakt hervormen zeer moeilijk.”

 

Walter Holsters is jaloers op zijn jeugdvriend Olivier die de vijftien jaar jongere Ingrid aan de haak heeft weten te slaan. Zij wordt Walters ‘personal assistent’ en vanaf hun eerste ontmoeting kijkt hij naar haar met begerige blik.

“Mensen die macht verwerven, worden aantrekkelijk. Het klopt dat macht erotiseert, ik heb dat bij veel politici gezien. Ik heb ook gezien hoe serieuze mensen gemakkelijk toegeven aan die erotiserende effecten eens ze macht verwerven, en zich zo in nesten werken. Gelukkig leven wij in een land waar het privéleven van politici niet door de media te grabbel wordt gegooid. Maar soms destabiliseren ze hun eigen bestaan en dat van anderen en richten zo veel verdriet aan.”

 

Later zal Walter door Ingrid beschuldigd worden van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Klopt mijn aanvoelen dat u vindt dat de #MeToo-slinger doorgeslagen is?

“Ik probeer enkel te beschrijven en #MeToo is een van de thema’s van onze tijd. De seksuele vrijheid van zowel vrouwen als mannen moet terecht volledig worden gerespecteerd. Daar bestaat geen discussie over, maar het wordt interessant in de grensgebieden. Ik geef geen details over wat er precies tussen Ingrid en Walter is gebeurd. Dat heeft eigenlijk ook geen belang; de beschuldiging is er en Walter valt uit de lucht. Hij houdt niet van Ingrid; bij hem ging het meer over fysieke drang dan over liefde. In de aanloop naar het incident drinken ze champagne en vertelt Walter haar over een Italiaanse roman die hij in Franse vertaling las: ‘Au feu de Dieu’ van Walter Siti. Ik heb dat boek zelf gelezen. Het hoofdpersonage is Don Leo, een 33-jarige priester die zijn hele leven met pedofiele neigingen worstelt. Meer dan tien jaar geleden beging hij één misstap die hij zichzelf nooit heeft vergeven. Sindsdien ging hij ook nooit meer over de schreef. Tot op een dag een jongen van elf uit een ontworteld gezin hem eerst zijn liefde verklaart en daarna vraagt: ‘Je peux toucher ton zizi?’ De priester schrikt en weigert. De jongen pleegt later zelfmoord. Het Italiaans Cultureel Instituut in Brussel organiseerde in maart vorig jaar een debat over dat boek tussen mij en Walter Siti. De vraag werd toen gesteld: kan het eigenlijk wel dat zo’n jongen van elf het initiatief neemt? Waarop Siti vertelde dat hijzelf als jongen van zestien een bouwvakker van dertig had verleid. Die ‘bekentenis’ veroorzaakte nogal wat opschudding. In mijn boek is de plaats van het debat verhuist naar Parijs en speel ik geen enkele rol, maar is het Walter Holsters die getuige is van Siti’s ontboezeming. Holsters vertelt aan Ingrid hoe Siti forse tegenwind van het publiek kreeg. Dat vond dat een kind enkel slachtoffer kan zijn, nooit dader, omdat de verhoudingen te ongelijk zijn. Treft een minderjarige nooit schuld? Die vraag stel ik, zonder er een antwoord op te geven of een oordeel over uit te spreken. Ik stel ze, omdat het een vraag is van vandaag.”

 

De manier waarop er na het #MeToo-incident met Walter afgerekend wordt, is ook zeer hedendaags.

“Absoluut. Dat is uit het leven gegrepen, met de partijvoorzitter die zijn bezorgdheid over Walter veinst, maar in werkelijkheid enkel aan zichzelf denkt. Vlak nadat Walter door Ingrid beschuldigd is van grensoverschrijdend gedrag, wordt hij gebeld door een krantenjournaliste. Ze duwt hem meteen in het offensief en hij voelt dat hij het niet uitgelegd krijgt. Zijn wanhoop neemt toe.”

 

U klaagt ‘trial by media’ aan?

“Justitie werkt heel traag, maar het nieuws gaat supersnel. Het verschil in snelheid tussen die twee wordt enkel groter. Zo’n schandaal wordt door de media verslagen en ministers moeten aftreden. Soms blijkt dan drie jaar later dat er juridisch niets aan de hand was. Dit is geen verwijt aan de media, maar opnieuw gewoon een vaststelling.”

 

In maart 2017 kwam u als rector ook in het oog van een mediastorm te staan met de affaire rond de problematische klinische studies van topdokter Stefan Van Gool. Heeft die ervaring u geholpen bij het beschrijven van de gevolgen van ongewenste media-aandacht?

“Ik heb daar veel uit geleerd, ook al was het eigenlijk een dossier dat mijn voorganger kende maar nooit gemeld had. Het was de baas van het ziekenhuis die mij inlichtte dat er problemen waren met die studies. Een ontslag om dringende reden kon juridisch niet omdat het dus om feiten ging die al langer bekend waren. We hebben vervolgens een oplossing gezocht en een dading gesloten waarbij de betrokkene een jaar de tijd kreeg om een nieuwe job te zoeken. Ik vond niet dat die man aan de schandpaal moest. Later werd hij daar wel aan genageld, maar niet door mij. Dat namen de media op zich, meer bepaald De Standaard.”

 

Na de berichtgeving over de affaire Van Gool stopte u als columnist voor die krant. Tot nu zijn de plooien niet gladgestreken.

“Ik vind nog altijd dat De Standaard toen in de fout gegaan is en zij vinden nog steeds van niet. Maar ik heb nooit een interview gehad zoals Walter dat in mijn boek moest ondergaan. Het kan gewoon niet dat er een positieve recensie over mijn boek in De Standaard zal verschijnen. Dat is uitgesloten. Kijk, in ‘Het grote gelijk’ reken ik met niemand af, maar ik heb uit al mijn ervaringen wel geleerd om sommige scènes met enige geloofwaardigheid te beschrijven.”

 

Is er een gebrek aan hypocrisie in onze huidige samenleving, waardoor we niets meer van elkaar kunnen verdragen?

“Nee, er is net méér hypocrisie, alleen moeten we ze verbergen. Toen Guy Verhofstadt begin deze eeuw premier was, hielden politici er openlijk een nogal losse levensstijl op na. Het was een decadentere periode, maar het gebeurde niet in het verborgene. Dat was ook zo in de dagen dat schrijver Hugo Claus glorieerde. Seksuele bevrijding voerde de boventoon en Claus veranderde geregeld van huis en vrouw. De tijd was minder hypocriet. Onder druk van de meer rigide moraal worden mensen vandaag gedwongen hypocrieter te zijn.

“Zonder enige hypocrisie wordt het leven onmogelijk. Maar de vraag is: hoeveel hypocrisie hebben we nodig? Totale hypocrisie kunnen we missen als kiespijn, maar volslagen eerlijkheid tegenover iedereen, of zelfs tegenover je eigen partner, maakt het leven ondraaglijk.”

 

Wordt die volslagen eerlijkheid nu van ons geëist?

“Voor een deel wel. Weet u wat ik ontzettend grappig vind? Mannen die plots feminist worden, zoals Alexander De Croo. Ik heb sympathie voor hem en hij is een goed politicus. Maar zou hij zichzelf ook nog uitroepen tot feminist als dat niet van hem verwacht zou worden? (lacht)”

 

Is Rik Torfs een reactionair?

“Ik begrijp uw vraag, maar ik heb altijd alle tijdsgeesten gewantrouwd. De jaren zestig, zeventig, tachtig en negentig hadden elk hun dominante stroming waar je je makkelijk op kon laten meedrijven. Ik ben daar niet tegen, maar vond dat nooit vanzelfsprekend. Dat vind je ook terug in mijn roman. Denk aan Ingrids leraar Nederlands die midden jaren tachtig op een afschuwelijk autoritaire manier de vrijheid van Hugo Claus predikt. Hij is zo autoritair als de pest, terwijl hij zogezegd het tegendeel verdedigt. Ik sta sceptisch tegenover het autoritarisme van elke tijd. Is dat reactionair? Nee, want ik wil niet terug naar een andere tijd. Ja, want elke tijd verdient niet alleen applaus, maar ook kritiek.”

 

Rik Torfs, Het grote gelijk, Van Oorschot, 288 blz., 20 euro

 

(c) Jan Stevens

Vergelijkbare berichten