“Door de moord op Pim ben ik alles kwijt”
Vandaag, 2 mei, komt Volkert van der Graaf, de moordenaar van Pim Fortuyn, na twaalf jaar vervroegd vrij. Veel te snel volgens Pims oudste broer Marten Fortuyn. “Van der Graaf heeft nooit over zijn lippen gekregen dat de moord fout was, net zoals hij ook nooit spijt betuigd heeft.”
“Vrijdag wordt een heel gewone dag”, voorspelt Marten Fortuyn (70) terwijl hij vuur door een nieuwe sigaret jaagt. De jarenlange stress na de moord op zijn broer Pim verzacht hij met stevig roken. De longziekte neemt hij er stoïcijns bij. Maar zo gewoon zal de dag waarop moordenaar Volkert van der Graaf vrijkomt, niet beginnen. Want vrijdagmorgen zal Marten samen met zijn vrouw de gigantische Pim-herdenkingsvlag aan de mast voor hun woning in Hoogstraten hijsen. “Net als op Pims verjaardag op 19 februari en op zijn sterfdag op 6 mei, zal de vlag vrijdag halfstok hangen”, zegt hij. “De moeilijkste dagen blijven zijn verjaardag, zijn sterfdag en mijn eigen verjaardag op 10 mei. Want op die dag in 2002 hebben we Pim begraven. De familie weet ondertussen al een tijd dat van der Graaf op 2 mei vrijkomt. We zijn dus voorbereid. In de aanloop naar zijn vervroegde invrijheidsstelling zijn we ‘gehoord’. Wij hebben toen op een aantal elementen gewezen die aantonen dat die man niet vrijgelaten mag worden. In de uiteindelijke beslissing vind je van onze argumenten niets terug.”
Wat waren jullie bezwaren?
Marten Fortuyn: “In maart 2012 belde Volkert van der Graaf naar mijn neef Edwin. Die was bezig met de opnames van een televisieprogramma en zat toevallig met de opnameploeg in de auto. Ze hebben het telefoongesprek zonder medeweten van van der Graaf opgenomen. Volkert zei toen dat hij niet zomaar een, twee, drie kon zeggen of hij al dan niet opnieuw een moord zou plegen. ‘Ik zal het nooit meer doen’, kreeg hij niet over zijn lippen. Ons tweede bezwaar was dat hij altijd geweigerd heeft om aan een resocialisatieprogramma mee te werken. Dat programma wordt in de gevangenis aangeboden om de terugkeer in de maatschappij voor te bereiden. Van zijn recht op proefverlof heeft hij dan weer wel gebruik gemaakt. In januari van dit jaar proefde hij voor het eerst 24 uur lang van de vrijheid. Daarna mocht hij elke maand een weekend met verlof.”
Vindt u twaalf jaar gevangenisstraf voldoende?
“Dat is belachelijk. Toen de rechter van der Graaf veroordeelde tot achttien jaar, voegde die er al meteen aan toe dat hij één derde strafkorting kon krijgen. Wij hebben ons daar van in het begin tegen verzet. Maar ook in hoger beroep werd die straf bevestigd. Zo zit de Nederlandse wetgeving nu eenmaal in elkaar. In de loop der jaren zijn er een paar kleine wijzigingen aangebracht, maar een fundamentele aanpassing is er nooit gekomen. Of je als dader nu één mens of meerdere mensen vermoord hebt, een derde strafvermindering zit standaard in je veroordeling.”
Had u meer heil verwacht van een assisenhof met een volksjury?
“In het geval van de moord op Pim was zo’n volksjury zeker een goede zaak. Toen draaide het niet alleen om de nabestaanden, maar ook om die honderdduizenden burgers die in Pim geloofden. Anderhalve week na de moord waren er verkiezingen en haalde de overleden Pim moeiteloos 1,3 miljoen stemmen. Een volksjury had alleszins beter het gevoel vertolkt dat op dat moment in de maatschappij leefde.”
Hebt u ooit contact met Volkert van der Graaf gezocht?
“In het begin wel, maar dat is toen afgewezen. Later heeft van der Graaf een fletse poging ondernomen om mij te spreken, maar ik had daar toen geen behoefte aan. Volgens de regels mag hij me na zijn vrijlating niet contacteren. Zelf heb ik daar geen bezwaar tegen, op voorwaarde dat hij dan eindelijk het achterste van zijn tong laat zien. Ik wil dat hij me eerlijk vertelt waarom hij het gedaan heeft. Ik heb mijn eigen ideeën over zijn motieven, hij spoort gewoon niet, maar zolang ik daar niet met hem over gesproken heb, weet ik dat niet zeker. Hij beweert dat hij opkwam voor de stakkers in de maatschappij. Hij wou zich profileren als ‘redder des vaderlands’ en Nederland behoeden voor een machtsovername door Pim Fortuyn. Allemaal flauwekul.”
Vanaf de dag van de moord trad u naar voor als woordvoerder van de familie.
“En sinds die maandag is de mediabelangstelling nooit gestopt. Door zijn daad heeft van der Graaf niet alleen mijn broer, maar ook mijn identiteit afgenomen. Na de moord is mijn leven totaal veranderd. Ik werd automatisch de woordvoerder omdat ik de oudste van het gezin ben. Die eerste week had ik geen tijd om ergens bij stil te staan. Het verdriet overviel me soms als ik midden in de nacht thuis kwam en even een uur voor mezelf had. Maar overdag moest ik het hoofd koel houden. Als ik de dinsdag na de moord op Pim mijn kalmte niet bewaard had en opruiende taal gesproken had, was het hek van de dam geweest. Want vlak na de moord braken er relletjes uit in Den Haag. Er was niet veel nodig om de vlam in de pan te doen slaan. De omstandigheden dwongen me ertoe mijn verdriet voor me uit te schuiven. De jaren na de moord moest ik ontzettend veel energie steken in het afhandelen van Pims erfenis. Op een bepaald moment was ik zelfs voltijds bezig met het opkuisen van de vele schulden die hij achtergelaten had.”
U moest uw carrière als internationaal ondernemer daardoor stopzetten?
“Ik werkte als consultant voor de Europese bank, was makelaar in geneesmiddelen en zette voor Amerikaanse ondernemingen distributienetwerken in Europa op. Een half jaar na de moord op Pim moest ik mijn contract met de Amerikanen opzeggen, ik had er geen tijd meer voor. Als makelaar in geneesmiddelen moet je uiterst actief zijn, anders loopt het faliekant af. Daar ben ik dus ook noodgedwongen mee gestopt en uiteindelijk moest ik mijn werk voor de bank opgeven. Door de moord op Pim ben ik alles kwijt. Na vijf jaar ging ik er emotioneel onderdoor en was het gedaan met ondernemen.”
Had u een innige band met uw broer?
“Onze relatie is een tijdlang afstandelijk geweest. Na de dood van onze moeder maakte hij het nogal bont en raakte zo in conflict met onze zus. Ik heb toen als oudste broer ingegrepen en hem op zijn plaats gezet. Dat heeft hij me niet in dank afgenomen. Maar in de maanden voor zijn dood verliep alles weer normaal. In de aanloop naar de verkiezingen voerden we vaak intense gesprekken. In maart van 2002 stierf onze vader en in de nacht na de begrafenis hebben we tot vier uur zitten praten. Hij zei toen dat hij bang was dat hem iets zou overkomen. Sommige politici hadden hem gedemoniseerd en het leek alsof hij vogelvrij was. Hij had het daar zeer moeilijk mee. Hij besefte dat het na de verkiezingen geen wandeling in het park zou worden. Op die bewuste zesde mei zei hij ’s morgens nog tegen zijn campagneleider Albert De Booij: ‘Zullen we er maar mee stoppen? We hebben ons punt gemaakt, laat ze het verder maar bekijken.’
Het was hem boven het hoofd gegroeid?
“Ja. En heel wat mensen die zich rond hem genesteld hadden, deugden niet. Op het laatste moet hij zich wel gerealiseerd hebben dat hij onvoldoende kwaliteit in zijn partij had. Dat is na de verkiezingen ook duidelijk geworden.”
Zint u op wraak tegen Volkert van der Graaf?
“Niet meer. Dat is toch zinloos. Moet ik hem dan in elkaar rammen, hem vermoorden? Zonde van de tijd die me nog rest.”
© Jan Stevens