“De sleur van het leven is geweldig”
De jacht naar geluk stort mensen in het ongeluk. Dat beweert de Nederlandse psycholoog Jeffrey Wijnberg. “Een mens moet aanvaarden wat hij wel kan, en vooral wat hij niet kan.”
“De mens dient gelukkig te zijn. En het leger aan psychologische hulpverleners staat klaar om daarvoor zorg te dragen.” Met die zin vangt de Nederlandse psycholoog Jeffrey Wijnberg (1951) elk hoofdstuk aan van zijn pas verschenen boek Dictatuur van het geluk. “Ik ben geen fan van de jacht naar geluk”, zegt hij. “De voorbije dertig jaar is geluk voor veel mensen de norm geworden. Psychologische hulpverleners hebben daar alleen maar toe bijgedragen.” Dat komt volgens Wijnberg omdat ze gevangen zitten in een vorm van ‘psychologische correctheid’. “Mensen komen naar de psycholoog met klachten als: ‘Ik ben verlegen en wil assertief worden’; ‘Ik ben angstig en wil dat niet meer zijn’, of: ‘Ik ben depressief en dat moet opgelost worden’; ‘Ik heb een dilemma en wil een uitkomst.’ Alleen zijn die klachten vaak de realiteit die mensen zouden moeten leren aanvaarden. Maar heel veel psychologen zitten vast in het keurslijf van wat de dictatuur van het geluk hen oplegt en maken beloften die ze nooit helemaal waar kunnen maken.”
Jeffrey Wijnberg is allesbehalve een ‘psychologisch correcte psycholoog’. In zijn knusse praktijk in het Noord-Nederlandse Groningen gaat hij continu in de clinch met zijn patiënten. Samen met zijn Nijmeegse collega Jaap Hollander staat hij in Nederland sinds de jaren tachtig bekend als wegbereider van de ‘provocatieve therapie’. “De grondlegger is de Amerikaan Frank Farrelly”, zegt Wijnberg. “Hij was een leerling van Carl Rogers, een van de belangrijkste psychologen van de vorige eeuw. In de jaren vijftig ontwikkelde Rogers de empathische benadering: de therapeut moest meeleven en begrip tonen. Tot de dag van vandaag vormt zijn humanistische psychologie nog steeds de basis van zowat elke therapie. Maar het grote probleem met de empathische methode is dat de therapie eindeloos kan duren. Farrelly was iets ongeduldiger en wou er wat meer pit in brengen. Hij kreeg daarvoor ook toestemming van Carl Rogers.”
In 1964 hield Frank Farrelly de allereerste provocatieve sessie met een zwaar depressieve patiënt. “De man klaagde dat zijn leven zinloos was, dat hij geen perspectief zag en niet meer in de samenleving kon functioneren. Farrelly had die mantra al meermaals gehoord en was er altijd empathisch in mee gegaan. Nu zei hij: ‘Ik ben het met je eens: het wordt niks met jou. Ik zie ook geen perspectief en heb ook geen idee hoe jij nog in de samenleving kunt functioneren.’ De patiënt werd verschrikkelijk kwaad. Farrelly’s provocatie bleek als een soort van shocktherapie te werken.”
Wijnberg ontmoette Farrelly in het begin van de jaren tachtig. “Ik was toen nog een klassieke psycholoog. Ik vond die provocatieve psychologie eerst maar niets en in het begin maakte ik veel ruzie met Frank. Tot hij me voorstelde om zelf een sessie te ondergaan. Ik was meteen verkocht. Vaak komen hier mensen over de vloer met leed dat tot het dagelijks leven behoort. Ze hebben dat dan geproblematiseerd. In de provocatieve psychologie blijf je mensen confronteren tot ze op een bepaald moment doorhebben dat er eigenlijk niets aan de hand is. Zo blijven alleen diegenen over die écht een probleem hebben.”
Veroorzaken ‘Psychologisch correcte psychologen’ die hun patiënten volgen in hun zoektocht naar ‘geluk’ stijgend ongeluk?
Jeffrey Wijnberg: “Doordat ze hun beloften niet kunnen waarmaken, raken hun patiënten teleurgesteld in de hulpverlening. Zo verdwalen ze nog meer en krijgen ze nog sterker het idee dat ze niet voldoen. Een paar weken geleden zat op de plaats waar u nu zit een man die me zei: ‘Ik denk dat het tijd wordt dat ik meer initiatief neem.’ Als ik zoiets hoor, weet ik meteen hoe laat het is: die man is gestuurd door zijn vrouw. (lacht) Begrippen als creatief, initiatief, assertief, proactief, het heft in eigen handen nemen, zelfstandig zijn, zelfredzaam zijn, onafhankelijk worden… zijn tegenwoordig ontzettend populair.
Toen ik die man hoorde zeggen dat hij meer initiatief wou gaan nemen, schoot ik in de lach. ‘Dit is toch niet jouw idee?’ Dat gaf hij ook meteen toe. Ik vroeg: ‘Hoe lang ben je getrouwd?’ Dat bleek een hele tijd te zijn. ‘Is het dan niet zo dat jij het beste functioneert op initiatief van je vrouw?’”
In Vlaanderen noemen wij zo iemand ‘een sloef’.
“Hij was het daarmee eens. (lacht) Hij wist heel goed hoe hij haar tegemoet moest komen, en vond dat ook prettig. Want zo was hij er zeker van dat haar verlangens bevredigd werden. Ik zei: ‘Als je maar lang genoeg getrouwd bent, heb je als man geen ideeën meer.’ Hij zat ongemakkelijk in zijn stoel te draaien. Ik vervolgde: ‘Henk, dat mag best hoor.’ Hij keek me verbaasd aan: ‘Meent u dat?’”
U beantwoordde op dat moment toch totaal niet aan het beeld dat Henk van u als therapeut had? Hij kwam uw hulp vragen om meer initiatief te leren nemen.
“Ja. Een reguliere hulpverlener stelt dan vragen zoals: ‘Hoe afhankelijk bent u van uw vrouw? Hoeveel last hebt u ervan?’ De conclusie zal dan misschien zijn dat Henk een afhankelijkheidsstoornis heeft. Waarna er een stappenplan bedacht wordt om het einddoel, ‘initiatiefrijker worden’, te bereiken. Hallo? Waar zijn we mee bezig?”
U gelooft niet dat Henk door zo’n stappenplan initiatiefrijker kan worden waardoor hij het geluk zal vinden?
“Ik heb Henk een eenstappenplan voorgesteld: ‘Vanavond neem je je agenda en zeg je tegen je vrouw: “Betty, voortaan ga ik wat meer in mijn agenda noteren wat jij precies allemaal wilt.” Meer hoef je niet te doen.’”
U raadde Henk aan om voluit te gaan voor een leven als sloef?
“Ja. Ik adviseerde hem om te versterken wat hij al deed. Want als Henk het initiatief neemt om naar links te gaan, is de kans heel groot dat zijn vrouw naar rechts wil en omgekeerd. In het begin van hun relatie nam hij zonder twijfel initiatieven, maar die werden allemaal afgebrand. Daarom is hij er op een bepaald moment mee gestopt.”
Hij zou ook kunnen scheiden en zo zijn leven een nieuwe wending geven.
“Dat zou dan een heel origineel initiatief van hem zijn. Ik heb hem gevraagd wat hij daarvan vond, maar dat was niet de bedoeling.”
U gelooft niet dat een mens zichzelf kan veranderen?
“Toch wel, anders was ik geen psycholoog geworden. Maar een mens moet aanvaarden wat hij wel kan, en vooral wat hij niet kan.”
U gaat daar zeer ver in, want wie een moeilijke baas heeft en daaronder lijdt, adviseert u om dat te accepteren: ‘Doe je werk en probeer conflicten te vermijden.’
“Wie in die situatie belandt, heeft geen keuze. Zo gaat het toch in de wereld? Ik heb het net zelf ondervonden. Ik schrijf al twintig jaar columns voor de Nederlandse krant De Telegraaf. Ze gaan ‘vernieuwen’ en ‘restylen’ en gisteren lieten ze me weten dat ik daar niet meer bij hoor. Heb ik daar enige invloed op? Nee. In die twintig jaar waren er af en toe wel eens vragen of opmerkingen en dan stelde ik me tegenover de directie altijd tegemoetkomend op. Ik was het niet altijd met hen eens, maar als ik ooit mijn zin zou doorgedreven hebben, had ik een groot probleem. Een werknemer kan hooguit bij zijn baas eens een verzoek indienen of hij zijn mening mag ventileren, al doet hij dat naar mijn mening best nederig. Hij bekleedt niet de positie om hoog van de toren te blazen.”
U schikt zich in uw lot?
“Zo zit ik dan ook weer niet in elkaar. (lacht) We moeten ons niet louter schikken in ons lot, maar de speelruimte die we hebben, is wel redelijk beperkt. Het is echt een hele klus om een van je karaktereigenschappen of basisvaardigheden te veranderen. Al is dat niet altijd tot mislukken gedoemd. Ikzelf ben de voorbije veertig jaar enorm veranderd, maar dat was wel met bloed, zweet en tranen. Vroeger was ik het meest verlegen jongetje van de klas. Dat was heel vervelend, want ik verlangde naar een vriendinnetje, maar vrouwen leken onbereikbaar. Op mijn twintigste vond ik dat het zo niet verder meer kon en heb ik mezelf onderworpen aan een streng regime van sociale vaardigheidsoefeningen.”
Oefeningen die u aan uw patiënten nu niet meer voorschrijft?
“Toch wel, maar heel zelden. Ik heb in mijn jonge jaren muziek gestudeerd, en heb dat lang laten rusten. Een tijd geleden dacht ik eraan om basgitaar te leren spelen. Uit ervaring weet ik dat je als je met een instrument begint, je in de eerste twaalf weken enorme sprongen voorwaarts kunt maken. Maar daarna moet je blijven volhouden, want als je een goede basgitarist wilt worden, moet je elke dag minimaal drie uur oefenen. Dat is met bijna alles zo: als je iets onder de knie wilt krijgen, moet je er dag in dag uit in investeren.
Tegenwoordig hoor je mensen voortdurend zeggen: ‘Ik zou zo graag authentieker, assertiever en creatiever worden.’ Meer dan ooit tevoren dromen mensen ervan om ondernemer te worden; ze willen allemaal ‘voor zichzelf beginnen’. Maar dat gaat niet vanzelf. Als een van mijn cliënten die wens uitspreekt, vraag ik hem om eerst iets heel banaals te proberen. ‘Sluit in de supermarkt aan de kassa aan de langste rij aan en knoop met de persoon voor je een gesprek aan. Hou dat vol tot hij of zij afgerekend heeft.’ Zo goed als niemand ziet dat zitten. ‘Ik wou even testen tot wat je bereid bent, maar als dit al een brug te ver is, zit zelfstandig ondernemen er niet meteen in.’”
Vinden uw cliënten het weerwerk dat u biedt altijd zo fijn?
“Ze ervaren dat als zeer aangenaam. Heel vaak reageren ze met: ‘Eindelijk eens een psycholoog die niet met mij mee huilt maar tegengas geeft.’ Ik ga in het verzet tegen de ‘psychologische correctheid’. Iemand die meldt dat hij angst heeft, komt bij psychologisch correcte collega’s in aanmerking voor angstreductie. Terwijl angst functioneel, gezond, nodig en zelfs beschermend is.”
Als je voortdurend angstaanvallen hebt, zit je toch met een probleem?
“Natuurlijk is dat storend voor je dagelijkse functioneren, maar misschien is daar wel een reden voor. Als je paniekaanvallen krijgt als gevolg van chronische overprikkeling, zijn die paniekaanvallen een uiting van je brein dat schreeuwt om rust, stilte, afzondering en minder adrenaline. Hetzelfde voor een depressie of een burn-out: in acht van de tien gevallen is dat een beschermingsreactie op een langdurige overbelasting van het lichaam. Als iemand zegt: ‘Ik heb een burn-out’, zeg ik: ‘Dan zit je eindelijk op de goede weg.’ Als iemand dan een behandeling vraagt, antwoord ik: ‘Dat gaan we niet doen.’ (lacht) In de meeste gevallen is er sprake van overbelasting en dan moet ik uitleggen: ‘Dit moet je serieus nemen: nu moet je rusten.’”
In Dictatuur van het geluk beschrijft u een therapeutische sessie met een cliënte die aan poetsdwang lijdt. U adviseert haar om dat gewoon te aanvaarden. Feministen zullen u dat niet in dank afnemen.
“Dat advies heeft ook te maken met hoe Nederlanders tegen poetsen aankijken. Hoe vaak er wordt gepoetst, is een cultureel fenomeen. Zo staat in Amerika poetsen niet erg hoog op de ranglijst. Amerikanen zien hun huis als iets functioneels: het hoeft er niet te blinken, als ze er maar hun leven kunnen leiden zoals zij het willen. In Nederland waren netheid, zorgvuldigheid en properheid lang uitingen van een zekere status. Wij hadden vroeger huishoudscholen waar vrouwen voorbereid werden op een klassiek leven als huisvrouw. De afgelopen jaren is dat natuurlijk fel verminderd. Als een Nederlandse vrouw bij mij langskomt en zegt: ‘Ik lijd aan poetsdwang’, antwoord ik haar: ‘Dat zeg je nu wel, maar strijk je ook de sokken?’ Als dat niet zo is, behoort ze niet tot die categorie. De achterliggende problematiek is vaak dat ze er met haar man of kinderen voortdurend conflicten over heeft. Daardoor gaat ze aan zichzelf twijfelen, terwijl ze haar hart en ziel wél in dat poetsen legt. Dan kan ik dat alleen maar toejuichen. ‘Jij moet hier niet zitten, je man zou hier moeten zitten.’”
Is het per definitie verkeerd om te streven naar iets beter, iets hoger, iets verder?
“Daar is niets verkeerd mee; het is prachtig om idealen te hebben en om iets na te streven dat bijna onhaalbaar lijkt. Dat is van alle tijden, maar als in mijn spreekkamer zo’n ambitie wordt geuit, wil ik wel weten of daarvoor de échte motivatie aanwezig is. Of de toewijding er is en de bereidheid om alles te doen om dat doel te bereiken. Vaak blijkt van niet. Ze weten niet hoe ze hun doel zullen bereiken en hebben een ambitie zonder plan.”
Uw zoon Rob Wijnberg is de stichter van de succesrijke digitale krant De Correspondent. Hebt u hem ook met beide voetjes op de grond gezet toen hij een paar jaar geleden met dat ambitieuze plan op de proppen kwam?
“Toen hij met het plan voor De Correspondent kwam, was ik het al gewend dat hij de meest onmogelijke doelen kon halen. Ik kon nog moeilijk bezwaren opperen. Ik wist: als hij het zo bedacht heeft, voert hij het ook uit. Ik ben veertig jaar geleden beginnen schrijven. Toen Robbie een jaar of acht was, zat hij op mijn schoot en vroeg hij: ‘Papa, wat ben je aan het doen?’ ‘Ik ben een stukje aan het schrijven en straks komt dat in de krant.’ ‘Dat wil ik ook’, zei hij. Ik heb het sowieso moeilijk om alles wat mijn kinderen vragen te ontmoedigen.”
Op hen past u geen provocatieve therapie toe?
“Nee. Ik slaakte een diepe zucht en zei tegen Robbie: ‘Dat kan wel, maar dan moet je eerst stukjes leren schrijven.’ Dat wou hij wel. Ik pakte een wit blad papier en schreef er een titel op: ‘De verdrietige paraplu’. Hij trok ermee naar zijn kamer en een paar uur later was hij terug met een verhaal. ‘Komt het nu in de krant, papa?’ ‘Dan moet je heel veel verhaaltjes schrijven, jongen.’
Ik heb ze nog allemaal, een dikke map vol. Hij is blijven schrijven tot hij in de krant kwam. Robbie is een zeldzaam voorbeeld van ongekende werklust en ambitie. Natuurlijk is hij mijn zoon en ben ik erg vooringenomen, maar toch kom ik zoiets niet gauw tegen.”
Ligt het geluk meer in het verleden dan in de toekomst? U schrijft: ‘Genieten kan pas met terugwerkende kracht. Genieten van iets is kennelijk pas mogelijk als je ervaart hoe het is, als het er niet meer is. Wat je hebt is gewoon en wordt pas bijzonder als je het kwijtraakt.’
“Er wordt nu vaak lyrisch gedaan over ‘leven in het nu’, ‘leven in het moment’ en over ‘geluksmomenten ervaren’. Ik krijg dat besef van gelukkige momenten pas als ik op een rustig moment reflecteer over het verleden, over een voorbije vakantie of een fijne uitstap met de familie. Al mag u dat niet interpreteren als een levensles in de zin van: ‘Kijk meer achterom in plaats van vooruit.’”
We moeten onszelf leren aanvaarden zoals we zijn en kunnen maar beter pragmatisch in het leven staan?
“Ja. Als je dat kunt, heb je al heel wat bereikt. Natuurlijk mag je plannen koesteren en idealen hebben. Aanvaarding is belangrijk, maar onvrede is ook heel menselijk. Elke dag is er wel iets waar we niet tevreden over zijn. Somberheid, verdriet, dat hoort er ook allemaal bij. Als ik straks mijn laatste column voor De Telegraaf geschreven zal hebben, zal ik ook even verdrietig zijn.”
U schrijft ook: ‘De dood moet niet onder ogen gezien worden.’ We moeten doen alsof de dood niet bestaat?
“De dood vind ik crimineel, afschuwelijk en wreed. Een van mijn leermeesters was professor psychiatrie Rutger van den Hoofdakker, beter bekend als de dichter Rutger Kopland. In een van zijn gedichten schrijft hij dat hij jaloers is op een prachtige eik omdat die boom er nog lang na de dood van de dichter zal staan en zonder hem van alles zal meemaken. Dat vond hij hartverscheurend wreed. Ik ervaar dat net zo: ik vind het onaanvaardbaar dat anderen dingen zullen meemaken waar ik niet bij zal zijn. Ik denk liever niet aan de dood, al word ik er af en toe wel mee geconfronteerd. Ik vind het een onverteerbare gedachte dat ik er niet bij zal zijn als mijn jongste zoon zijn vijftigste verjaardag viert. Dat vind ik vreselijk, dus verdring ik het.”
Bent u gelukkig?
“Heel gelukkig. Ik heb ook veel om gelukkig door te zijn. Ik heb gezonde, zelfredzame kinderen, hou van mijn werk en leef in een land waar het goed is om te wonen. Ik ben dol op het gewone dagelijkse bestaan: opstaan, naar mijn werk gaan, ’s avonds koken, kletsen met mijn vrouw… De sleur van het leven vind ik geweldig. Blijkbaar hebben veel mensen het daar moeilijk mee, en dat snap ik dan weer niet. Als een cliënt zegt: ‘Ik heb het gevoel dat mijn leven in een sleur terechtgekomen is’, zeg ik: ‘Fantastisch. Het kan niet beter, dan hoef je tenminste niet meer zo na te denken.’ (lacht)”
Jeffrey Wijnberg, Dictatuur van het geluk – Onder het juk van psychologische correctheid, Scriptum, 18,95 euro
© Jan Stevens