Columbine
Vijf jaar geleden raakte schrijver Tim Krabbé in de ban van ‘Columbine’, de schietpartij op een Amerikaanse school in 1999 waarbij twee jongens 13 mensen doodden en zichzelf een kogel door het hoofd joegen. “Columbine toont aan dat de mens slecht is.”
Dinsdag 20 april 1999. Om kwart na elf rijdt de achttienjarige Eric Harris in zijn Honda Prelude het parkeerterrein op van Columbine High School in Littleton, een voorstad van Denver, de hoofdstad van de Amerikaanse staat Colorado. Het is de eerste mooie dag van de lente: na een lange periode van regen en sneeuw schijnt eindelijk de zon. Eric kruist de auto van Kristi Epling en Alyssa Sechler; de meisjes toeteren en steken hun hand op. Eric wuift glimlachend terug. Klasgenoot Brooks Brown staat een sigaretje te roken in de buurt van de plaats waar hij zijn auto parkeert. Brooks en Eric hebben onlangs een gewelddadige ruzie bijgelegd die twee jaar geduurd heeft. “Waar was je tijdens de les Creative Writing?” vraagt Brooks. “Bemoei je met je eigen zaken”, antwoordt Eric kribbig. “Dat doet er niet meer toe. Ik vind je nu weer aardig. Ga naar huis.” Op honderd meter van Erics auto parkeert de zeventienjarige Dylan Klebold zijn oude zwarte BMW. Eric en Dylan halen een paar zware sporttassen uit hun auto’s, gorden rugzakken om en trekken daarover lange zwarte overjassen aan. Daarna lopen ze rustig de school binnen. In de drukke gang naar de kantine zetten ze hun tassen neer. Daarin zitten propaanflessen, benzine, staafbommen, vuurwerk, glasscherven, spijkers en wekkers die binnen een paar minuten de hele boel moeten laten ontploffen. Maar er gebeurt helemaal niets. Om half twaalf halen Eric en Dylan hun karabijnen te voorschijn. “Go, go!’ roept Eric, waarna ze een bom gooien en beginnen te schieten. De eerste slachtoffers zijn Rich Castaldo en Rachel Scott. Rachel wordt door vier schoten geraakt en is vrijwel op slag dood. Rich wordt vijfmaal geraakt en blijft zwaargewond liggen. Die dinsdag zullen Eric Harris en Dylan Klebold 21 medeleerlingen verwonden en twaalf medeleerlingen en één leraar doden. Rond tien na twaalf komt er een einde aan de schietpartij wanneer Harris en Klebold zich in de bibliotheek een kogel door het hoofd schieten. Eerst Eric, daarna Dylan.
De Nederlandse schrijver Tim Krabbé (68), auteur van succesvolle romans als Het Gouden Ei en De Renner, raakte in april 2007 geïntrigeerd door de schietpartij van Columbine, toen de gestoorde Koreaanse student Seung-Hui Cho op een universiteit in Amerika tweeëndertig mensen doodschoot en daarna zelfmoord pleegde. “In een videoboodschap vergeleek Cho zich met Harris en Klebold”, zegt Krabbé. “Vanaf dat moment was ik gefascineerd en geobsedeerd door Columbine.” Hij begon alles te lezen wat hij over het onderwerp kon vinden, doorploegde duizenden bladzijden met getuigenverklaringen, las de dagboeken van Harris en Klebold en verwerkte zijn bevindingen tot het fascinerende Wij zijn maar wij zijn niet geschift, het ultieme boek over de schietpartij van Columbine.
Vreemd dat uw fascinatie voor Columbine pas bijna tien jaar na de feiten begonnen is.
Tim Krabbé: “De dag zelf in 1999 had de schietpartij wel indruk op me gemaakt, maar verder had ik er niet veel aandacht meer aan besteed. In 2002 ben ik dan zoals zoveel mensen naar de film Bowling for Columbine van Michael Moore gaan kijken en ik herinner me heel goed dat ik dacht: ‘Bizar toch dat Harris en Klebold die ochtend nog zijn gaan bowlen.’ Toen Seung-Hui Cho in april 2007 voor zijn moordpartij naar Columbine verwees, surfte ik naar Wikipedia en las ik dat Amerikanen Columbine een even grote aanslag op de Amerikaanse droom vinden als 9/11, de moord op Kennedy, de bomaanslag van Oklahoma City en Pearl Harbor. Het verschil was dat de aanslag deze keer niet door buitenstaanders of ‘on-Amerikaanse’ daders was gepleegd, maar door twee doorsnee jongens uit deftige Amerikaanse gezinnen.”
U kwam er meteen ook achter dat Harris en Klebold die dag niet waren gaan bowlen.
“Michael Moore is een getalenteerde filmmaker, maar tegelijkertijd is hij ook een demagoog die er geen graten in ziet om mensen voor zijn films te misbruiken. Dat bowlen is een flagrante leugen en daarnaast voert hij twee slachtoffers van de schietpartij op als tegenstanders van privéwapenbezit, terwijl ze in werkelijkheid helemaal voor zijn. Alles wat Moore over Columbine vertelt, is oppervlakkig of simpelweg uit zijn duim gezogen. Ik vrees dat de inhoud van de rest van zijn films niet veel beter is.
“Ik merkte dat de dagboeken van Eric Harris en Dylan Klebold vrij toegankelijk waren op het internet, net als de 26.000 pagina’s met getuigenverklaringen. Ik heb alle documenten gedownload en ben ze beginnen lezen. Ik kwam ook terecht op de website columbinegame.com, die de virtuele verzamelplaats bleek te zijn voor de echte ‘kenners’. 95% van wat daarop gepubliceerd wordt, is rommel, maar 5% is goud waard. In eerste instantie was ik vooral geïnteresseerd in wat Eric en Dylan tijdens de schietpartij precies zeiden tegen de slachtoffers en tegen elkaar. Ik ben alle getuigenverklaringen beginnen vergelijken en heb in mijn beschrijving van de moordpartij alleen overgehouden waar er eenstemmigheid of zekerheid over bestaat. Zo herinnerden sommige getuigen zich spectaculaire uitspraken van de daders die niet door anderen bevestigd werden. Eén van hen zou volgens één getuigde al lachend geroepen hebben: ‘Ik wist niet dat nikkerhersenen zo ver konden vliegen.’ Ik vermeld dat wel, maar zet er ook bij dat het een dubieuze uitspraak is.”
Was het toeval dat 20 april Hitlers verjaardag was?
“Waarschijnlijk niet. Ze hadden de maanden ervoor vaak tegen vrienden gezegd: ‘20 april is Hitlers verjaardag en dan moeten we maar eens een gemene streek uithalen.’ Al zijn er ook aanwijzingen dat ze al op 19 april hadden willen toeslaan, maar dat ze het om onduidelijke redenen een dag verlaat hebben. Hitlers verjaardag was alleszins een welkome bijkomstigheid. Voor Amerika is 19 april een belangrijke datum vanwege Waco, een stadje in Texas waar op 19 april 1993 bij een brand vijfentachtig leden van de sekte de Branch Davidians omkwamen, volgens sommigen door de schuld van het FBI. De bomaanslag op een federaal gebouw in Oklahoma City op 19 april 1995, met 168 doden, was daar een vergelding voor.
“Harris en Klebold stamden allebei uit hoogopgeleide, intacte gezinnen met ouders zonder huwelijksproblemen. Zelfs in het religieuze Littleton was dat bijzonder, want ook daar gingen behoorlijk veel koppels uit elkaar. Dylan Klebold kwam uit een gezin van intellectuelen en Eric Harris’ vader was majoor geweest bij de luchtmacht. Met Dylans ouders kan ik mezelf heel goed identificeren. Vader Tom was afgestudeerd in geologie, had veel geld verdiend bij gasmaatschappijen en was miljonair geworden met het kopen, verkopen en renoveren van oude huizen. Moeder Sue studeerde kunstpedagogiek en werkte in het onderwijs met gehandicapten. Eric Harris’ vader Wayne was piloot en vlieginstructeur bij de luchtmacht geweest en werkte nu bij een bedrijf dat militaire vliegsimulatoren maakte. Moeder Kathy werkte bij een cateringbedrijf. Zowel de familie Harris als de familie Klebold stonden geboekstaafd als aardige, gastvrije modelgezinnen.”
Wat niet wil zeggen dat er achter de schermen niets gebeurd kan zijn.
“Da’s juist. Dylan schreef in zijn dagboek dat hij om zijn gezin gaf, maar dat hij zijn ouders manipulatief vond. Hij beweerde dat hij door zijn hele familie gepest werd, behalve door zijn ma en pa. Hij schreef ook over zijn seksuele verlangens. Zijn dagboek is zo open dat je mag veronderstellen dat hij waarschijnlijk ook wel over nare ervaringen in zijn gezin verteld zou hebben. Een decaan van de school verklaarde na de schietpartij dat Dylan problemen had met zijn vader. Maar vader Tom beweert in zijn politieverklaring dat hij en Dylan de allerbeste vrienden waren die elkaar altijd alles vertelden.
“In het begin van mijn opzoekwerk zag ik Eric Harris als leider en kwade genius van het duo en Dylan Klebold als de zielige figuur die achter hem aanliep. Maar na een paar jaar van intensieve research is mijn beeld van die twee helemaal omgeslagen. Eric Harris was een niet zo ongewone opschepper die vanuit zijn minderwaardigheidscomplex zijn woede en haat wou luchten op de maatschappij en op de volwassenen. Dat is niet zo heel erg bijzonder. Dylan Klebold daarentegen, was echt zwaar getikt. In verschillende romans die ik geschreven heb, stond het thema centraal van de vereniging van twee geliefden in de dood. Bizar genoeg ontdekte ik tijdens mijn opzoekwerk dat Klebold precies dát nastreefde: samen met een meisje dat hij ‘de halcyon’ noemde, wou hij de dood in. Uiteindelijk werd Harris Dylans partner in crime, maar hij was niet zijn eerste keuze.”
Zowel Harris als Klebold waren geobsedeerd door de gewelddadige videogame Doom. Na Columbine werden dat soort van spelletjes met de vinger gewezen.
“Ik geloof niet in de directe schuld van welke factor ook. Eerst werd de muziek van bands als Marilyn Manson schuldig verklaard, dan waren het die games. Natuurlijk hadden Eric en Dylan zich ondergedompeld in een cultuur waarin grofheid, geweld en martelen verheerlijkt werden. En het is juist dat ze vrij makkelijk aan wapens geraakten. Maar dat geldt ook voor België of Nederland: wie hier een pistool nodig heeft en de juiste weg kent, raakt daar ook zonder veel moeilijkheden aan. De schietpartij van Columbine was een ‘freak accident’: het gevolg van een toevallige ontmoeting tussen twee jongens die samen een rampzalig mengsel vormden. Ze vulden elkaar op een bijna scheikundige wijze aan, met een gigantische ontploffing als resultaat.”
Heeft Columbine uw visie op de mensheid veranderd?
“Columbine heeft me in mijn overtuiging gesterkt dat de mens slecht is. Gelukkig geloven veel mensen in het simpele principe ‘doe niet aan een ander wat je zelf niet wilt meemaken’, maar jammer genoeg bewijst het verhaal van Eric Harris dat een redelijk normale jongen door omstandigheden tot slechte daden gebracht kan worden. Dylan Klebold heeft nooit het achterste van zijn tong aan zijn ‘vriend’ laten zien en hem meegezogen in zijn waanzinnige plan om al moordende het ‘paradijs’ te betreden. Kijk naar iedere willekeurige oorlog, naar alle terroristische daden: hoe makkelijk laten mensen zich niet tot gruweldaden verleiden? Een positief beeld van de mensheid heb ik nooit echt gehad, nee.”
Tim Krabbé, Wij zijn, maar wij zijn niet geschift, Prometheus, 480 blz., 19,95 euro, ISBN: 978-90-446-2054-2
© Jan Stevens