Soldaten
Tijdens de Tweede Wereldoorlog luisterden de Britten en Amerikanen hun gevangen genomen Duitse soldaten af. Harald Welzer en Sönke Neitzel gebruikten 150.000 pagina’s afluisterverslagen als basis voor hun boek Soldaten, waarin ze op zoek gaan naar de mens achter de moordmachine.
Dinsdag 30 april 1940. Luitenant Meyer en luitenant Pohl, respectievelijk piloot en verkenner bij de Duitse Luftwaffe, zijn een paar dagen eerder krijgsgevangen genomen door de geallieerden. In hun cel halen ze samen herinneringen aan hun recente oorlogsbelevenissen op. Ze weten niet dat een verdieping hoger Britse inlichtingenofficieren hun gesprek op band zetten. “Op de tweede dag van de inval in Polen moest ik een station in Poznan bombarderen”, zegt Pohl. “Acht van de zestien bommen vielen op huizen in de stad. Daar beleefde ik niet veel vreugde aan. Maar de derde dag kon het me niets meer schelen en de vierde dag genoot ik ervan. Vlak voor het ontbijt amuseerden we ons door vanuit de lucht met machinegeweervuur op soldaten te jagen en ze in het veld met een paar kogels in hun kruis te laten liggen.” “Alleen maar soldaten?” vraagt Meyer. “Ook burgers”, antwoordt Pohl. “We vielen ook vluchtelingencolonnes aan. Het leidende vliegtuig stortte zich op de mensen op straat, de twee andere vliegtuigen uit de ketting namen de grachten voor hun rekening. We schoten met onze machinegeweren op alles wat bewoog. Ik zag de paarden rondvliegen. Van die paarden heb ik tot de laatste dag spijt gehad. Van de mensen helemaal niet.”
De Britten en Amerikanen luisterden tijdens WO II duizenden gesprekken zoals die tussen de Duitse officieren Meyer en Pohl af. Na de oorlog werden de verslagen van die afluistersessies opgeborgen in archieven, waar ze in de vergetelheid raakten. Tot historicus Sönke Neitzel en sociaalpsycholoog Harald Welzer ze van onder het stof haalden. “Sönke kwam de afluisterverslagen toevallig op het spoor, nadat hij Black May van de Amerikaanse historicus Michael Gannon gelezen had, over de zeeslag in mei 1943 tussen de geallieerde marine en Duitse onderzeeërs”, zegt Harald Welzer. “Gannon schreef over Duitse matrozen die in gevangenschap afgeluisterd werden en die passage prikkelde Sönkes nieuwsgierigheid.”
In de herfst van 2001 vond Sönke Neitzel in The National Archives in Londen 100.000 nog nooit geraadpleegde bladzijden afluisterverslagen van krijgsgevangen genomen Wehrmachtsoldaten. Twee jaar later ontdekte hij een bijna even omvangrijke stapel verslagen in het Amerikaanse nationale archief. Op dat moment riep hij de hulp van Harald Welzer in voor de interpretatie. Welzer geldt in Duitsland als autoriteit in onderzoek naar hoe doodgewone mensen kunnen evolueren tot massamoordenaars. “De afluisterverslagen zijn uniek omdat ze ons voor het eerst rechtstreeks en ongecensureerd inkijk geven in de denkwereld van moderne soldaten”, stelt Welzer. “De krijgsgevangenen leven in de overtuiging dat niemand aan het luistervinken is en kletsen over hun oorlogservaringen van een paar dagen geleden, alsof ze gezellig samen in een café of de sauna zitten.”
Verkrachten om lol te trappen
Volgens Harald Welzer zouden de Wehrmachtsoldaten net zo goed hedendaagse Britse, Amerikaanse of Belgische soldaten in Afghanistan kunnen zijn. “Ze zitten in hetzelfde schuitje en hun moraal en mentaliteit is dezelfde. Natuurlijk had de oorlog van het Derde Rijk zijn eigen kenmerken en motieven, denk maar aan het racisme, de verheerlijking van het ‘superieure’ Herrenrasse of de vernietiging van de Joden. De oorlog die de Wehrmacht voerde is niet die van de Britten of de Amerikanen in Afghanistan. Maar het dagelijkse werk is voor de soldaten wel zeer gelijklopend, net als de soms gruwelijke daden die ze moeten stellen om succesvol te zijn en te overleven, en de uitleg die ze geven om die daden te vergoelijken.”
Door Duitse krijgsgevangenen af te luisteren, hoopten de geallieerden in het begin van de oorlog aan relevante strategische informatie te geraken. “Later wilden ze door het afluisteren ook meer te weten te komen over de psychologie van de Duitse soldaten. Het is een eenvoudig, briljant idee: wanneer een Duitse piloot wordt neergehaald en in een kamp geplaatst met collega’s die er al een poosje zitten, is het aannemelijk dat hij hen over nieuwe technologische ontwikkelingen zal vertellen of recente informatie over het Duitse leger zal geven.”
In bijna alle gesprekken spreken de soldaten op nonchalante toon over de gruwelen die ze zelf hebben aangericht. Harald Welzer: “Maanden- en zelfs jarenlang was vechten en doden hun voornaamste ervaring. In de soldatenwereld is geweld, moord en doodslag part of the job; ze zitten in een referentiekader dat hun gedrag mogelijk maakt, ondersteunt en zelfs nog versterkt. Want geweld brengt altijd een dynamiek van nog meer geweld op gang.”
Geweld wordt hun normale staat van zijn? Welzer: “Niet helemaal, want er zijn ook periodes waarin niet gevochten wordt. Oorlog bestaat niet alleen uit extreme gewelddadige activiteiten, maar ook uit verveling, dwalen door vreemde steden en naar de hoeren gaan. Ze vergelijken de hoertjes van Bordeaux met die van Parijs, hebben het over de gangbare prijzen en over hun persoonlijke ervaringen met de meisjes van plezier.”
Ze hebben het ook bijna achteloos over het verkrachten van vrouwen. “Verkrachting is voor hen geen oorlogswapen, maar een heel courante praktijk. Ze hebben er geen morele bezwaren tegen en zien het als een manier om lol te trappen, als een mogelijkheid om dingen te doen die ze als gewoon burgermannetje nooit zouden durven of mogen.”
Over hun gevoelens spreken de soldaten niet met elkaar. “Emoties zijn taboe. Ze hebben het niet over walging, angst, paniek, over willen wegvluchten. Ze praten over hard en slim zijn. Ze beschrijven hun acties, maar niet wat die met hun gevoelswereld aanrichten. Een paar soldaten vertellen over de eerste mensen die ze gedood hebben, maar nooit over hoe dat aanvoelde.”
Goeden en slechten
Uit de afluisterverslagen blijkt volgens Harald Welzer dat de overgrote meerderheid van de Wehrmachtsoldaten a-politiek is. “Minder dan 10% zijn overtuigde nazi’s; bijna 10% is zelfs uitgesproken antinazi. Een ding hebben ze gemeen: ze hebben allemaal medemensen om het leven gebracht. In oorlogsomstandigheden wordt door het voetvolk niet om ideologische redenen gedood. De Duitse soldaten maakten deel uit van een specifiek leger met een specifieke traditie. Natuurlijk stamden ze uit een antisemitische samenleving, maar dat maakte op het slagveld weinig verschil. Ik heb ook onderzoek gevoerd naar de Einsatzgruppen, de échte koudbloedige killers, en ook bij hen kwam ik tot een gelijkaardige conclusie: zij schoten Joden niet dood omwille van antisemitische motieven, maar omdat het hun ‘taak’ was tegenstanders uit de weg te ruimen en omdat dat voor hen beslist was door leden die hoger in de hiërarchie van de groep stonden. De afluisterverslagen maken duidelijk dat zo goed als alle Duitse soldaten het lastig hadden met de uitroeiing van de Joden, zeker als het om vrouwen of kinderen ging. Een van de soldaten zegt: ‘Zo’n dingen doe je niet, zelfs als het Joden zijn.’ Ze staan kritisch tegenover de manier waarop ze de Joden moeten aanpakken, maar ze staan helemaal niet kritisch tegenover de manier waarop ze tegen leden van het verzet moeten optreden. Dan wordt het doden van vrouwen en kinderen plots geen probleem meer en wordt het gerechtvaardigd omdat het om een ‘militaire actie’ gaat. Er is trouwens niet zoveel verschil tussen de manier waarop de Wehrmacht en onze huidige legers hiërarchisch ingericht zijn. In het normale burgerleven maken we allemaal deel uit van meerdere groepen: van de familie, van de collega’s op het werk of van de sportclub. Als gewone burger spelen we verschillende rollen van geliefde, vader, moeder, collega of vriend. In het leger is dat pluralisme weg. Zeker in een oorlogssituatie heb je als soldaat alleen nog die ene groep mensen van dezelfde leeftijd die in een identieke oorlogsretoriek zijn ondergedompeld. De soldaten denken en leven volgens het strikte onderscheid van ‘goeden en slechten’. Wie goed is, blijft gespaard, maar wie slecht is, verdient de kogel. Ook als het een weerloos kind is.”
Sönke Neitzel & Harald Welzer, Soldaten. Over vechten, doden en sterven, Ambo, 592 blz., 29,95 euro
© Jan Stevens