‘Niet de N-VA, maar Groen! zou tegen een kernuitstap moeten zijn’
De N-VA lijkt zich vanuit strategische overwegingen neer te leggen bij het Energiepact, en dus bij een kernuitstap. Volgens Maarten Boudry gaat dat lijnrecht in tegen de wil van ecomodernisten, rationele groenen die de geitenwollensokken ontgroeid zijn.
Op woensdag berichtte deze krant dat de N-VA overweegt zich niet langer te verzetten tegen het Energiepact. (DM 31/2/018) Dat plan legt de toekomst van de Belgische energievoorziening vast, met de bouw van windmolens en gascentrales, de installatie van zonnepanelen en de sluiting van de zeven kerncentrales tegen 2025. Die kernuitstap lijkt dus bijna verworven. Alleen vraagt filosoof Maarten Boudry zich af of dat wel zo’n goed idee is. “Er zijn een aantal hinderlijke taboes in de groene beweging die ingaan tegen haar eigen doelstellingen en daarom dringend doorbroken moeten worden. Groen zijn betekent in het publieke debat automatisch: tegen nucleaire energie, tegen Genetisch Gemodificeerde Organismen of GGO’s, vóór bio-landbouw, en vaak ook voor alternatieve geneeswijzen zoals homeopathie. Maar het voortdurende verzet tegen kernenergie en GGO’s is al lang niet rationeel meer en ook bio-landbouw is niet altijd groener of gezonder. Kernenergie is niet alleen één van de meest veilige en minst vervuilende energiebronnen, ze is ook nagenoeg CO2-neutraal. Eigenlijk zou niet de N-VA, maar Groen! moeten pleiten voor het openhouden van de kerncentrales of voor herinvesteren in nucleaire energie. Een kernuitstap betekent in de praktijk altijd meer fossiele energie, en dus ook meer CO2-uitstoot. Kijk maar naar Duitsland, dat nu godbetert bruinkool wil stoken, de goorste fossiele smurrie die er bestaat. En dat allemaal door de Fukushima-hysterie. Het Energiepact wil gascentrales als alternatief; dat is toch waanzin in tijden van klimaatverandering? Zonne- en windenergie zijn geweldig en spelen een belangrijke rol in de strijd tegen klimaatopwarming, maar ze zijn altijd afhankelijk van weersomstandigheden, zeker in het zonnearme Europa. Het is een wensdroom dat wij binnen afzienbare tijd onze energiecapaciteit volledig kunnen vervangen door alternatieve bronnen. De voorbije jaren is er een nieuwe lichting natuurliefhebbers en milieubeschermers opgestaan: de ecomodernisten. Zij delen de meeste doelstellingen en bezorgdheden van de groene beweging, maar ze zijn vooral rationeel groen. Ecomodernisten geloven in wetenschappelijke vooruitgang, in kernenergie en gentechnologie, en zijn ervan overtuigd dat economische groei kan rijmen met ecologie en natuurbehoud. Hun voornaamste argument is dat van ‘ontkoppeling’: we moeten de impact van ons moderne leven loskoppelen van de natuur. Dat betekent dat de mensheid haar voetafdruk moet verkleinen door zich terug te trekken op een kleiner deel van het aardoppervlak en de rest ‘terug te geven’ aan de natuur.”
Ecomodernisten geloven in economische groei, zegt u. Is dat niet hét probleem? Oxford-econome Kate Raworth verzet zich in haar boek Donuteconomie hevig tegen het principe van economische groei omdat onze planeet dat niet aankan. Ze houdt een pleidooi voor wat zij een ‘circulaire economie’ noemt. Haar economisch model is even rond als een donut. De buitenste cirkel vertegenwoordigt de ecologische bovengrens: alles wat daar aan economische activiteit buiten valt, schaadt onze planeet. De binnenste cirkel staat voor de sociale ondergrens en geeft weer wat we minimaal nodig hebben om wereldwijd in de basisbehoeften van elke mens te voorzien. In de toekomst moeten we volgens Raworth onze economische activiteit binnen die twee cirkels houden.
“Raworth vat meteen ook één van de kernpunten van het ecomodernisme samen. (lacht) Al is er niets mis met economische groei op zich, want niet elke economische activiteit is belastend voor het milieu. Het raakt ook kant noch wal dat we voortaan tegen ontwikkelingslanden zouden moeten zeggen: ‘Sorry, vanaf nu is het afgelopen met groei, want de planeet kan het niet meer aan.’ Armoede kan enkel door groei opgelost worden.
“Ecomodernisten zijn het met Kate Raworth eens dat we de planeet niet mogen schaden door haar draagcapaciteit te overschrijden en zijn dus eigenlijk ook gewonnen voor een circulaire economie. Tezelfdertijd geloven ze dat economische groei mogelijk blijft op voorwaarde dat je dus ‘ontkoppelt’ en mens en natuur uiteen haalt. Dat zien we nu al gebeuren: rijke landen worden technisch zo efficiënt dat ze in staat zijn om met minder grondstoffen steeds meer te produceren, waardoor de impact op hun leefomgeving verkleint. Groei kan en mag, zolang het niet ten koste gaat van de planeet.
“Ecomodernisten zien meer heil in een leven in de stad dan op het platteland. Doordat in een grootstad alles in geconcentreerde vorm plaatsvindt, zijn de vuilnisbelt en de uitstoot er zichtbaarder. Terwijl steden in werkelijkheid een kleinere ecologische voetafdruk hebben, want ze zijn veel efficiënter. Door in dichtbevolkte steden te leven en het platteland deels te verlaten, schenken we een deel van het aardoppervlak terug aan de natuur.”
Hoe is het ecomodernisme ontstaan? Wie zijn de inspirators en de drijvende krachten?
“Het heeft zijn wortels in ‘The Death of Environmentalism’, een essay uit 2004 van Mike Shellenberger en Ted Nordhaus. Ze waren allebei actief in de traditionele milieubeweging, maar vonden dat die ter plaatse bleef trappelen, zich tegen de wetenschap keerde en geen visie op de toekomst had. De voorbije jaren begonnen nog meer mensen binnen de groene beweging zich te storen aan de taboes en de antiwetenschappelijke houding. Stewart Brand, een groene ancien en oprichter van de Whole Earth Catalog, is een vooraanstaande ecomodernist, net als de Britse auteur en activist Mark Lynas. Ooit waren ze allemaal radicaal tegen kernenergie, intussen hebben ze hun kar gekeerd en zijn ze vurige voorstanders. De term ‘ecomodernisme’ is nog heel recent. In 2015 ondertekenden achttien wetenschappers en activisten het invloedrijke ‘Ecomodernistisch Manifest’, dat ook in het Nederlands te lezen is op www.ecomodernism.org. Bij onze noorderburen verscheen vorig jaar het boek Ecomodernisme, waaraan de Vlaming Bart Coenen meewerkte.”
In de inleiding van het Ecomodernistisch Manifest staat: “Wij bieden dit manifest aan in de overtuiging dat menselijke voorspoed én een ecologisch bruisende planeet niet alleen mogelijk zijn, maar dat ze ook onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.” Deelt u dat eco-optimisme?
“Zeker. We hébben al milieuproblemen opgelost. Door CFK-drijfgassen te verbieden, is het gat in de ozonlaag gedicht. Dat is een verdienste van wetenschappers én milieuactivisten. Het milieu is er vandaag een stuk beter aan toe dan in het begin van de industriële revolutie. In West-Europa is er sindsdien meer bos en biodiversiteit. Doemdenkers zeggen vaak dat de wereld naar de knoppen gaat als alles bij het oude blijft. Dat klopt, alleen blijft niets ooit bij het oude. Niemand kan voorspellen welke nieuwe innovaties voor de volgende doorbraken zullen zorgen. De grootste uitdaging van deze eeuw is natuurlijk de klimaatopwarming. Daarvoor zullen we alle zeilen moeten bijzetten en creatieve oplossingen bedenken. Ecomodernisten vinden dat we niet alleen aan vermindering van CO2-uitstoot moeten denken, maar ook aan ‘carbon capture’ of ‘negatieve emissie’: aan het weghalen van CO2 die al in de atmosfeer zit.”
Groenen moeten kernenergie omarmen, vindt u. Maar wat met het afval? En wat met kernrampen als Fukushima of Tsjernobil?
“Die ‘kernrampen’ zijn geweldig overdreven. In Japan is niemand gestorven door de meltdown van Fukushima, en de Wereld Gezondheidsorganisatie verwacht geen stijging van het aantal kankers. In vergelijking met de tsunami was Fukushima een peulschil. Er stierven 15.000 door de tsunami, maar in 2011 deed de hele wereld hysterisch over die kerncentrale waar geen enkele dode viel. In werkelijkheid is kernenergie veruit de veiligste energievorm. Elke jaar sterven er wereldwijd honderdduizenden mensen door de steenkoolindustrie, zowel in de mijnen als door milieuvervuiling. Het probleem van nucleair afval is best beheersbaar. Het is zelfs de enige vorm van vervuiling die zichzelf oplost: na verloop van tijd verdwijnt het vanzelf.”
(c) Jan Stevens