“Te vaak is internationale adoptie vermomde kinderhandel”

“Onder het mom van adoptie werd ik in 1980 als baby in India ontvoerd”, zegt Rani T’Kindt. Opdrachtgever was adoptiebureau De Vreugdezaaiers. In 2011 verloor die organisatie haar erkenning; een half jaar later nam het nu in opspraak gekomen Ray of Hope alle dossiers over. “Zolang er met adoptie geld te verdienen valt, zál er gefraudeerd worden.”

 

“Ik ben illegaal geadopteerd en heb dus ook op een illegale manier verblijfspapieren gekregen”, stelt Rani T’Kindt (40). “Toch riep niemand tot hiertoe op om mij uit te wijzen, zelfs het Vlaams Belang niet.”

Op 5 juli 1980 kwam de toen anderhalf jaar oude Rani met het vliegtuig vanuit India in België aan. “Mijn biologische ouders behoorden tot de laagste kaste in de stad Puducherry”, vertelt ze. “Mijn moeder beviel van een meisje en mijn vader was daar niet gelukkig mee. Hij liet haar in de steek. Mama stond met haar pasgeboren dochter op straat en wist van geen hout pijlen maken. De nonnen van het katholieke weeshuis boden haar een job als kokkin aan. Als kleine baby groeide ik op tussen de weesjes. ‘s Nachts moest mama op straat slapen; ik kreeg een bedje tussen de andere kinderen. Mijn Indiaase moeder kon niet lezen of schrijven, maar net als veel andere analfabeten kon ze wel haar naam op papier zetten. De nonnen lieten haar formulieren tekenen waardoor ze zonder het te beseffen mij afstond. Op een ochtend kwam ze in het weeshuis aan en was ik verdwenen. Ik ben nu zelf mama; ik kan me niet voorstellen dat ik mijn dochter van anderhalf zonder morren aan een paar nonnen zou hebben afgestaan. Mijn mama was in paniek. ‘Je hebt zelf getekend’, zeiden de nonnen. ‘Maak je geen zorgen: je dochter is in Parijs. Daar zal ze geneeskunde studeren. Later komt ze terug als dokter.’ Niet lang na mijn ontvoering, keerde mijn biologische vader terug naar zijn vrouw. Zijn geweten knaagde omdat hij mij in de steek had gelaten. Maar ik was verdwenen. Hij was razend. Mijn ouders werden bij de nonnen ontboden en kregen te horen dat ik gestorven was.”

 

Zaaiers van vreugde

Het katholieke weeshuis van Puducherry leverde tegen vergoeding kinderen aan de Gentse adoptiedienst De Vreugdezaaiers. Die organisatie werd eind jaren 50 opgericht door Franciscaner-pater Eugène Delooz. Hij specialiseerde zich in vakanties voor kinderen uit de Parijse bidonvilles bij Nederlandse en Belgische gezinnen. Eind jaren zestig schakelde hij over op adopties van Indiase weeskinderen. Hij sloot een deal met de weeshuizen van Moeder Theresa en op Kerstmis 1970 verscheepte de pater zijn eerste lading Indiase adoptiekinderen. De vraag van kinderloze Belgische en Nederlandse echtparen steeg en de pater legde contacten met andere Indiase weeshuizen, waaronder dat van Puducherry. “Ik heb een foto uit 1980 waarop ik als meisje van anderhalf tussen de weesjes poseer”, zegt Rani. “Pontificaal in het midden zit zuster Blanche met een baby op haar schoot. Ik zit naast haar op de schoot van een meisje met een witte haarband. Die foto diende om in Nederland en België promotie te maken voor het kinderaanbod van De Vreugdezaaiers. Zuster Blanche was een van de daders die mij in samenspraak met De Vreugdezaaiers ontvoerd en verkocht heeft. Die non werd later naar België uitgenodigd om er gevierd te worden als grote weldoenster.”

In november 2011 trok Kind en Gezin de erkenning van De Vreugdezaaiers in. Reden: ze plaatsten te weinig kinderen. Vandaag is de organisatie nog steeds actief als fondsenwerver voor Indiase schoolkinderen. De lopende adoptiedossiers werden in april 2012 overgenomen door het deze week in opspraak gekomen adoptiebureau Ray of Hope (DM 02/05).

 

Uit de doden opgestaan

In België groeide de jonge Rani op in een warm nest. “Ik heb een innige band met mijn Belgische ouders”, zegt ze. “Mijn papa is gestorven op zijn 65e; hij was net op pensioen. Datzelfde jaar is mijn dochter geboren. Ik herinner me dat ik tien was en in bad zat. Ik vroeg mijn mama: ‘Waarom gaat dat bruin niet van mijn lijf?’ Ze antwoordde: ‘Omdat je in India op de wereld gekomen bent. Je Indiase mama was arm en kon niet voor je zorgen. Daarom stuurde ze je naar hier.’”

Op haar negentiende vertrok Rani met haar toenmalige vriend voor een rondreis van een jaar door India. “Van onze trip wilden we een boek maken. ‘Zullen we op zoek gaan naar je biologische mama?’, suggereerde mijn vriend. Tot dan had ik in de veronderstelling geleefd dat ik als baby was gedumpt door een vrouw die niets om me gaf. En toch wou ik haar vinden. In mijn adoptiedossier stond enkel haar voornaam: Mary. De Vreugdezaaiers kwamen te weten dat ik haar in India aan het zoeken was. Ze namen contact op met mijn Belgische mama: ‘Er is niemand meer in Puducherry. Rani’s vader is lang dood en haar moeder stierf onlangs.’ Ik was helemaal van slag. Eerst overwoog ik die stad links te laten liggen. Toch bleven we zoeken en zo ontdekte ik dat mijn beide ouders nog in leven waren. Een non van dat weeshuis kreeg medelijden en hielp me.”

In 1998 ontmoette Rani voor het allereerst haar biologische ouders. “Dat was hartverscheurend en hakte er zowel bij hen als bij mij diep in. Hun kind was uit de doden opgestaan. Zij wisten niet dat ik geadopteerd was. Mijn mama weende en raakte me constant aan, van top tot teen. Ze wilde dat kind voelen dat ze ooit op de wereld gezet had. Ik worstelde daarmee: een vreemde vrouw die op mij leek, kon niet van me afblijven. Ik was haar enig kind. Nadat ik uit haar leven verdween, was haar verdriet zo groot dat ze geen andere kinderen meer wou. Ze smeekte me om voorgoed te blijven, trof zelfs voorbereidingen voor een huwelijksfeest en ging op zoek naar een bruidegom. Ze maakte kennis met mijn Belgische mama en dat was ontzettend moeilijk. Je hoopt om het ontbrekende puzzelstukje van je leven te vinden, maar dat blijkt toch niet zo goed te passen.”

In 2008 bezocht Rani haar biologische ouders opnieuw. Ze organiseerde toen ook een benefiet voor hen in het Gentse. “Ik gaf een interview in een krant waarin ik kritiek uitte op De Vreugdezaaiers, zonder de organisatie bij naam te noemen. Een paar dagen later zat er een anonieme dreigbrief in de brievenbus van mijn ouders. ‘Wij weten waar jullie mee bezig zijn. Let op, of wij treffen maatregelen!’ Het interview zat erbij, met de passages over de Vreugdezaaiers aangeduid in fluo.”

 

Aanklacht tegen kinderhandel

In oktober vorig jaar zag Rani T’Kindt haar moeder in India voor het laatst. “Vier weken geleden is ze gestorven. Ze was 62. Ik ben blij dat ik haar samen met mijn dochter van zeven nog ben gaan opzoeken. In de lente van vorig jaar liet een Indiase neef me weten dat ze ernstig ziek was. Ik wou dat ze voor haar dood haar enige kleinkind zag. In oktober hielden mijn dochter June en mijn mama Mary elkaars handen vast. Dat laatste bezoek aan mijn Indiase moeder heb ik gefilmd, want ik wil een documentaire maken, een aanklacht tegen kinderhandel. Te vaak is internationale adoptie vermomde handel in kinderen. Er moét een waarheidscommissie komen die alle internationale adopties onderzoekt, én een meldpunt. Het getuigenis vorige week van dat Ethiopische meisje over haar frauduleuze adoptie uit 2009, illustreert dat er bitter weinig veranderd is. Ondanks alle regels en wetten. Want zolang er met adoptie geld te verdienen valt, zál er gefraudeerd worden.”

 

(c) Jan Stevens

Vergelijkbare berichten