“Het salafisme sluipt via Facebook de huiskamer binnen”

De Nederlandse bekeerling Dennis ‘Abdelkarim’ Honing radicaliseerde in een rotvaart en groeide uit tot mediagezicht van het polderjihadisme. In zijn boek Ongeloofwaardig vertelt hij het relaas van zijn flirt met het salafisme. “Fouad Belkacem vertolkt wat op straat leeft en niet wat gesubsidieerde imams uit hun hoed toveren.”

In 2008 bekeerde Dennis Honing (24) zich op zijn zeventiende tot de islam. Eerst bezocht hij een liberale moskee, om daarna in snel tempo te radicaliseren. Hij liet zijn baard staan en omarmde het jihadisme. Hij noemde zichzelf Abdelkarim, gaf in 2010 een interview aan een krant en draafde op in een spraakmakende tv-reportage over de islam in Nederland. Aan het einde van datzelfde jaar trok hij naar Antwerpen om er Fouad Belkacem te gaan interviewen. Honing bewonderde ‘Abu Umran’, die net Sharia4Belgium opgericht had en nog nagenoot van de mediaheisa na de verstoring van een lezing van schrijver Benno Barnard. Het half uur durende kritiekloze gesprek is tot vandaag te bekijken op Abdelkarim Honings YouTube-kanaal.

In 2011 begon Honing pas echt aan zijn openbaar leven als geweld predikende salafist. Hij nam deel aan straatprotesten, was rad van tong en werd vaste jihadi-gast in praatprogramma’s als Pauw & Witteman en De wereld draait door, waarin hij de democratie verketterde en de lof zong van de sharia. De meeste van zijn salafistische vrienden vertrokken ondertussen naar Syrië om er bij IS of Jabhat al-Nusra te gaan vechten en sterven.

Vandaag woont Dennis Honing met vrouw en vier kinderen in een sjofele flat in een buitenwijk van zijn geboortestad Haarlem. Het jihadisme heeft hij afgezworen. “Toen ik die gruwelijke onthoofdingsfilmpjes van IS zag, begon ik na te denken.” Maar zijn baard wappert nog steeds alle kanten op. Een liberale softie is hij niet geworden, ook al noemen zijn oude strijdmakkers hem nu ‘murtad’ (afvallige), ‘kafir’ (ongelovige) of ‘agent van de staatsveiligheid’. “Ik ben nog steeds moslim en heb geen boodschap aan de zogenaamd ‘moderne islam’”, zegt hij. “Ik vind dat je best niet te zielig wordt zoals die Canadese lesbische moslimactiviste Irshad Manji. Zij was in december 2011 te gast in Amsterdam en werd toen door leden van Sharia4Belgium bekogeld met eieren. Achteraf moest ze daar niet over komen piepen, want in haar lucratieve boek Het islam dilemma behandelde ze afwijkende toestanden. Wie zich tot katholiek laat dopen, moet later ook niet klagen dat hij geëxcommuniceerd wordt omdat hij vindt dat Maria wetenschappelijk gezien geen maagd kon zijn toen ze Jezus kreeg. Als je lid van een kerk wordt, moet je er alle consequenties bijnemen.”

In wat voor gezin groeide u op?

Dennis Honing: “Mijn moeder was een volkse vrouw en zat vaak op café. Mijn vader had een goede baan bij de zoo in Amsterdam. Ze waren totaal verschillend, hadden elkaar ontmoet op het verjaardagsfeest van een oom en werden op slag verliefd. Moeder was weduwe en had al een zoon. Vader was wat ‘wetenschappelijker’ en een atheïst.”

Religie speelde niet echt een rol?

“Mijn moeder hield wel van de christelijke symbolen. Er stond een portretje van Jezus op de kast en er hing een crucifix aan de muur, maar we gingen niet naar de kerk. In mijn puberteit zat ik braaf thuis en bleef ik ver weg van de meisjes. Niet uit heiligheid, maar omdat ik een verlegen jongentje was. Ma had een drankprobleem en pa was streng, hij stamde uit de jaren vijftig: van hem moesten we vroeg naar bed en veel fruit eten. Als moeder erg dronken was, werden de teugels gevierd. Haar alcoholisme hielden we binnenskamers: voor de buitenwereld waren wij een keurig gezin met een eigen huis en een mooie auto voor de deur. Je hoort nu vaak zeggen dat veel geradicaliseerde jongeren stammen uit een ‘achtergesteld milieu’, en voor een groot deel is dat ook zo, want veel ‘doorsnee’ moslims zitten nu eenmaal nog steeds in de laagste klasse van de samenleving. Maar een vriend die zich in Irak onlangs opblies, had een baan als computerdeskundige en een auto van de zaak. Hij zat op een helpdesk en kreeg telefoontjes uit de hele wereld.”

U was verlegen en ging nauwelijks uit, en kwam toch in de criminaliteit terecht?

“Ja, want dat vond ik best wel spannend. Op school ontdekte ik de hiphop-subcultuur waarin diefstal heel gewoon is. Op een bepaald moment liet ik me verleiden om op straat de tas te roven van een oude dame. Dat was een absoluut dieptepunt. Ik werd veroordeeld tot vier maanden jeugdgevangenis. Mijn wereld stortte in; vier maanden leken vier jaar.”

Is er een link tussen de underground hiphopcultuur en het jihadisme?

Zeker. Hiphop was de stem van de teleurgestelde zwarte onderklasse in Amerika. Wij hebben in onze steden ook zo een teleurgestelde onderklasse. Jonge moslims van Marokkaanse origine herkennen zich in hiphopmuziek en in zinnetjes als: ‘We moeten stelen want we krijgen geen baan.’

“Vanaf mijn 14e was ik gefascineerd door religie, eerst door het christendom, maar dat ruilde ik vrij snel in voor de islam. Hier in Noord-Holland lacht de blanke Nederlander met zijn religie. Marokkanen en Turken hebben wél respect voor hun godsdienst. Ik begreep ook het nut van bepaalde compromisloze aspecten van de radicale islam, zoals geen alcohol en strikte regels in de omgang tussen man en vrouw.”

Is de stap naar de radicale islam toch niet erg groot voor een Nederlandse jongen uit een seculier milieu?

“Dat valt best mee, want ik had als grote ‘voordeel’ dat mijn vader daar geen problemen over maakte, hij zei: ‘Zoek het zelf maar uit.’ Voor een jongen als Fouad Belkacem lag dat heel wat moeilijker. Hij werd thuis als moslim opgevoed, maar niet met de denkbeelden van de radicale islam. Toen hij salafist werd, nam hij een gigantische stap. Zijn ouders zullen wel geroepen hebben: ‘Je bent gek!’

“Via-via kwam ik in contact met de apolitieke ‘lieve salafisten’: korangeleerden van Saoedi-Arabische origine. Dat ‘lief’ mag je met een flinke korrel zout nemen, want de teksten van die Saoedi-Arabische paleisgeleerden liegen er niet om. Ze zijn net zo dogmatisch als de jihadi-salafisten, alleen hebben ze er een laag hypocrisie overgelegd omdat het Saoedische koningshuis dolgraag oliezaken doet met Amerika. Maar net als in de Islamitische Staat wordt er in Saoedi-Arabië ook gestenigd en onthoofd.

“Een Amsterdamse vriend vroeg: ‘Ga je mee naar de moskee?’ Daar kwam ik in contact met politieke salafisten. Die kerels zijn ontzettend sneaky. Ze hebben geen eigen gebouwen, maar infiltreren in bestaande moskeeën, en zitten er stil te wachten als vlooien op een hond. Ik kwam daar aan bij die moskee en er stapte een bekeerling naar buiten. Twee meter lang, in een wit gewaad, lang haar, blauwe ogen. Hij leek wel de messias.”

 

Is elke vorm van salafisme per definitie gewelddadig?

“Ja, want het is té orthodox. De islam heeft sowieso een gewelddadige component. In Nederland en België heb je een bovenlaag van imams die zeggen: ‘Laat homo’s met rust, ga naar school, ga werken, gebruik geen geweld.’ Maar diezelfde bovenlaag heeft nooit de teksten afgezworen waarin staat dat de afvallige gedood moet worden en dat een moslim alleen bloedgeld moet betalen als hij een christen afmaakt, maar gedood moet worden als hij een moslim doodt. Neem Charlie Hebdo: de imams stonden meteen te roepen dat die aanslag niks met de islam te maken had en verklaarden de gebroeders Kouachi voor gek. Maar diezelfde imams accepteren net als alle andere soennieten wereldwijd de jurisprudentie: ‘Wie de profeet beledigt, krijgt de doodstraf. Spijt of geen spijt, man of vrouw, moslim of niet moslim, het hoofd moet eraf.’ Zolang ze die stelregel niet openbaar afzweren, is het dweilen met de kraan open. Want jongeren gaan zelf op zoek op internet en lezen overal: ‘Wie de profeet beledigt, moet dat met zijn leven bekopen.’ Het salafisme sluipt via Facebook de huiskamer binnen. Als jongens op hun kamer naar filmpjes op YouPorn kunnen zitten kijken terwijl hun ouders beneden tv kijken, kunnen ze toch ook via datzelfde internet salafistisch worden terwijl mama en papa voor de buis liggen?

“Ikzelf kwam eerst in de laagdrempelige liberale Poldermoskee in Amsterdam terecht. Dat ging prima, en na een paar maanden hoorde ik de imam een paar kleine opmerkingen maken over het salafisme. ‘Salafisten si, salafisten la.’ Ik kende die club nog niet, dus spitste ik mijn oren. Ik kreeg sympathie voor die underdog waar zoveel over geklaagd werd. Op een dag ging ik samen met een vriend naar een bekeerlingendag in de Apollohal in Amsterdam. Er kwamen twee salafisten binnen en mijn vriend riep: ’Kijk, daar lopen er twee!’, alsof we op safari waren en een koppel olifanten zagen paren. Maar die kerels maakten indruk op me met hun compromisloosheid én hun uiterlijk. Ik hoorde de imams in de Poldermoskee zoutloos weeklagen over hen, en ik dacht: ‘Ik ben dat politiek correct gelul spuugzat, ik wil dat salafisme zelf wel eens ontdekken.’”

Eind 2010 zocht u Fouad Belkacem op?

“Ik wou hem interviewen. Je kan van Abu Imran zeggen wat je wil, maar hadden we maar politici die zo makkelijk vragen beantwoorden. Ik laat dat interview nu op YouTube staan, want we leven in een democratie en zo kan iedereen de man en zijn denkbeelden leren kennen. Hij vertolkt wat op straat leeft en niet wat door de overheid gesubsidieerde imams uit hun hoed toveren. Figuren als die Nordine Taouil uit Antwerpen hebben het helemaal verpest. Terwijl ze aan het kwaken waren en zichzelf complimentjes uitdeelden, kon het salafisme rustig zijn gang gaan. In de strijd tegen radicalisering vertrouwen politici te veel op mainstream imams. Geen enkele salafist neemt hen serieus. Het is alsof je een gereformeerde protestant uit Friesland naar België stuurt om er het kindermisbruik in de katholieke kerk op te lossen.

“Ik kwam vaak langs bij Abu Imran en hij heeft nooit dwang op me uitgeoefend. Hij hing nooit aan de telefoon om te klagen dat hij me een week niet gezien had. De jongens van Sharia4Belgium waren geen Jehova-getuigen. Als ik bij Abu Imran zonder afspraak binnenviel, zat daar vaak een boze baardloze Marokkaan: ‘Ik zie je voortdurend op tv, wat ben je van plan?’ Abu Imran antwoordde rustig en beheerst, urenlang, dat gesprek verliep zeer democratisch. Op tv zag je hem schreeuwen en afschuwelijke dingen over Marie-Rose Morel vertellen, maar bij hem op visite was hij de rust zelve. Je voelde je aangetrokken maar er werd nooit aan je getrokken. Dimitri Bontinck wil ons doen geloven dat zijn zoon Jejoen het onbevlekte kindje Jezus is dat door duivel Belkacem in de olijftuin nat gelikt is. Onzin. Denk je dat de teruggekeerde Syriëstrijder Michaël ‘Younes’ Delefortrie in de ban was van Fouad Belkacem? Helemaal niet, Younes is geen dommerik. Er was geen druk, alleen charisma. In de liberale moskeeën is pas druk. ‘Kom je nog een keertje? Toe, kom nog eens langs!’ Van die gasten van Sharia4Belgium hoorde je nooit iets. Zij belden nooit.”

In 2010 werd Sharia4Belgium nog gezien als een clubje ongevaarlijke clowns. Aan het eind van dat jaar interviewde ik in Londen Belkacems mentor, Anjem Choudary. Die man zei toen vriendelijk dat het de bedoeling was om wereldwijd de democratie uit te schakelen en de sharia in te voeren.

“Grappig dat niemand toen leek te beseffen wat er echt aan het gebeuren was. Toen ik bij Straat Dawah zat, een gelijkaardige organisatie als Sharia4Belgium, noemden de liberale moslims ons ook een stelletje gekken. Die liberale moslimorganisaties hadden macht, hun imams kwamen op tv en wij werden de mond gesnoerd. Nu is het omgekeerd en is alle media-aandacht verschoven van de liberale moslims naar die groep die vroeger gebagatelliseerd werd maar nu in Syrië vecht.

“Onze politici hebben de radicalisering in het verleden onderschat, maar het waren echt kleine groepen dus misschien mag je ze het niet kwalijk nemen. Eerlijk gezegd heb ikzelf ook de aantrekkingskracht van Sharia4Belgium onderschat. Dat wil wat zeggen, want ik zat zelf in zo’n groepje. Ik vind het trouwens goed dat Belkacem en co veroordeeld zijn. Ze hadden echt wel kwaad in de zin en steunden de koppensnellers in Syrië. Niemand in het Westen kon de oorlog in Syrië zien aankomen, maar geef als politicus dan ook gewoon toe: ‘We hadden er geen zicht op.’ En vertel geen onzin zoals Ahmed Marcouch van de PvdA drie jaar geleden bij Pauw & Witteman. ‘Het zijn pubers’, zei hij. ‘Op Al-Jazeera zien ze geweld, ze komen op een pleintje samen en hop, ze besluiten om naar Syrië te vertrekken.’”

U had nu ook in Syrië kunnen zitten?

“Ja. Heel wat vrienden zijn dood. De jongen die zichzelf onlangs opblies, haalde me vaak thuis op. Urenlang zat ik met hem in de auto. We deelden lief en leed. Ik twijfelde al vroeg over de gang naar Syrië. Stiekem dacht ik: ‘Mooi, strijden tegen Assad. Maar je zal maar neergeschoten worden, en daar dan liggen afzien terwijl je ondertussen moet luisteren naar je dogmatische broeders: ‘Zo meteen vertrek je naar het paradijs.’’

“Ik heb het nu lastig met de bedreigingen van de salafisten. Ze hebben mijn vader gebeld, en van de bagger die ik via het internet binnenkrijg, word ik niet vrolijker. Mijn boek bezorgt me af en toe enge gedachten. ‘Wat als zo’n kerel op me af rent en me in mijn donder steekt?’ Maar dan besef ik dat ik in het verleden best ook veel mensen pijn gedaan heb. Want tegen al die miljoenen Nederlanders die de democratie in hun hart dragen, zei ik: ‘Weg ermee.’ En ik steunde Abu Imran toen hij de kanker van Marie-Rose Morel een straf van Allah noemde. Ik heb haar nabestaanden gekwetst en dat was fout.”

Dennis Abdelkarim Honing & Nikki Sterkenburg, Ongeloofwaardig, Uitgeverij Q, 240 p., 19,99 euro

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten