‘Er is tussen 1600 en nu één constante: zowel de kardinalen van toen als de techmiljardairs van nu manipuleren hun vele gelovigen’

In zijn roman Dieven van het licht reist de Duits-Oostenrijkse historicus en schrijver Philipp Blom naar het Vlaanderen en Italië van eind 16e, begin 17e eeuw. De parallellen tussen toen en nu baren hem zorgen. ‘We lijken weer af te stevenen op een tijdperk waarin oorlog en geweld normaal zijn. De druk op onze vreedzame democratische samenlevingen neemt toe.’

Een Vlaams dorp anno 1572. De jonge broers Sander en Hugo zijn er getuige van hoe hun ouders beestachtig worden afgeslacht door soldaten van het Spaans bezettingsleger. Zwaar getraumatiseerd zal Hugo de rest van zijn leven geen woord meer zeggen.

In zijn kleurrijke historische roman Dieven van het licht volgt Philipp Blom de beide broers op hun bewogen vlucht naar Rome, waar de getalenteerde tekenaar Sander in een atelier bij een meester aan de slag kan. Hugo mag er zijn kleuren mengen. Sander ontpopt zich tot een topschilder uit de vroege barok, een volleerde ‘dief van het licht’. Zijn talent brengt hem tot in het huishouden van de machtige kardinaal Della Valle, kunstliefhebber, notoir mannenverleider, machtswellusteling en opportunist. De enige andere hogere geestelijke waar Della Vella bang voor is, is de fanatieke paus Clemens VIII wiens levensdoel het is alle ketterij met wortel en tak uit te roeien.

De recensent van Frankfurter Allgemeine Zeitung bespeurt in Dieven van het licht hetzelfde vakmanschap als in Umberto Eco’s De naam van de roos. Veertig jaar na de eerste Duitse vertaling van Eco’s klassieker, schreef Philipp Blom een nawoord voor de jubileumuitgave. “Ik hou van Umberto Eco’s romans”, zegt Blom. “Maar ik beschouw mezelf niet als zijn volgeling. Ik vind het fantastisch dat een groot academicus zoals hij eerst en vooral spannende verhalen wou schrijven. Geen met moeilijke woorden doorspekte hoogdravende literatuur, maar pageturners. Ik vroeg me af: kan ik dat ook?”

Dus schreef u een lekker weglezende roman mét inhoud.

Philipp Blom: “Precies. (lacht) Ik ben niet alleen schrijver, maar ook historicus. Dieven van het licht moest niet alleen spannend zijn, maar ook mogelijk in zijn tijd. Een historische roman wordt alleen maar sterker wanneer de feiten kloppen. Een goede leugen bevat altijd voldoende waarheid.”

De historische setting klopt in uw boek als een zwerende vinger?

“Het gaat zelfs nog verder: de beweegredenen van mijn karakters passen óók in hun tijd. Ze denken, voelen en handelen als mensen die rond 1600 in de Nederlanden of Italië leefden. Ik vroeg me eerst en vooral af: hoe moet het gevoeld hebben om meer dan 400 jaar geleden een getraumatiseerd mens te zijn? Een oorlogskind dat in 1572 zijn ouders zag afslachten en vluchteling werd: wat betekende dat in de morele, ethische en emotionele context van die periode?”

Wie Dieven van het licht leest, duikt diep in de harten en hoofden van zijn laat 16e-eeuwse, begin 17e-eeuwse voorouders?

“Dat was toch mijn ultieme doel. Want de mensen van toen handelden totaal anders dan wij. Mijn roman begint in dat jaar 1572, in De Nederlanden, op het moment dat daar een vreselijke godsdienstoorlog woedt. Dood en gruwel zijn overal. De Spaanse inquisitie draait in de Lage Landen op volle toeren. Tezelfdertijd beginnen de artistieke hoogtijdagen van de barok in de schilderkunst.

“Mijn hoofdpersonages Sander en Hugo zijn als kind ooggetuige van zowel het bloedvergieten, als van de schoonheid. Eerst zien ze de Spaanse bezetters hun familie vermoorden. Daarna leven ze lange tijd als wilde dieren in het woud. Uiteindelijk komen ze in Rome terecht en later in Napels, waar ze les krijgen van de beste portretschilders.

“In die jaren leefde een grote groep getalenteerde schilders uit de Nederlanden in Italië. Die barre tocht van Sander en Hugo vanuit de Lage Landen naar Rome, was dus niet zo uitzonderlijk. Velen gingen hen voor.”

Sander verandert zijn naam in het Italiaans klinkende Sandro della Molina.

“Alle talentvolle schilders die de Nederlanden voor Italië inruilden, veranderden hun naam. Zo werd Jan van der Straet uit Brugge in Florence: Giovanni Stradano. Hij schilderde aan het hof van de Medici en ontwierp wandtapijten. Een Italiaanse naam vergrootte de kansen op de kunstmarkt.

“De Nederlanden en Italië waren twee aparte werelden. Maar ook al ruilden Sander en Hugo de duisternis van de oorlog in voor het heldere licht van de schoonheid; hun zwaarbeladen rugzak konden ze niet zomaar van zich afschudden.”

De eerste scènes in uw boek zijn wreed. De Spaanse soldaten lijken sadistische slachters.

“Die eerste bladzijden zijn inderdaad gruwelijk, alleen was dat toen in de Nederlanden dagelijkse kost. De bezetter gedroeg zich zoals de terroristen van Islamitische Staat (IS) die een paar jaar geleden in Syrië of Irak een dorp binnentrokken, de mannen ophingen, de vrouwen verkrachtten en de huizen platbrandden. Of zoals het Russische leger dat Oekraïne binnenviel en steden en dorpen naar het stenen tijdperk bombardeerde.

“Een zwaar trauma uit de kindertijd laat een mens nooit meer los. Dat is hetzelfde als levenslang krijgen: daar raak je nooit meer vanaf. Sanders doofstomme broer Hugo volgt hem als een schaduw en is zijn dagelijkse confrontatie met het abrupte en gruwelijke einde van hun kindertijd.

“Die oorlog in 1572 had net als bij IS een extra dimensie: het moorden en verkrachten gebeurde in naam van God. De Spanjaarden sneden kelen over tot meerdere eer en glorie van hun christelijke liefhebbende goddelijke opperwezen. Alleen de katholieke kerk had toen de waarheid in pacht. Al wie anders dacht, was een ketter en moest vernietigd worden. Geweld was normaal en maakte deel uit van het morele universum. De religieuze dimensie gaf dat zware geweld extra gelaagdheid.

“Ik ben atheïst. Maar als je een roman schrijft die zich in de zeventiende eeuw afspeelt, beland je vanzelf in de religie. De afvallige monnik Giordano Bruno beweerde dat de aarde niet zo uniek was en dat er in het heelal nog andere planeten waren zoals de onze. Hij geloofde niet in een onsterfelijke ziel of in het hiernamaals en vond de maagdelijkheid van Maria onzin. Hij is zowat de enige in Dieven van het licht die de wereld niet langer door de lens van de religie wil zien en daar ook eerlijk voor uitkomt.”

Bruno bekoopt dat met zijn leven. In 1600 wordt hij door de Inquisitie tot de brandstapel veroordeeld. Uw verslag van de terechtstelling op de Campo dei Fiori in Rome getuigt opnieuw van grote gruwel. Net als de onthoofding van Beatrice Cenci op 11 september 1599 waar u uw hoofdpersonages getuige van laat zijn.

“Wij beschouwen dat tijdperk terecht als onnoemlijk wreed. Maar door met onze 21e-eeuwse blik naar het geweld te kijken, verbinden we er meteen ook een moreel oordeel aan. Ik vind het interessanter om bijvoorbeeld die openbare executies op een ‘neutrale manier’ te observeren. Dan vat je beter wat erachter schuilgaat.

“De vijftienjarige Wolfgang Amadeus beschreef rond 1771 een uitstap met zijn vader naar Rome. Ze hadden een dagje vrij en besloten om naar een terechtstelling te gaan kijken. Gezellig met z’n tweetjes. (lacht) Openbare executies waren entertainment voor de hele familie. Ze bevatten ook ‘levenslessen’. Vaders namen met hun dochters mee naar de terechtstelling op de Ponte Sant Angelo van de adellijke, knappe jonge vrouw Beatrice Cenci. Samen met haar minnaar had zij haar vader in zijn slaap met een hamer doodgeslagen. Zij en haar zussen waren door hem mishandeld en verkracht. Daar hadden de rechters geen oren naar, ook al was verkrachting toen ook een misdaad. De paus legde de vele genadeverzoeken naast zich neer. Want de onthoofding van Cenci was een uitstekende waarschuwing voor al die Romeinse dochters die het in hun hoofd zouden halen zich tegen hun gewelddadige vaders te keren.”

Zag u tijdens het schrijven parallellen met onze tijd?

“Ik zie die parallellen nu, op dit moment. Want we lijken weer af te stevenen op een tijdperk waarin oorlog en geweld normaal zijn. De huidige tijdsgeest is totaal anders dan de jaren na WO II. De druk op onze vreedzame democratische samenlevingen neemt toe. Ik maak me daar veel zorgen over.”

De liberale democratie is bedreigd?

“Ik wil er alles aan doen om te verhinderen dat ze ondermijnd wordt. Maar dat wordt een stevige klus. De liberale democratie is gekoppeld aan onze economische welvaart. Ze werd pas echt mogelijk door de oil boom in de tweede helft van de 20e eeuw. Fossiele brandstoffen maakten onze samenlevingen rijk, waardoor we de mogelijkheden en de tijd kregen om te emanciperen. Gelijke rechten voor mannen en vrouwen, gendergelijkheid, rechten voor minderheden, al die schitterende verwezenlijkingen hebben we te danken aan onze welvaart. Enkel rijke samenlevingen ontwikkelden een goedwerkende liberale democratie met een parlement waarin verkozenen discussiëren over een betere samenleving voor iedereen. Het kanteljaar 1968 met zijn sociale revolte hebben we te danken aan de oil boom.”

De klimaatverandering zet ons model nu op losse schroeven?

“Het einde van het geloof in ‘oneindige groei’ is alleszins in zicht. Ik schreef de voorbije jaren een paar boeken waarin ik waarschuw voor de ingrijpende gevolgen van het op hol slaand klimaat. We zien het met onze eigen ogen gebeuren en beseffen dat we snel van die fossiele brandstoffen af moeten. Want onze winters en zomers veranderen, het groeigedrag van planten wijzigt en de biodiversiteit gaat met rasse schreden achteruit. We leven in een gesloten systeem: de vervuiling op één plek, heeft gevolgen op een andere plaats. Daarom is er geen andere keuze dan onze CO2-uitstoot te reduceren; anders dreigen we in een apocalyptisch scenario terecht te komen.”

Eind 16e eeuw waren ze ook bang voor de Apocalyps.

“Het grote verschil is dat het toen ging het over de interpretatie van een boek uit de bijbel. Nu gaat het over wetenschappelijke feiten. De angst van onze voorouders voor de eindtijd was op een fantasie gebaseerd. De huidige angst voor de ingrijpende gevolgen van de klimaatverandering is geen fictie.

“Intussen daveren onze liberale democratieën op hun grondvesten. De kans is reëel dat Oostenrijk binnenkort een uiterst-rechtse bondskanselier heeft. Mijn land is geen uitzondering: in Nederland haalde de rechts-radicaal Geert Wilders een verpletterende overwinning, in de VS loert Donald Trump opnieuw om de hoek en in Vlaanderen staat Vlaams Belang op winst. Mensen lijken zich overal van de liberale democratie af te wenden. Daarom zijn chaos en geweld in Europa niet langer uit te sluiten.”

We trekken geen lessen uit de geschiedenis?

“We vergeten ze. De Tweede Wereldoorlog was zo verschrikkelijk dat iedereen na de nederlaag van nazi-Duitsland wist: dit nooit meer. In de naoorlogse jaren zat die wijsheid ingebakken in zowat elk Europees individu. In elke familie circuleerden er verhalen over grootouders, ouders, ooms of tantes die tijdens de oorlog geleden hadden. Decennialang hadden de meeste Europeanen geen zin meer in nationalistische avonturen. Er werd gestreefd naar vrede en Europese eenmaking, weg van het nationalisme dat zoveel ellende had veroorzaakt.

“Ons drama is dat het levende geheugen aan WO II in Europa aan het wegkwijnen is. De laatste getuigen sterven. De kaarten worden nu opnieuw geschud, met radicaal-rechts dat de wind in de zeilen heeft. Ook onze huidige politici zijn alle voeling met het drama van de Tweede Wereldoorlog kwijt.”

Klinkt beangstigend.

“Dat is het ook. Velen geloven dat geschiedenis lineair werkt: dat uit het ene automatisch uit het andere volgt en dat we dus voortdurend bijleren. Dat is niet zo. Elke keer opnieuw moeten mensen zélf een keuze maken. Het is niet omdat we zeventig jaar in vrede leven, dat het automatisch zo blijft. Die keuze voor vrede moeten mensen bij wijze van spreken elke dag opnieuw maken.”

Nog een parallel tussen onze tijd en het tijdsgewricht uit uw boek: oorlogsvluchtelingen.

“Getraumatiseerde oorlogsvluchtelingen zoals Sander en Hugo zijn er nu inderdaad ook in overvloed. Syrische of Afghaanse vluchtelingen die bombardementen meemaakten, moeten nog veel verwerken als ze in het veilige Europa worden opgevangen. We kunnen die mensen niet zomaar, zonder hulp en begeleiding, de straat opsturen. Dat heeft niets met hun afkomst te maken, maar alles met wat ze aan traumatische ervaringen meemaakten. In de tijd van Sander bestond er geen behandeling voor het verwerken van trauma’s, waardoor af en toe bij hem de stoppen stevig doorslaan. Vandaag is er wel adequate hulp. Daarom mogen we oorlogsvluchtelingen niet aan hun lot overlaten.”

Sander gaat in Rome in de leer bij een schilder. U zei het daarnet al: de ene zijde van de medaille was in die tijd de duisternis van de oorlog; de andere zijde het licht van de schilderkunst.

“Zeker in Italië was de schilderkunst erg belangrijk. Het was een ‘wapen’ in de strijd van de contrareformatie. Het protestantisme had de harten en geesten van grote delen van Europa veroverd. In de Lage Landen werd een religieuze oorlog gevoerd om die protestantse heidenen halt toe te roepen.

“Sander en Hugo groeien op in een gehucht vlakbij Utrecht. Die streek was toen een deel van Vlaanderen. Daar liep min of meer de frontlinie tussen protestanten en katholieken. Die oorlog tussen twee religies was ook een strijd tussen twee beeldculturen: het protestantisme wees alle afbeeldingen af, terwijl de katholieke kerk met beelden de harten wou terugwinnen. Ze wilden de mensen emotioneel raken en dat kon door de schilderkunst. De gelovigen moesten getuige worden van het lijden van de katholieke heiligen en van het sterven van de Heer aan zijn kruis. Er moest bloed vloeien, liefst uit heiligenwonden. Sander laat zich in Rome graag in die weelderige en kleurrijke beeldcultuur van de barok onderdompelen, met Michelangelo Merisi da Caravaggio als lichtend voorbeeld.”

De Roomse hogere geestelijkheid leidde in de schaduw van het Vaticaan een liederlijk leven?

“Er hing een ‘gesofisticeerde’ decadente sfeer bij die klerikale aristocratie. Ze waren verzot op schilderijen vol naakte mannen en vrouwen en organiseerden legendarische feesten, waar de drank rijkelijk vloeide. Die eindigden vaak in een orgie.”

Schilderkunst was zowel een propagandamiddel van de katholieke kerk om zieltjes terug te winnen, als een middel van kardinalen en bisschoppen om hun zinnen te prikkelen?

“Ja. In die tijd kon je kardinaal worden zonder dat je ooit priester was. Een kardinaal was een ‘kerkvorst’. Ooit werden er zelfs driejarige kinderen tot kardinaal benoemd, omdat dat politiek goed uitkwam.”

Het atelier waar Sander in de leer gaat, wordt gerund door Diana, de dochter van de met een zwaar drankprobleem worstelende meester. Er waren in die tijd ook vrouwelijke schilders?

“Verbazingwekkend veel zelfs. Mijn Diana is lichtjes gebaseerd op Artemisia Gentileschi die het beroemde schilderij Judith en Holofornes schilderde. Ook Diana maakt een portret van hoe Judith de veldheer Holofornes onthoofdt.

“Gentileschi zag het levenslicht in Rome in 1593 en stierf in Napels rond 1656. Net als de vader van Diana had ook haar vader een schildersatelier én een drankprobleem.

“Diana is zich als vrouw aan het vrijvechten. Zij mocht nooit naakte lichamen zien, mocht geen levende modellen tekenen, waardoor het voor haar moeilijk blijft om een naakte man of vrouw in de juiste proporties te schilderen. Ook dat is authentiek: ook Gentileschi mocht geen levende naakte modellen tekenen. Daarom probeerden vrouwelijke schilders dokters en wetenschappers ervan te overtuigen om privé-anatomielessen te geven. Diana komt terecht bij Giulio Mancini die voor haar een lijk opensnijdt. Ook dokter Mancini is een historisch figuur. Hij leefde van 1559 tot 1630 en was niet alleen dokter, maar ook kunstkenner en -verzamelaar. Hij was een groot bewonderaar van het werk van Caravaggio.”

Sander wordt als schilder ingehuurd door kardinaal Della Valle. Ook hij heeft echt geleefd?

“Ja, en ook al was die Della Valle een ‘kerkvorst’, hij geloofde helemaal niet in God. Hij had een uitgebreide kunstcollectie en er werd over hem gefluisterd dat hij mannen leuker vond dan vrouwen. De waanzinnigste episodes in mijn roman, de meest ongelooflijk klinkende anekdotes zijn allemaal waargebeurd. Op een bepaald moment belandt Sander in Napels in een gevangenis waar zijn medegevangenen, Engelsen, grote bizarre fresco’s op de muren schilderen met verf gemaakt van hun eigen uitwerpselen en urine. Die plek kun je vandaag nog bezoeken. Als historicus was het voor mij een bevrijding om rond dat historisch materiaal te kunnen freewheelen. In mijn non-fictieboeken moet ik me altijd keurig aan de feiten houden.”

In Dieven van het licht vierde u alle teugels?

“Ik kon volledig vrij mijn verhaal opbouwen, op een stevig historisch fundament. Ik had ook de totale vrijheid om religie te bekritiseren. De hogere clerus was in die tijd ontzettend wreed. De georganiseerde katholieke godsdienst veroorzaakte veel leed. Nog steeds, trouwens.”

Eind vorig jaar liep op onze openbare omroep de reeks Godvergeten over seksueel kindermisbruik door katholieke geestelijken in de voorbije vijftig jaar. Sommige scènes in uw boek lijken 17e-eeuwse kopieën van dat 20e-eeuwse misbruik.

“Die scènes zijn historisch juist, zoals de kardinaal uit Napels die betrokken is bij kinderhandel. Andere hoge prelaten deden dan weer beroep op kindhoertjes. Dat is allemaal beschreven. De 16e-eeuwse Napolitaanse kardinaal Carlo Carafa spande de kroon. Hij behoorde tot een van de machtigste families van de stad en was een neef van de paus. Hij was zo corrupt als de pest en liet zonder scrupules tegenstanders uit de weg ruimen. Tot hij in ongenade viel. Hij werd voor sodomie veroordeeld en door een Romeinse beul gewurgd.

“Dat wangedrag door geestelijken had vooral met macht te maken. Net zoals het massale kindermisbruik dat de voorbije jaren boven water kwam. Ze waren niet allemaal pedofiel, maar hadden die macht om kinderen aan te randen. Volwassenen vertrouwden hen blindelings, er was geen argwaan en kinderen die durfden klagen, werden niet geloofd.

“Wist u dat er in Frankrijk sinds de Tweede Wereldoorlog 300.000 gedocumenteerde gevallen van kindermisbruik in de kerk zijn? In werkelijkheid is het misbruikcijfer nog veel hallucinanter, want die 300.000 zijn de officieel geregistreerde zaken.”

In vergelijking met de 17e eeuw heeft de kerk vandaag veel aan macht ingeboet.

“De plek van de kerk en van religie is ingenomen door de heerschappij van de commercie. Vroeger kroop de kerk tot in onze hoofden; nu treffen we daar Apple en Google aan. We geloven dat we in een wereld vol vrije individuen leven, maar dat is een illusie. We ontwikkelden een ander soort van kuddegedrag en maken niet langer de kardinalen Della Valle van deze wereld rijk, maar Elon Musk, Jeff Bezos en Mark Zuckerberg. Er is tussen 1600 en vandaag één constante: zowel de kardinalen van toen als de techmiljardairs van nu manipuleren hun vele gelovigen.”

We zijn niet zoveel slimmer dan onze 17e-eeuwse voorouders?

“Kent u hedendaagse kunstschilders die beter werk afleveren dan Caravaggio en zijn tijdgenoten? Worden er nu betere romans geschreven? Waarom zijn we beginnen geloven dat we zoveel slimmer en beter zijn? Ja, de technologie is ingrijpend veranderd, maar net dat is ons probleem. Al die digitale toepassingen werden veel te snel ontwikkeld. We hebben onszelf in sneltreinvaart een machineconform gedrag aangeleerd. Wij denken dat wij sociale media, whatsapp, Zoom en al die andere apps gebruiken, terwijl het net andersom is: wij worden door hen misbruikt om onze data te genereren. De 21e-eeuwse mens is een kleuter met veel te groot speelgoed: hij ruilde zijn bouwblokjes in voor een AK-47.”

Philipp Blom, Dieven van het licht, De Bezige Bij, 416 blzn., 27,50 euro

Philipp Blom

  • Geboren in Hamburg in 1970
  • Historicus, romanschrijver, journalist en vertaler
  • Studeerde in Wenen en Oxford
  • Schreef onder andere De duizelingwekkende jaren (2009), Het verdorven genootschap (2010), Alleen de wolken (2014), Wat op het spel staat (2017), De opstand van de natuur (2017) Het grote wereldtoneel (2020) en De onderwerping (2023)

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten