‘Karl Marx’ filosofie waart als een spook door ons dagelijkse kapitalistische leven’
‘Wat een miljonair vertelt zal mij worst wezen.’ Volgens de Amerikaanse econoom Branko Milanovic (70) is inkomensongelijkheid een van de lonten aan het wereldwijde kruitvat. Een gesprek over de arbeiders van Trump, het genie Marx, en keuvelen over raketten. ‘Alle wereldleiders zijn geradicaliseerd.’
Jarenlang leidde econoom Branko Milanovic (70) de onderzoeksafdeling van de Wereldbank in Washington DC. Samen met zijn collega Christoph Lakner onderzocht hij de groeiende inkomensongelijkheid in de wereld. Hij nam daarbij de invloed van de globalisering in rekening. In 2013 maakten Milanovic en Lakner naam met hun ‘olifantengrafiek’. Op de ene as zetten ze de inkomens van de hele wereld van 1988 tot 2008; op de andere de inkomensgroei. De lijn die de punten verbond, leek op de contouren van een olifant. Met hun grafiek toonden ze aan dat de globalisering leidde tot ongelijk verdeelde wereldwijde inkomensgroei. De allerarmsten bleven straatarm, de middenklasse in groeilanden maakte forse sprongen en de westerse middenklasse trappelde ter plaats. De absolute winnaars waren ‘s werelds allerrijksten.
Volgens Branko Milanovic eten ook vandaag de rijksten geen boterham minder. Integendeel, de inkomensongelijkheid blijft groeien en dreigt gevaarlijke proporties aan te nemen. “Kijk naar landen als Zuid-Afrika of Brazilië, waar superrijken zich achter hoge muren verschansen om zich te beschermen tegen die groeiende groep van havelozen die zijn toevlucht neemt tot geweld. Zo’n scenario willen we toch niet? Ook in China dreigt de kloof tussen rijk en arm schrikwekkend breed en diep te worden. Ik was er onlangs te gast aan de universiteiten van Peking, Shanghai en Guangzhou. In die laatste universiteit ontmoette ik collega-economen die de inkomensongelijkheid in hun land onderzoeken. Tezelfdertijd zoeken ze oplossingen om de Chinese samenleving sociaal gelijker en economisch rechtvaardiger te maken. Ik kan dat alleen maar toejuichen, want de ongelijkheidskloof is in China véél groter dan die in de Verenigde Staten. In de universiteitswijken vallen die sporen van ongelijkheid niet meteen op. Al zie je meer daklozen downtown Shanghai dan in de straten van New York. Op het Chinese platteland leven veel mensen in extreme armoede die in het Westen ondenkbaar geworden is.”
Wanneer wordt inkomensongelijkheid pas echt bedreigend voor een samenleving?
Branko Milanovic: “Als er extra splijtzwammen ontstaan. Precies dat zien we vandaag gebeuren. Zo voltrekt zich in mijn eigen land een diepe culturele splitsing tussen de mensen die stemmen voor Donald Trump en al de rest. Die splitsing verbergt een paradox: die van de schatrijke vastgoedondernemer Trump die ontzettend veel steun geniet bij arbeiders.”
Donald Trump kan toch moeilijk als working class hero bestempeld worden?
“Op het eerste gezicht is dat inderdaad compleet van de pot gerukt. Alleen vond er de voorbije jaren een ongeziene verschuiving plaats: de traditioneel linkse arbeidersklasse schoof op naar extreemrechts. Kijk naar die delen van Duitsland en Frankrijk met veel industrie waar nog niet zolang geleden de socialisten sterk stonden. Extreemrechts zwaait daar nu de plak, met in Frankrijk de partij van Marine Le Pen en in Duitsland Alternative für Deutschland (AfD).”
Bij ons probeert de extreemrechtse partij Vlaams Belang al jaren de Dag van de Arbeid op 1 mei van de socialisten in te pikken.
“Dat is geen toeval, maar een weldoordachte strategie. Andere extra splijtzwammen draaien rond migratie, identiteit en etniciteit. Ook die worden door extreemrechts geëxploiteerd. In combinatie met de groeiende ongelijkheidskloof tussen rijkeren en armeren, levert dat een explosieve cocktail op.
“Eén van de meest verontrustende gevolgen is de groeiende polarisatie. Ik maak me ernstig zorgen over Duitsland waar de extreemrechtse AfD volgens recente peilingen aan het uitgroeien is tot de tweede grootste partij. Die polarisering en ruk naar extreemrechts is huiveringwekkend, zeker in combinatie met de uitzichtloze oorlogen in Oekraïne en Gaza.
“Ik weet dat ik vreselijk pessimistisch klink, maar ik kan niet anders. Ik ben teleurgesteld in de huidige generatie van politieke wereldleiders. Wat we nu meemaken, is ongezien: niemand spreekt met niemand meer. Vroeger waren er altijd wel diplomatieke manoeuvres in het donker, ook wanneer het op het terrein uitzichtloos leek. Vandaag is er behalve dood en vernieling helemaal niets. De ‘Hillary Clinton School of Diplomacy’ maakt nu de dienst uit.”
Wat bedoelt u daarmee?
“’Hillary Clinton School of Diplomacy’ wil zeggen dat je alleen praat met mensen waarmee je het eens bent. Je schudt vervolgens voor de camera handjes en gaat samen glimlachend op de foto. Dat is het tegengestelde van échte diplomatie: uit het zicht van de camera’s praten met mensen waar je het totaal mee oneens bent. Dat gebeurt dus niet meer, want Europa en de VS willen niet met Vladimir Poetin praten, Poetin wil niet aan tafel met Volodymyr Zelenski en Benjamin Netanyahu wil niet op de koffie bij Hamas en Iran die op hun beurt bedanken voor een gesprek met Bibi. Allemaal zijn ze geradicaliseerd.”
Die radicalisering op zowat alle fronten is aan het uitgroeien tot een van onze lastigste problemen?
“Ik vrees het. Onze tijdsgeest doet mij denken aan die van voor de Eerste Wereldoorlog. U moet eens in archieven gaan neuzen in kranten uit de jaren en maanden voor de start van WO I en die vergelijken met de kranten van voor de Tweede Wereldoorlog. Eind jaren 1930 was er alleen maar angst voor wat komen zou. Iedereen was doodsbang. Want behalve Adolf Hitler wou niemand oorlog. Maar vlak voor 1914 hing er een vreemd soort opwinding in de lucht. Heel Europa leek te verlangen naar het nakende wapengekletter. Niemand sukkelde in een depressie toen Duitsland op 3 augustus 1914 Frankrijk de oorlog verklaarde. Integendeel, dat werd uitbundig gevierd in de straten van Berlijn, Parijs, Wenen, Sint-Petersburg en Belgrado. Overal was er vreugde: eindelijk oorlog!
“Vandaag wordt er over wapentuig gesproken alsof het snoepgoed is. Op radio en tv wordt gezellig gekeuveld over de dringende noodzaak aan meer wapenfabrieken, een oorlogseconomie en gepimpte vernietigingsraketten die de vijand een stevig lesje zullen leren. De teneur is dezelfde als in de dagen voor WO I. Stemmen tegen oorlog worden amper gehoord; pacifisten lijken van de aardbodem verdwenen. Natuurlijk zijn ze er, alleen is niemand geïnteresseerd in hun waarschuwingen.
“De beelden van de burgerslachtoffers in Gaza zijn verschrikkelijk, maar van de gruwel van het front in Oekraïne bereikt ons amper iets. Eerst was er verontwaardiging over de Russische invasie, nu kan het velen niets meer schelen. Aan beide kanten vielen intussen honderdduizenden doden. Who cares? Er wordt op een soort van mirakel gerekend: Poetin die op een ijsplek uitglijdt en met zijn hoofd fataal de stoep raakt of Netanyahu die een hartaanval krijgt. Waarna alles snel weer peis en vree zal worden. Alleen zal dat níet gebeuren. Ons aan illusies vastklampen, heeft geen zin. Er is dringend ernstig diplomatiek overleg nodig.”
U voelt zich als een roepende in de woestijn?
“Ja. De les van WO I verdringen we: de horror van de loopgraven, de stank van de dood, de wanhoop en het peilloze verdriet. Jonge mensen lijken te geloven dat oorlog een videospelletje is. (stilte)
“Oorlog start met woorden. Van zodra woorden het ondenkbare denkbaar maken, komt het ondenkbare in zicht. Ik heb het gevoel dat wij op dat hellend vlak zitten. De atmosfeer is gecreëerd dat oorlog het enig mogelijke antwoord is.”
Wordt de ramp nog groter als Donald Trump eind dit jaar herverkozen wordt?
“Niemand weet wat Donald Trump dan zal doen. Hijzelf ook niet. (lacht) Mensen proberen al jaren te achterhalen wat zijn ideologie is. Dat is onbegonnen werk; hij heeft er geen.”
Op de voorbije editie van het World Economic Forum (WEF) in Davos smeekten 200 miljonairs uit 13 verschillende landen de verzamelde wereldleiders om hun rijkdom te belasten. Ze schamen zich voor de steeds groter wordende kloof tussen hen en de massa met een laag inkomen. Juicht u het initiatief van de schuldbewuste miljonairs toe?
“Wat zo’n miljonair of miljardair vertelt of eist, zal mij worst wezen. Zeker als hij zogezegd ‘smeekt’ om meer belastingen te mogen betalen. Niemand houdt hem tegen om nu al zijn centen weg te schenken aan goede doelen. Wie kan ons verzekeren dat die actie in Davos niet meer was dan een van de pot gerukte pr-campagne? Wat houdt die superrijken trouwens tegen om in hun eigen land politici te ondersteunen die hen extra willen belasten?”
De Belgische politiek filosoof Ingrid Robeyns pleit voor limitarisme. Zij vindt de groeiende kloof tussen superrijken en mensen in armoede moreel onverdedigbaar. Volgens haar zou niemand meer dan tien miljoen euro mogen vergaren. Alles daarboven moet terugvloeien naar de staat. Wat vindt u daarvan?
“Dat limitarisme is iets totaal nieuws voor mij. Ik vind het alleszins een interessant gedachte-experiment, maar ik vraag me dan meteen ook af wat er moet gebeuren met de aandelen die iemand heeft in een onderneming. Worden die ook in beslag genomen van zodra iemands vermogen 10 miljoen euro overschrijdt? Wil dat dan zeggen dat miljardenondernemingen zoals Tesla of Apple genationaliseerd worden?
“Het voorstel van mijn goede collega Thomas Piketty lijkt me realistischer: hij pleit ervoor om grote vermogens progressief te belasten en ze zo te herverdelen.”
De liberale econoom Deirdre McCloskey vindt de boeken van ongelijkheidseconoom Thomas Piketty ‘schrikbarend slecht’. Volgens haar klopt de stelling niet dat de ongelijkheid in onze samenleving toeneemt en deugen Piketty’s berekeningen niet.
“McCloskey vergist zich. Thomas verricht uitstekend werk en heeft een gouden pen. Het belang van zijn boeken is niet te onderschatten: ze veranderden de manier waarop naar ongelijkheid gekeken wordt. Hij plaatste het thema van de groeiende inkomensongelijkheid op de agenda. Dat is een enorme verdienste.
“Economische ongelijkheid is trouwens een probleem van alle tijden. In mijn nieuw boek Visions of Inequality behandel ik de ongelijkheid van de Franse Revolutie die begon in 1789, tot het einde van de Sovjet-Unie in 1991. Natuurlijk had ik verder in de tijd kunnen terugkeren, tot zelfs bij oude Grieken als Plato of Aristoteles. Maar ik beperk me bewust tot de periode tussen eind 18e en eind 20e eeuw omdat ik zo de evolutie van de inkomensongelijkheid kan schetsen met de hulp van zes voorgangers die ik hoog inschat en bewonder: de economen François Quesnay (1694-1774), Adam Smith (1723-1790), David Ricardo (1772-1823), Karl Marx (1818-1883), Vilfredo Pareto (1848-1923) en Nobelprijswinnaar Simon Kuznets (1901-1985). Als ik ooit voor mijn laatste avondmaal mijn favoriete economen aller tijden mag uitnodigen, zijn het die zes. Ik zou dan stilletjes zitten luisteren terwijl Karl Marx iedereen onder tafel praat. (lacht)”
Waarom precies van het begin van de Franse Revolutie tot het einde van de Koude Oorlog?
“Omdat ik ook de geschiedenis van de ontwikkeling van het economische denken wou schetsen. De allereerste econoom kon niemand anders zijn dan François Quesnay, de bedenker van de economische klassieker ‘Laissez-faire, laissez-passer’: laat de productie en de handel op zijn beloop en alles komt op zijn pootjes terecht. Quesnay is de grondlegger van de politieke economie. Hij was niet alleen econoom, maar ook lijfarts van de Franse koning Lodewijk XV.
‘Ik eindig mijn boek in 1991 om te vermijden dat journalisten zoals u zich vervolgens focussen op het recente debat over ongelijkheid en alleen Piketty in het vizier nemen. Maar laat er geen twijfel over bestaan: Thomas Piketty hoort óók thuis in het rijtje van mijn favoriete economen. Hij is dus ook welkom op mijn laatste avondmaal. (lacht)
“De visie op ongelijkheid verandert doorheen de tijd. Voor Quesnay, Smith, Ricardo en Marx hing ongelijkheid samen met de verschillende klassen in de samenleving. Aan de vooravond van de Franse Revolutie stonden de klassen zelfs netjes in de Franse wet ingeschreven. De topklasse was die van de eigenaars, ‘les propriétaires’, samengesteld uit clerus, adel, grootgrondbezitters en bestuurders. Die ‘premier état’ had volgens de wet recht op àlle overschotten. De rest van de Franse bevolking werkte in hun dienst en leefde in bittere armoede.”
Dat was een uitloper van het middeleeuwse feodalisme?
“Het was inderdaad dat systeem van lijfeigenschap en slavernij dat in verschillende landen tot het eind van de negentiende eeuw bestond. Denk maar aan tsaristisch Rusland of India. Maar ook aan de Verenigde Staten, waar de slavernij pas in 1865 werd afgeschaft.
“Adam Smith, David Ricardo en Karl Marx verbonden in hun theorieën de klassen aan productiemiddelen en bezit. Grootgrondbezitters bezaten land en ontvingen pacht, kapitalisten zaten op een berg geld en kregen rente en de werkkracht van arbeiders werd vergoed met loon. Er werd van uitgegaan dat de complete arbeidersklasse per definitie armer was dan de kapitalisten. Die waren op hun beurt dan weer armer dan de grootgrondbezitters. Zowel Smith, Ricardo als Marx hadden enkel aandacht voor de klassen en niet voor het individu. Het begrip ‘ongelijkheid’ kwam amper in hun vizier. In het werk van Marx vind je die term nergens terug, al schrijft hij uitgebreid over de miserie van de onderdrukte arbeidersklasse.
“De eerste econoom die belang hechtte aan het individu, was de Italiaan Vilfredo Pareto. Hij verving de klassen door ‘de elite’ tegenover de rest van de samenleving. Pareto behoorde zelf tot die elite, want hij stamde uit een stinkend rijke familie. Hij was ook een wiskundig genie en distilleerde uit data over inkomensverdeling in verschillende landen zijn ‘Wet van Pareto’: 20 % van de bevolking heeft 80 % van de bezittingen in handen. Omgekeerd wil dat ook zeggen dat 80 % van alle huishoudens het moet stellen met 20 % van het nationaal inkomen. Pareto stelde ook vast dat bij een toename van het inkomen, de kloof tussen rijk en arm steeds groter wordt.”
Dat onderscheid van Vilfredo Pareto tussen ‘de elite’ en de rest van de samenleving klinkt hedendaags.
“Vilfredo Pareto was ervan overtuigd dat geen enkel politiek systeem inkomensongelijkheid in de samenleving kon aanpakken. De geschiedenis leert ons dat hij zich vergist, want sociaaldemocratische samenlevingen zijn gelijker dan die waar de vrije markt de losse teugels krijgt. Ook puur socialistische systemen zijn gelijker dan puur kapitalistische. Wat niet wil zeggen dat er geen inkomensongelijkheid meer is, of dat klassenverschillen er onbestaande zijn. Integendeel, denk maar aan de geprivilegieerde ‘nomenklatura’ in de Sovjet-Unie. Pareto had dus zowel gelijk als ongelijk: er was inderdaad altijd die ‘elite’. Die wordt nu ‘de 1%’ genoemd, de toplaag van allerrijksten.”
U bewondert nog steeds Karl Marx, ondanks de rampzalige, compleet mislukte marxistische experimenten in bijvoorbeeld de Sovjet-Unie?
“Ook al schommelt de populariteit van Marx, toch twijfel ik er niet aan: zijn werk overleeft de tand des tijds.”
Maar zijn populariteit staat vandaag op waakvlam?
“Helemaal niet. Het klopt dat populaire politici lak hebben aan de theorieën van Karl Marx en de politieke partijen die zich nog marxistisch noemen, kun je op de vingers van één hand tellen. Toch kun je niet om Marx heen als je het kapitalisme kritisch onder de loep wil nemen. Zijn fundamentele kritiek blijft steek houden.
“De manier waarop we vanuit economisch perspectief naar de geschiedenis kijken, is doordesemd van het marxisme, zonder dat we dat in de gaten hebben. Ingeburgerde termen als ‘feodalisme’ en ‘kapitalisme’ danken we aan Karl Marx. In de geschriften van bijvoorbeeld Adam Smith vind je het woord ‘kapitalisme’ niet terug; hij heeft het over de ‘commerciële samenleving’. Een vrij hip begrip als ‘vervreemding door arbeid’: vintage Marx. Net als ‘commodificatie’: het toekennen van een economische waarde, van geld dus, aan zowat alle menselijke activiteiten. Hoe actueel kan het zijn? Want vandaag besteden we zowat ons hele huishouden uit aan externen. We betalen iemand om te poetsen, roeren niet langer zelf in de potten, maar laten ons eten tegen betaling thuis leveren. Volgens Marx wordt in een kapitalistisch systeem alle menselijke activiteit handelswaar. Net dat stellen wij in onze eigen kleine leefwereld vast. We hebben het niet door, maar Marx’ filosofie waart als een spook door ons dagelijkse kapitalistische leven. (lacht)”
U zei eerder dat er in zijn oeuvre amper een spoor van het begrip ‘ongelijkheid’ terug te vinden is?
“Hij maakt daar inderdaad geen woorden aan vuil. De inzichten van Karl Marx zijn ondenkbaar zonder die van zijn financier, vriend en geestgenoot Friedrich Engels. Hun belangrijkste doelstelling was het afschaffen van de klassenverschillen. Dat kwam neer op het afschaffen van zware arbeid en private eigendom van productiemiddelen, om zo het einde in te luiden van het kapitalisme. Marx huivert van vakbonden die ijveren voor hogere lonen om zo de inkomensongelijkheid in de samenleving te temperen. Want zo helpen ze het verfoeide kapitalisme niet om zeep, maar hervormen ze het. Vandaag werken sociaaldemocratische partijen aan een verbeterd kapitalistisch systeem, door via de politiek de ongelijkheidskloof te verkleinen. Dat was nooit Marx’ doel. Hij wil het definitieve einde van het kapitalisme.”
Staat u daar achter?
“Nee, Karl Marx heeft zich daar schromelijk in vergist. Er was dat grote experiment van de Sovjet-Unie: na de revolutie in 1917 schafte die het kapitalisme af en kijk wat daar vandaag van overblijft. Uit de puinhopen van het communisme herrees het wilde kapitalisme.”
Was de Sovjet-Unie een aanfluiting van het marxisme?
“Niet in de beginjaren. Eigendom werd genationaliseerd, handenarbeid en intellectuele beroepen werden evenwaardig, net als stad en platteland. Dat waren allemaal maatregelen uit het handboek van Karl Marx. De gelijkwaardigheid van stad en platteland leidde tot de collectivisatie van de landbouw, wat uitmondde in een vreselijke ramp. De bolsjewieken toonden amper interesse in de politieke organisatie van de samenleving, waardoor de Sovjet-Unie een dictatuur werd waar slechts één partij floreerde.
Als Karl Marx nog had geleefd rond 1920, had hij de nieuwe Sovjetstaat een zeer warm hart toegedragen, ondanks het bloederige geweld van de revolutie.”
De Sovjet-Unie draaide uit op een complete ramp?
“Dat vind ik overdreven. Laat ons zeggen dat het op economisch vlak geen onverdeeld succes was. Van 1964 tot 1982 zwaaide Leonid Brezjnev de plak. In de herinnering van veel ouderen was dat een stabiele, rustige periode. Er waren geen oorlogen, tenminste tot eind 1979, toen de desastreuze oorlog in Afghanistan begon.”
Sovjet-burgers leidden onder Brezjnev een relatief welvarend bestaan zolang ze hun mond hielden over de politieke toestand in hun land?
“Zeker. De jaren onder Brezjnev staan bekend als het ‘tijdperk van de grote stagnatie’. Dat twee decennia durende gebrek aan economische groei vat het kernprobleem van de Sovjet-Unie samen: gebrek aan innovatie, veroorzaakt door een stugge planeconomie die persoonlijk initiatief in de kiem smoorde. Het gevolg was dat de Sovjet-Unie hopeloos ver achter het Westen aanhinkte. Er werden waanzinnige hoeveelheden geld uitgegeven aan compleet zinloze kernwapens. Want waarom investeren in duizenden kernkoppen als 300 al volstaan om de wereld volledig om zeep te helpen?”
Het Westen investeerde toen ook waanzinnige bedragen in even zinloze kernraketten.
“Dat klopt, alleen stond het Westen er economisch veel sterker voor. De VS gaf 4 % van haar Bruto Binnenlands Product (BBP) aan defensie, terwijl de Sovjet-Unie 15 % in wapentuig moest investeren om gelijke tred te houden. Voor Sovjet-burgers wilde dat zeggen dat er slechts 85 % van hun BBP overbleef om op te teren.”
U kent het communisme van binnenuit.
“Ik zag het levenslicht in 1953 in Belgrado. Ik maakte het communistische systeem in ex-Joegoslavië mee tot de Wereldbank me in 1991 aan de universiteit van Belgrado kwam wegplukken. Mijn academisch werk over inkomensongelijkheid in mijn geboorteland had hun aandacht getrokken.
“Het Joegoslavische socialisme was geen ramp. Er was meer openheid dan in de Sovjet-Unie. Wij mochten in het buitenland gaan werken en er zelfs naar op reis. We kregen ook westerse toeristen over de vloer. Maar alle macht was in handen van één partij en verschillende onderwerpen waren taboe. Zo vloog al wie de Joegoslavische leider Josip Tito een dictator noemde zonder pardon de gevangenis in.”
Vond u het lastig om dat communistische systeem in te ruilen voor het kapitalisme?
“Weet u wat vooral lastig voor me was? De aanpassing aan de mentaliteit van de Wereldbank. Ze is ’s werelds grootste bank voor de ondersteuning van landen in ontwikkeling, maar ze is ook een van ’s werelds grootste bureaucratieën.
“In Joegoslavië bestond er zoiets als ‘zelfmanagement’. In ondernemingen bepaalden arbeiders mee promoties en werkomstandigheden. Het eerste wat mij in het Westen opviel, was de dictatoriale manier waarop ondernemingen er geleid worden. Het politieke systeem is democratisch, maar ondernemingen en organisaties zijn dictaturen. In het socialistische Joegoslavië was het net andersom.
“Keerzijde van de medaille van onze democratie op het werk, was een lage productie. We beslisten allemaal samen om het rustig aan te doen. (lacht) Ik heb zelf nog als arbeider gewerkt en herinner me haarscherp hoe het eraan toeging. Winst maken was compleet onbelangrijk. Er liepen geen consultants op de werkvloer rond met chronometers in de aanslag om onze productiviteit te meten. Ons productieproces was waardeloos, maar wij vonden ons arbeidersbestaan zonder al die extra druk prima. Door de mank lopende productie was er in Joegoslavië voortdurend schaarste. Wat dan weer zorgde voor afgunst: ‘Kijk naar de Oostenrijkers en de West-Duitsers: die rijden met prachtige auto’s. Terwijl wij ons nog geen aftandse Lada kunnen permitteren.’ Toch waren we toen redelijk gelukkig.”
Branko Milanovic, Visions of Inequality, Harvard University Press, 359 blzn., 29,95 euro
Bio
Branko Milanovic
- Geboren op 24 oktober 1953 in Belgrado
- Studeerde economie aan de universiteit van Belgrado en promoveerde in 1987 op een proefschrift over economische ongelijkheid in zijn geboorteland
- 1991-2013: hoofdeconoom Wereldbank
- 1996-2007: professor economie aan de Johns Hopkins University
- 2007-2013: professor aan de University of Maryland
- 2014-tot nu: professor aan de City University of New York
- Auteur van verschillende boeken over ongelijkheid zoals Capitalism, Alone (2019) en Global Inequality (2016).
© Jan Stevens