De zingende arm van de maffia
Als straatboefje maakten ze in hun tienerjaren Napels en Palermo onveilig. Vandaag zijn ze netjes gekapte en geföhnde vertolkers van het mierzoete muziekgenre neomelodica en verzorgen ze geregeld optredens in Maasmechelen, Luik en Charleroi. “Als je met hun managers praat, praat je met de maffia.”
Vrijdag 22 maart 2013 liep het cultureel centrum van het Limburgse Riemst vol voor een duo-optreden van Tony Colombo en Nino Brancato, twee zeemzoete Italiaanse crooners, gespecialiseerd in ‘neomelodica’. De eerste kwam rechtstreeks uit Napels, de tweede uit het Duitse Keulen. ‘Giuro sono innamorato, ik zweer dat ik verliefd ben’, zong Brancato. ‘Amore mio’, kweelde Colombo. Het Belgisch-Italiaanse publiek ging uit de bol.
In juli 2012 droeg de Napolitaanse neomelodicazanger Rosario Miraggio op het patroonheiligenfeest van de Madonna del Carmelo in Gragnano in de provincie Napels het nummer ‘Io canto a te’, ‘Ik zing voor jou’, op aan camorrista Nicola ‘het vuur’ Carfora. Dertien jaar eerder was maffiabaas Carfora tot levenslang veroordeeld voor de moord op een ondernemer die weigerde beschermingsgeld te betalen. Op vrijdag 13 december 2013 trad diezelfde Miraggio op in het Cultureel Centrum van Seraing. “De kans is groot dat er die avond ook een paar Belgische Italianen in de zaal stonden met sympathie voor de Siciliaanse maffiaorganisatie cosa nostra of de Napolitaanse camorra”, zegt de Nederlands-Italiaanse maffiakenner Francesco Pepe. Samen met de Amerikaanse antropoloog Jason Pine voert hij onderzoek naar de verspreiding van het muziekgenre neomelodica over de hele wereld. “Neomelodica is geboren en getogen in de maffia.”
Colombo
In februari 2012 beschreef de Italiaanse onderzoeksjournalist Roberto Saviano, auteur van Gomorra, in de krant La Repubblica hoe de neomelodicazangers zijn jeugdjaren in de smalle straatjes van de Spaanse Wijk in Napels opfleurden. “Ik kende al hun liedjes uit het hoofd”, schreef hij. “Ze knalden op vol volume uit de open ramen van de auto’s die voorbijreden. Tijdens de ochtendschoonmaak waaiden ons uit de openstaande ramen van de huizen liedjes tegemoet van Tony Colombo, Rosario Miraggio, Stefania Lay en vele anderen. De rest van Italië kijkt neer op de Napolitaanse ‘neomelodici’, maar op YouTube worden hun muziekvideo’s minstens evenveel bekeken als die van de meest succesvolle Italiaanse popmuzikanten. Zo halen de clips van Tony Colombo makkelijk miljoenen kijkers.”
In de zomer van 2014 werd diezelfde Tony Colombo door de RAI uitgenodigd om deel te nemen aan de Italiaanse versie van Sterren op de dansvloer. Die uitnodiging zorgde in het noorden van het land voor wenkbrauwgefrons en protest. Het leek alsof de openbare omroep een peetvader van de camorra vroeg om voor het oog van de camera zijn danspassen te etaleren. De RAI ging overstag en sloot Colombo van deelname uit. Tony Colombo’s fans reageerden furieus en in een interview met het tv-blad TV Sorrisi e Canzoni deed de zanger zijn beklag over de volgens hem bevooroordeelde organisatoren. “Ik ben het beu dat neomelodicazangers altijd gelijkgeschakeld worden met de camorra”, zei hij. “Ik zing over de waardigheid van de familie, maar sommigen lijken zich daarover te schamen. Het gezin is het hoofdpersonage in al mijn liedjes. Over mijn liefdesliedjes hangt geen schaduw: ze zijn zo helder als water.”
Na een gesprek met de zanger kwam de RAI op haar beslissing terug: Colombo en zijn danspartner mochten begin oktober toch hun opwachting in Sterren op de dansvloer maken. Een maand later werden ze door de kijkers via televoting weggestemd.
Godfather
Tony Colombo werd in 1986 in de Siciliaanse hoofdstad Palermo geboren. Naar eigen zeggen startte zijn carrière als zanger op zijn zesde op straat. “De aanleiding was een weddenschap tussen mijn vader en mijn oom. Mario Merola trad die avond op. Merola hoorde me zingen, gaf me een biljet van 50.000 lire (25 euro) én zijn zegen. ‘Binnen tien jaar ben je een groot artiest’, zei hij. Van mijn eerste cassette verkochten we 800.000 exemplaren. Ik was het wonderkind van Palermo. Op mijn negende trad ik in de Belgische stad Luik op voor vierduizend mensen. Op mijn veertiende zong ik in New York. Op mijn 18e verhuisde ik naar Napels waar ik mijn eerste concert voor dertigduizend mensen gaf.”
De in 2006 overleden Napolitaanse zanger en acteur Mario Merola geldt als de ‘godfather’ van de neomelodica. “Merola’s beste vriend Michele Zaza bekleedde een unieke rol in de maffia”, zegt Francesco Pepe. “Zaza was niet alleen lid van de Napolitaanse camorra, maar zat ook in het overkoepelende bestuur van de Siciliaanse cosa nostra. Mario Merola trad op het doopfeest op van de zoon van de machtige, nietsontziende Siciliaanse maffiabaas Stefano Bontade die in 1981 door een rivaliserende clan vermoord werd. Bontade’s dood ontketende een ware maffia-oorlog. Begin jaren zeventig trok Merola naar New York voor een optreden dat volledig gefinancierd was door de lokale maffiabaas Frank ‘Funzi’ Tieri. Merola zelf zei altijd: ‘Binnen de maffia heb ik geen vijanden.’ Dan weet je hoe laat het is.”
Het was diezelfde Mario Merola die besliste dat Antonio Colombo als ‘Tony Colombo’ door het leven moest, want dat klonk stoerder. Pepe: “Colombo is een Siciliaan, maar zingt net als alle andere neomelodici in het Napolitaans.”
De meeste neomelodicazangers zijn verbonden aan Sea Musica uit de Siciliaanse stad Catania, en aan Zeus Musica in Napels, platenmaatschappijen die volgens Pepe de maffiamethodes niet schuwen. “Zangers moeten 10.000 euro neertellen om een cd te mogen maken. Wie op bruiloften wil zingen of concerten wil geven, moet een door de muziekuitgeverij geregelde agent hebben. Een deel van de vergoeding blijft aan de vingers van de agent plakken, een ander deel moet de zanger doorstorten aan de platenfirma. Iedereen moet zijn graantje meepikken, anders raakt een neomelodicazanger niet aan de bak.”
U professore
De wortels van de neomelodica liggen in het 19e eeuwse Napolitaans volkstheater sceneggiata. Francesco Pepe: “De voorstellingen zaten vol zang en dans, en hadden bijna altijd ‘eer’ als thema. De toneelstukken waren moralistisch, gingen over armoede en over de camorra. In de twintigste eeuw namen migranten de Napolitaanse liederen uit de sceneggiata ook mee naar Duitsland, Nederland en België.”
In de tweede helft van de twintigste eeuw evolueerden de volksliedjes uit de sceneggiata tot neomelodica. “De Napolitaanse liedjes werden vervangen door neomelodica op het moment dat de maffiabazen er zich in de jaren zeventig mee gingen bemoeien”, zegt Pepe. “Raffaele Cutolo stond in 1970 aan de wieg van de Nuova Camorra Organizzata (NCO). In de ‘oude’ camorra draaide alles rond de ‘guapo’, de godfather die controle uitoefende over zijn wijken in Napels. Als je iets voor elkaar wilde krijgen of zelf iets wou ondernemen, ging je eerst naar hem toe. Hij woonde bruiloften bij en kwam je kind dopen. Midden jaren zeventig is dat systeem door toedoen van Cutolo drastisch veranderd. Hij wou de georganiseerde misdaad in en rond Napels stroomlijnen en de camorra structureren zoals de Siciliaanse cosa nostra: alle verschillende clans met hun peetvaders moesten trouw zweren aan één opperbaas: Raffaele Cutolo. Sommigen kozen vrijwillig partij voor zijn NCO, anderen werden gedwongen. Raffaelle Cutolo was bijzonder gewelddadig, maar schreef ook zeemzoete romantische nummers die hij door anderen, de neomelodici, liet zingen. Hij was ook een dichter en hoopte zo het aura te krijgen van ‘u professore’, de intellectueel, terwijl hij niets meer dan een ordinaire moordenaar is.”
Samen met de groei van Cutolo’s NCO nam de populariteit van het neomelodicagenre toe. Pepe: “Vandaag hoor je de muziek op bruiloften, doopfeesten, geboortefeesten en verjaardagen. Tijdens zijn ‘veroveringstocht’ van de camorra-clans lonkte Napolitaan Raffaelle Cutolo ook naar de collega’s van de cosa nostra in Sicilië. Dat werkte maffiabaas Stefano Bontade uit Palermo zwaar op de zenuwen. Van de neomelodici werd ge-eist dat ze partij kozen. De jonge zanger Patrizio scheerde einde jaren zeventig hoge toppen en was uitermate populair in zowel Napels als Sicilië. Patrizio kon niet kiezen en zong op zowat alle bruiloften en doopfeesten, zowel op die van de camorra als op die van de cosa nostra. Dat werd hem niet in dank afgenomen. Op een bepaald moment werd hij nergens meer gevraagd. Hij raakte aan lager wal en werd in 1984 dood in een auto gevonden, volgens de officiële versie overleed hij aan een overdosis heroïne, al wordt er nog steeds gefluisterd dat hij vermoord is.”
De meeste neomelodicazangers durven niet te kappen met de maffia. “Gigi D’Alessio is nu zowel in Italië als in Amerika razend populair. Maar ook hij zat eerst in de neomelodicascene. Hij is begonnen als beschermeling van Mario Merola en als de bazen van de camorra met de vingers knipten, moest hij hun doopfeesten en bruiloften gratis komen opfleuren. Eind jaren negentig tekende hij een contract met een grote internationale platenmaatschappij en verhuisde hij naar Rome; sindsdien heeft hij zich op geen enkel camorrafeest meer vertoond.”
De Belgische connectie
In La Batte in Luik stallen elke zondag op de linkeroever van de Maas meer dan 500 marktkramers hun koopwaar uit. Tussen stalletjes met goedkope kleren, schoenen, ondergoed, groenten en fruit, staan ook platenstalletjes van Belgische Italianen met naast de laatste Italiaanse hits een selectie van recente neomelodica-cd’s. Vanuit de Rue de Hombroux in datzelfde Luik runt Angelo Virzi zijn onlinemuziekwinkel italia-disques.com. Onder zijn ruim assortiment Italiaanse muziek en film zit ook een flinke portie neomelodica. Virzi’s winkel speelde de voorbije jaren een belangrijke rol in de verspreiding van het genre in België en Duitsland, maar ook in Italië. “Veel online shoppers hebben slechte ervaringen met in Napolitaanse muziek gespecialiseerde Italiaanse e-shops”, zegt hij. “Die werken allesbehalve professioneel en leveren traag of helemaal niet.” Zelf houdt Virzi niet van de term ‘neomelodica’, hij heeft het liever over ‘musica napoletana’. “Mensen kopen platen en gaan naar concerten omdat ze van de muziek en de artiesten in kwestie houden, meer moet daar niet achter gezocht worden.”
“Het is zeker zo dat de meeste liefhebbers van het genre geen criminele achtergrond hebben”, zegt Francesco Pepe. “Er is ook geen rechtstreekse link tussen Belgisch-Italiaanse neomelodicazangers en de georganiseerde misdaad. Maar de hele scene errond met tournees en optredens, vergemakkelijkt wel de communicatie tussen criminelen. Er zijn veel grensoverschrijdende contacten tussen Italianen in Frankfurt, München, Mannheim en Duisburg en Italianen in Maasmechelen, Luik en Charleroi. Je kunt er vergif op innemen dat mensen met banden met de georganiseerde misdaad elkaar ontmoeten op neomelodicaconterten in Duitsland en België.”
In Keulen treden neomelodica-artiesten op in restaurants en in theaters. Optredens die bijna allemaal geboekt en gemanaged worden door Generali Eventi, een agentschap met roots in Italië. Pepe: “Een paar jaar geleden draaide Maurizio Del Greco, de eigenaar van Generali Eventi, een film Incontro, over de strijd om de macht tussen Zuid-Italiaanse clans in Keulen, met een link naar België. Del Greco speelt zelf de hoofdrol van Napolitaanse maffioso die de concurrerende Siciliaanse maffioso doodt en zijn drugsgeld inpikt. De soundtrack bestaat uit neomelodicanummers gezongen door onder anderen Nino Brancato.”
Bestaat er ook een Belgische afdeling van Generali Eventi? “Nee. Er zijn niet zoveel Belgisch-Italiaanse vertolkers van neomelodica-muziek. Duitsland telt meer dan tachtig artiesten, de Belgische zangers kun je op de vingers van twee handen tellen. Maar de manier waarop de Belgisch-Italiaanse artiesten hun cd’tjes persen, verloopt net als in Napels en Palermo. Ook zij moeten 10.000 euro neertellen bij een obscure firma om een plaatje te mogen maken, ook zij moeten de juiste mensen betalen om te mogen optreden. Als je met die jongens hun managers praat, praat je met de camorra.”
© Jan Stevens