“Maak schrijvers zelfredzaam. Het is hun enige kans op redding”
Met zijn uitgeefplatform Pottwall Publishers zoekt Marnix Peeters een manier om zijn schrijverschap rendabel te maken. Voor subsidies bedankt hij. “Ik heb nog nooit een cent van de staat gekregen.” Niet al zijn collega’s zijn even enthousiast. “Zo goed als geen schrijver kan leven van zijn boekenverkoop.”
Woensdag 12 september stelde Marnix Peeters zijn nieuwe roman ‘Ik heb aids van Johnny Diamond’ voor in een chique gentleman’s club in Antwerpen. Het blonde gerstenat vloeide er rijkelijk dankzij een bevriende brouwerij uit Steenhuffel. “Ik ben niet vies van bedrijven die mijn boeken of boekvoorstellingen willen sponsoren”, zegt Peeters. Begin vorig jaar richtte hij zijn eigen uitgeefplatform Pottwall Publishers op. “Niet uit onvrede met mijn toenmalige uitgever, maar omdat ik het creatieve proces zelf in handen wou nemen. Een moderne uitgeverij heeft 250 titels per jaar, waarvan jouw boek slechts één onderdeeltje is. Het technische aspect van boeken uitgeven, zoals drukken en distribueren, besteed ik uit aan Standaard Uitgeverij. Al de rest doe ik samen met mijn vrouw Jana. We zoeken zelf redacteurs en grafici en verzorgen onze eigen promotie. ‘Ik heb aids van Johnny Diamond’ is als volledig afgewerkt pakket bij Standaard Uitgeverij afgeleverd. De cover was klaar en mijn mediacampagne stond op punt. Het enige wat zij nog moesten doen, is de boeken drukken en versturen.”
Pottwall Publishers wordt van vers kapitaal voorzien door een privé-investeerder. Marnix Peeters: “Ik stapte zelf naar Bart Embrechts, stichter en baas van ‘incubator’ Gumption. Na een gesprek van een half uur was alles in kannen en kruiken. Gumption financiert een deel van mijn werkingskosten in ruil voor media-aandacht. Hun logo prijkt klein maar fijn op de achterflap van mijn boeken. De commentaar van sommige collega’s is vernietigend: ‘Dat bedrijfslogo op je boek is cultuurschennis!’ Terwijl ze wel allemaal graag het logo van het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL) op de titelpagina van hun roman zetten, om zo te tonen dat ze 10.000 euro uit de zakken van de overheid geklopt hebben. Ik hou niet van subsidies. Ik heb nog nooit een cent van de staat gekregen.”
Win for life
“Zo goed als geen enkele schrijver kan van de verkoop van zijn boeken leven”, zegt Matthijs de Ridder, voorzitter van de Vlaamse Auteursvereniging (VAV), de belangenvereniging van Vlaamse schrijvers. “De royalty’s bedragen doorgaans 10 % van de verkoopprijs en die volstaan niet, tenzij een schrijver meer dan 20.000 exemplaren van al zijn boeken per jaar verkoopt. Er zijn er maar een paar die dat halen. De werkbeurzen van het VFL helpen de anderen overleven.”
In juni hield Het Nieuwsblad het VFL tegen het licht. In 2018 kregen 103 auteurs een werkbeurs, goed voor bijna 900.000 euro. De krant ploos uit dat sinds 2000 zeven schrijvers elk jaar opnieuw langs de kassa passeren. Structurele grootverdieners zijn Leonard Nolens (met in totaal 368.192 euro), Klaas Verplancke (347.904 euro), Bart Moeyaert (309.256 euro) en Paul Claes (305.006 euro). Dat leverde hen de voorbije achttien jaar een netto maandloon op dat schommelde tussen 1.300 en 1.600 euro. Het Nieuwsblad bedacht voor hen het koosnaampje ‘win for life-club’. “Goed gevonden, maar nergens op gebaseerd”, vindt Matthijs de Ridder. “Want die werkbeurzen worden door onafhankelijke commissies toegekend aan schrijfprojecten die constant worden geëvalueerd.”
Is dat zo? Een schrijver kreeg een beurs voor een roman. Onderweg haakte zijn uitgeverij af. De schrijver hing zijn pen aan de haak, renoveerde met het subsidiegeld zijn keuken, leverde geen boek in en werd door het VFL nooit op het matje geroepen. Matthijs de Ridder: “Als een schrijver echt de boel belazert, kan hij dat één keer doen. Want er mag aan een subsidie geen resultaatsverbintenis verbonden zijn. Maar daarna zal hij uiteraard geen beurs meer krijgen. Er is echter ook zoiets als het recht om te mislukken. Als je intenties goed zijn, of de uitgeverij ligt dwars en het lukt niet, word je niet gestraft.”
“Er wordt altijd beweerd dat het VFL onafhankelijk over werkbeurzen beslist, maar ik schrik als ik zie hoe een groep schrijvers al jaren structureel bediend wordt”, reageert Marnix Peeters. “Veel aanvragers hebben trouwens een job; vaak zijn het docenten of journalisten. Waarom moeten zij overheidsgeld krijgen? Gesubsidieerde auteurs vinden het soms de moeite niet om zelf de handen uit de mouwen te steken om hun boeken verkocht te krijgen. Waarom zouden ze? Dankzij het VFL is hun boek toch al betaald. Marketeers van uitgeverijen trekken zich de haren uit het hoofd: wanhopig worden ze van schrijvers die weigeren een auteurspagina op Facebook te maken. In zeldzame interviews snoeven die schrijvers dan dat ze hun auteurschap niet in het gedrang laten brengen door deelname aan tv-spelletjes zoals De slimste mens. Het is niet voor niets dat er zoveel protest is tegen de benoeming van Mia Doornaert tot nieuwe VFL-voorzitter. Het boeken-establishment is bang dat zij het status-quo komt verstoren. Als ik Mia was, zou ik al de poen die die uiertrekkers jaarlijks krijgen, investeren in dingen die er werkelijk toe doen. Organiseer een cursus marketing voor schrijvers. Maak ze zelfredzaam. Het is hun enige redding.”
Het verhaal gaat dat Marnix Peeters zo gebeten is op het VFL omdat hij ooit zelf naast een beurs greep. Peeters: “Onzin. In 2014 waagde ik het al om kritiek op het VFL te hebben en meteen sneerde directeur Koen van Bockstal: ‘Meneer Peeters heeft óók een subsidie gekregen voor een Italiaanse vertaling van zijn debuut.’ Wat een leugen is. Op een dag zat er een brief van het VFL in de bus met de mededeling dat een vertaalster 1500 euro had ontvangen om mijn eerste roman te vertalen. Ik heb die vertaalsubsidie nooit zelf aangevraagd en dat geld ook nooit gekregen. Ik dacht: ‘Waarom probeert die Van Bockstal mij verdacht te maken?’”
Koffieboeren
Van 2011 tot en met 2013 organiseerde de Vlaamse Auteursvereniging onder haar 600 leden een bevraging naar hun inkomen. Het gemiddelde gezinsinkomen van 60 % van de literaire auteurs bleek onder 3000 euro per maand te liggen. Ter vergelijking: in 2008 bedroeg het beschikbare maandinkomen per huishouden in Vlaanderen gemiddeld 3.287 euro. Amper 10 % van het maandelijkse gezinsinkomen van twee derde van de literaire auteurs was afkomstig van hun schrijfwerk. Slechts 20 % kon echt van zijn pen leven.
De Universiteit Gent voerde in 2014 een groot onderzoek naar het inkomen van Vlaamse kunstenaars en nam toen ook de literaire auteurs onder de loep. Bijna 40 % van de schrijvers was zelfstandige in hoofdberoep. Hun gemiddeld netto-jaarinkomen bedroeg 19.884 euro. 28% was zelfstandig schrijver in bijberoep. Hun schrijverschap leverde hen gemiddeld 8.201 euro netto per jaar op; hun hoofdjob in vaste loondienst 31.904 euro. 7 % werkte met uitzendcontracten en verdiende gemiddeld 21.752 euro. De rest werd vooral uitbetaald in onkostenvergoedingen.
“Schrijvers zijn de koffieboeren van het boekenvak”, zegt Erik Vlaminck, voltijds literair schrijver. “Ik verdien meer met mijn theaterwerk dan met mijn romans. Maar ik zou geen theateropdrachten krijgen als ik geen romans zou schrijven. Ik werk enkel voor professionele toneelgezelschappen en krijg doorgaans voor elke opdracht een schrijfpremie die varieert van 3000 tot 10.000 euro. Die premie is geen voorschot, maar een vergoeding voor het te schrijven stuk. Daarna ontvangt de auteur 10 procent op de recette. Aan een theaterstuk werk ik twee tot zes maanden; aan een roman ben ik twee of drie jaar bezig. Mijn vergoeding als romanschrijver bedraagt 10 % van de verkoopprijs van elk verkocht boek. De meeste boeken halen in Vlaanderen een oplage van een paar duizend exemplaren of minder. Natuurlijk is onze boekenmarkt te klein om rendabel te zijn. Maar als een gemeenschap literatuur belangrijk vindt, moet ze bereid zijn om subsidies te geven die de markt corrigeren. In tegenstelling tot Marnix Peeters vind ik dat het VFL wel goed werk levert. De hele boekensector stelt direct en indirect duizenden mensen tewerk, in bibliotheken en boekhandels, bij uitgeverijen, in drukkerijen, bij transportbedrijven en culturele organisaties. Al die mensen hebben een fatsoenlijk loon en een sociaal vangnet. De enigen die dat niet hebben, zijn de schrijvers, terwijl zij de grondstof leveren. ‘We kunnen het ons niet permitteren om schrijvers meer dan 10 % te geven’, zeggen uitgevers. Bullshit. Als een schrijver 20 % krijgt, wordt een boek 2 euro duurder. Laat een lezer een boek links liggen omdat het 22 in plaats van 20 euro kost?”
Onvruchtbare tegenstelling
Jeroen Overstijns is ceo van Standaard Uitgeverij, de grootste uitgeefgroep in Vlaanderen. Cijfers over vergoedingen voor auteurs geeft hij niet, al is hij de eerste om toe te geven dat het geen vetpot is. “Een gevolg van de relatief beperkte markt waar Vlaamse auteurs voor schrijven”, zegt hij. “Het is voor hen zeer moeilijk om in Nederland door te breken. De echt grote namen geraken de grens wel over, maar halen gemiddeld niet de verkoopcijfers van hun Nederlandse collega’s. We geloven graag dat bij onze noorderburen het gras groener is, maar ook Nederlandse schrijvers komen tegenwoordig moeilijk rond. De voorbije tien jaar is de boekenmarkt er met een vijfde gekrompen. Het is dus te gemakkelijk om met een beschuldigende vinger naar uitgeverijen te wijzen. Op heel veel boeken draaien zij verlies, terwijl ze wel altijd het risico dragen. Als een boek niet verkoopt, blijft de uitgeverij met de kosten achter.”
Commerciële mensen in een uitgeverij hebben een mooi loon en een auto van de firma, terwijl de schrijvers – de grondstofleveranciers – het meestal moeten stellen met die schamele 10 procent. Wringt dat niet? Jeroen Overstijns: “Ik vind dat een onvruchtbare tegenstelling: alsof auteurs veel geld moeten verdienen en uitgeverijen veroordeeld moeten zijn tot de bedelstaf. Alsof het verkeerd is dat er in een uitgeverij mensen met een salaris rondlopen. Een auteur is gebaat met een goede uitgeverij en een uitgever is gebaat met een goede schrijver. Samen proberen ze kwaliteitsboeken te maken die ook geld opbrengen.”
“We mogen niet alle verantwoordelijkheid bij de uitgeverijen leggen”, vindt ook schrijfster Gaea Schoeters. “Zij maken niet de grote winsten. Ongeveer de helft van de opbrengst van een boek gaat naar distributie en tussenleveranciers. Ik geloof echt dat een aantal uitgevers graag de gebruikelijke royalty’s van 8 tot 15 procent zouden willen optrekken tot misschien zelfs 50 procent. Alleen is dat onmogelijk.”
Hoe moet het dan wel? Gaea Schoeters: “Literatuur schrijven is als topsport, maar dan zonder sponsors en prijzengeld. De teloorgang van de literaire prijzen is een groot probleem: geen enkele heeft nog een fatsoenlijke prijzenpot. Ik ben het totaal oneens met Marnix Peeters’ stelling dat schrijvers nog wat harder moeten werken en dan ooit zullen krijgen wat ze verdienen. Waarom moet een professioneel schrijver overdag bij de bakker gaan werken? Dat vragen ze toch ook niet aan een professioneel concertpianist? Ik geloof erg in gesubsidieerd kunstenaarschap, maar niet zoals het nu in Vlaanderen georganiseerd is. De hoogte van de werkbeurzen is een grap. Ik heb er zelf een en die bedraagt 5000 euro. Dat wil zeggen: ongeveer 400 euro per maand om van te leven.”
Moet er dan een kunstenaarsstatuut voor schrijvers komen, zoals er al een is voor acteurs? “Ja. In Scandinavië worden scheppende kunstenaars wel structureel ondersteund. Misschien kunnen we daar inspiratie opdoen?”
Hoe verdienen schrijvers hun dagelijks brood?
Marnix Peeters, zelfstandig schrijver in hoofdberoep
“Ik kan mijn columns niet missen”
“Mijn topsellers zijn ‘De dag dat we Andy zijn arm afzaagden’ en ‘Natte dozen’. De aantallen die daarvan verkocht zijn, gaan richting 20.000. Ik heb ook mindere titels. Van ‘Kijk niet zo konijntje’ zijn er maximaal 5000 verkocht. ‘Ik heb Aids van Johnny Diamond’ verschijnt op 4000 exemplaren. Dat is veel naar Vlaamse normen, maar ik doe er dan ook extreem hard mijn best voor, met filmpjes en teasers, websites en een heuse sociale mediastrategie. Ik ben daar samen met mijn vrouw makkelijk drie maanden per jaar voltijds zoet mee. We hebben zo ondertussen een trouw lezerspubliek opgebouwd.
“Om te kunnen overleven kan ik mijn columns niet missen. Ik vind dat ook geen oneervol genre, integendeel. Ik krijg er veel warme reacties op, blijkbaar raak ik bij lezers een gevoelige snaar.”
Gaea Schoeters, zelfstandig schrijver in hoofdberoep
“Een jaar romanschrijven, levert evenveel op als een dag soapscenario’s schrijven”
“Ik werk zeven dagen op zeven. Als ik een jaar aan een roman schrijf, verdien ik evenveel als wanneer ik een maand voor het theater, een week voor de krant of een dag scenario’s voor een soapserie op tv geschreven heb. In het verleden heb ik aan zo’n series meegewerkt, en een dag brainstormen bracht me tussen de 500 en 800 euro bruto op. Ik teer nog op de reserves van toen: zij maken het mee mogelijk dat ik nu aan mijn romans kan werken.
“Ik besef heel goed dat ik als auteur nooit hoge oplages zal halen. Als de verkoop van een van mijn romans 2.500 exemplaren haalt, is dat een groot succes. Ik werk drie jaar aan een boek en verdien dan gemiddeld 1,2 euro per exemplaar. Een roman levert me dus 1000 euro per jaar op. Evenveel als indertijd een aflevering voor een soap, waar ik anderhalve dag zoet mee was.”
Christophe Vekeman, zelfstandig schrijver in hoofdberoep
“Iedereen gelijk voor de wet”
“Ik beschouw alles wat ik doe – romans schrijven, maar ook boeken bespreken, optreden, lezingen geven en zelfs dj-en – als deel van mijn schrijverschap. Al die activiteiten zijn een manier om mezelf literair tot uitdrukking te brengen. Zo overleef ik al sinds 2005 als zelfstandige.
“Daar ik gemiddeld zes of zeven weken doe over het schrijven van een roman, is het geld dat ik aan zo’n boek verdien redelijk in verhouding met die werktijd. Al blijft het natuurlijk jammer dat ik niet gebekt blijk te zijn naar de smaak van het brede publiek en dat ik dus af en toe niet meer loon naar arbeid ontvang.
“Ik zou het mooi vinden wanneer subsidievrije schrijvers als ikzelf voor hun zelfredzaamheid van overheidswege werden beloond met een klein belastingvoordeel. Ik heb grote problemen met de willekeur die met het toekennen van subsidies aan individuele schrijvers gepaard gaat. Stel je voor dat je om subsidies te krijgen voor het renoveren van je gevel een commissie op je stoep moet dulden die vervolgens in beraad gaat om uit te maken of een gevel in de door jou gewenste kleur inderdaad wel overheidsgeld waard is. Ik vind: iedereen gelijk voor de wet, anders hoeft het niet voor mij.”
Jeroen Olyslaegers, zelfstandig schrijver in hoofdberoep
“Waarom krijgen schrijvers geen 30 procent auteursrecht?”
“Je kan als schrijver overleven door ook columns of toneelstukken te schrijven. Ik moét wel verschillende activiteiten combineren om het leefbaar te houden: pas dan kan ik mijn rekeningen betalen. Het gangbare voorschot voor het schrijven van een roman is 1.500 of 2.000 euro. Pas van zodra je meer dan 5.000 exemplaren verkoopt, begin je een beetje geld te verdienen. En vanaf 10.000 exemplaren zit je goed. Maar dat zijn de uitzonderingen.
“De gemiddelde verkoop van een boek schommelt tussen de 2.000 en 3.000 exemplaren. Vroeger waren dat ook mijn aantallen. Van ‘Wil’ zijn er nu meer dan 40.000 verkocht. Het grote probleem is die 10 procent auteursrecht. Dat percentage geldt wereldwijd, alleen hebben wij de pech dat we in een klein taalgebied leven. Waar gaat die andere 90 procent naartoe? Daar wordt vaak geheimzinnig over gedaan. Ik heb ooit aan verschillende uitgevers voorgesteld om de zaken om te draaien. Op de eerste 5.000 exemplaren zou ik dan 30 procent verdienen, waarna dat percentage stelselmatig zou zakken tot 8 procent, ook als het een gigantische bestseller is. De uitgeverij heeft er dan alleen maar alle belang bij dat het boek goed verkoopt. Maar geen enkele uitgever had oren naar mijn voorstel.”
Erik Vlaminck, zelfstandig schrijver in hoofdberoep
“Ik overleef omdat ik combineer”
“Mijn roman ‘Brandlucht’ was een bestseller: daar gingen 10.000 exemplaren van over de toonbank. Ik verdiende er 2 euro per exemplaar aan; dat boek leverde me dus 20.000 euro bruto op. Dat is echt uitzonderlijk. Gelukkig zijn dat auteursrechten: als roerende inkomsten zijn die onderworpen aan een gunstig fiscaal regime van 15 %. Ik kan van mijn schrijverschap overleven omdat ik combineer: naast het schrijven van romans en toneelstukken, geef ik ook nog lezingen. Ik sta ook op de auteurslijst van het VFL en ontvang voor een lezing 100 euro subsidie bovenop de bijdrage van de organisator. Maandelijks verdien ik ongeveer 2.700 euro bruto, inclusief de werkbeurs van het VFL.
“Ik ben al drie keer bij de fiscus moeten langskomen om uitleg te geven over mijn belastingaangifte. De auteursrechtenregeling is zo ingewikkeld dat zelfs belastinginspecteurs er hun jongen niet in thuisvinden. Ik moest hen telkens zeggen hoe de vork aan de steel zit. ‘U zal wel gelijk hebben’, hoorde ik dan. ‘Wij raken er niet wijs uit.’”
Aantal verkochte boeken: feit & fictie
Auteurs en uitgevers pochen graag dat ze ‘duizenden exemplaren’ van een boek in Vlaanderen verkocht hebben. Maar exacte cijfers worden nooit gecommuniceerd. Die zijn nochtans bekend: marktonderzoeksbureau GfK houdt die in opdracht van Boek.be nauwgezet bij. “De GfK-cijfers zijn een betrouwbaar meetinstrument voor romans op de Vlaamse markt”, zegt Jeroen Overstijns, ceo van Standaard Uitgeverij. “De verkoopcijfers zijn registraties van kassa-aanslagen; veel juister kan niet.”
De Morgen kreeg via een bron toegang tot de ‘geheime’ cijfers van GfK.
Marnix Peeters zou telkens bijna 20.000 exemplaren van ‘De dag dat we Andy zijn arm afzaagden’ en van ‘Natte dozen’ verkocht hebben. Volgens GfK waren dat er in Vlaanderen respectievelijk 5.140 en 6.555.
Van ‘Kijk niet zo konijntje’ zouden er 5000 verkocht zijn. Volgens GfK waren dat er in Vlaanderen 1.657.
Erik Vlaminck zou 10.000 exemplaren van ‘Brandlucht’ verkocht hebben. Volgens GfK waren dat er in Vlaanderen 3.296.
Jeroen Olyslaegers zou meer dan 40.000 exemplaren van ‘Wil’ verkocht hebben. Volgens GfK waren dat er in Vlaanderen 31.613.
(c) Jan Stevens