‘De Belgische overheid is een witwasmachine’
De sinds augustus vorig jaar gepensioneerde BBI-directeur Karel Anthonissen schreef samen met VRT-journalist Wim Van den Eynde zijn memoires. In ‘Achter de schermen bij de BBI’ ontziet hij niets of niemand. “Fanatiek of onredelijk ben ik nooit geweest.”
In april 2014 noemde voormalig De Morgen-hoofdredacteur Yves Desmet in een interview met Knack voormalig BBI-directeur Karel Anthonissen een ‘caractériel’. Hij bedoelde dat niet als compliment. Aanleiding was het jarenlange dispuut tussen Open VLD-politicus Karel De Gucht en de Gentse afdeling van de Bijzondere Belastinginspectie. “Een heksenjacht”, volgens Desmet. “Lees Anthonissens geschriften, analyseer zijn optreden, kijk naar de manier waarop zijn collega’s hem uitspuwen. Hij schrijft stukjes in ‘t Scheldt. Vergeleken met dat blad is Filip Dewinter een linkse jongen. Ranziger bestaat niet in dit land.”
Vandaag prijkt ‘caractériel’ als een geuzennaam op de cover van Karel Anthonissens memoires Achter de schermen van de BBI. “Als het betekent dat ik rechtlijnig en onverzettelijk ben, vind ik die middle name best oké”, zegt hij. “Fanatiek of onredelijk ben ik nooit geweest. Altijd was ik bereid tot compromis.”
U schreef wel jarenlang voor de extreemrechtse website ’t Scheldt, als enige niet-anonieme medewerker.
Karel Anthonissen: “Dat klopt, maar dat wil niet zeggen dat ook ik extreemrechts ben. Begin jaren tachtig stond ik mee aan de wieg van Agalev, de voorloper van Groen. Ik schopte het zelfs tot nationaal voorzitter, al mocht dat woord toen niet gebruikt worden en was ik ‘gespreksleider’. Wij waren noch links, noch rechts. In ‘85 schreef ik samen met een werkgroep het belastinghoofdstuk voor het economische programma van Agalev. Net als ‘klein links’ ijverden wij voor een serieuze herverdeling van de rijkdom. Maar met de praktijken van Lenin en co wilden we niets te maken hebben. Onteigening en nationalisering vonden wij te brutaal. We wilden op een democratische manier herverdelen. Dat doe je met belastingen. Ik bén de belastingman: de beleefde herverdeler die de mensenrechten en de wetten respecteert en aan de rijken vraagt: ‘Zouden jullie niet iets meer bijdragen?’
“In 1988 stond ik ook mee aan de wieg van het cordon sanitaire rond het Vlaams Blok. Na de veroordeling van het Blok voor racisme schreef ik in 2005 een opiniestuk. Ik vond het vanuit democratisch oogpunt niet goed dat een politieke partij via gerechtelijke weg monddood gemaakt werd. Ik stuurde mijn stuk naar zowat alle media, onder andere naar De Standaard en De Morgen. Niemand publiceerde het, behalve ‘t Scheldt en ‘t Pallieterke.
“Op het hof van Beroep legde Karel De Gucht een aantal artikels van mij uit ‘t Scheldt neer. Waarop ik artikels neerlegde die ik voor Apache geschreven heb, de nieuwswebsite die zich in extreemlinks vaarwater bevindt. De rechters kwamen tot de conclusie dat mijn teksten onder de meningsvrijheid van ambtenaren vallen.”
U hebt geen spijt van die artikels in ‘t Scheldt?
“Nee, dat is gebeurd. Bovendien las niemand die toen, behalve misschien de jonge Bart De Wever. (lacht)”
Hebt u tijdens uw dispuut met Karel De Gucht ooit een gesprek met hem gevoerd?
“Al in een vroege fase liet zijn advocaat Victor Dauginet weten: ‘Meneer De Gucht wil u spreken.’ De Gucht was toen Europees commissaris. We prikten een datum, maar vlak voor hij naar ons BBI-kantoor aan de Gentse Zuiderpoort zou afzakken, besefte ik: Jean-Marie Dedecker huist met zijn partij in hetzelfde gebouw. Ik wou niet dat ons belastingonderzoek naar Europees commissaris Karel De Gucht in de openbaarheid kwam. Dus belde ik Dauginet en stelde hem voor om de afspraak naar zijn kantoor in Antwerpen te verleggen. Tegen De Gucht zei ik: ‘Sorry dat ik uw agenda dooreengeschud heb, maar ik zou niet willen dat onze ontmoeting in de krant komt.’ Hij repliceerde: ‘Wat kan mij dat schelen.’ De toon was gezet en we kwamen niet tot een oplossing of akkoord.”
De strijd tussen u en Karel De Gucht was nooit persoonlijk?
“Van mijn kant niet, van zijn kant wel. Hij noemde de man die de overheid vertegenwoordigde, een machtswellusteling. Als je dat tegen een politieagent zegt, heb je een proces wegens smaad aan je broek.”
U schrijft dat in het begin vooral uw medewerker ‘Rik’ achter De Gucht aanging.
“In de structuur van de BBI of van de fraudebestrijding staat de inspecteur op het niveau van een procureur: hij is belast met het onderzoek. Rik had in de krant gelezen dat de familie De Gucht begin oktober 2008 haar Fortis-aandelen verkocht had, één dag voor de finale crash. Het parket van Oost-Vlaanderen had daarop een gerechtelijk onderzoek gevoerd naar handel in voorkennis. Dat dossier werd geseponeerd. Rik had de bevoegdheid om inzage te vragen in dat afgesloten gerechtsdossier. Daar kwam dan de informatie uit over het echtpaar De Guchts landgoed in Toscane met een geschatte waarde van vijf miljoen euro. Zelfs voor een politicus en een magistraat, mevrouw De Gucht was politierechter, is dat veel geld. Later pronkte hij nog met die villa op tv. Het is perfect normaal dat een belastinginspecteur daar vragen over stelt; dat is net zijn job. De Gucht weigerde beleefde vragen te beantwoorden.”
Die vragen werkten als een rode lap op een stier?
“Hij kwam met alle mogelijke argumenten af: ‘Die villa ligt in Italië; daar hebben jullie niets mee te maken’, of: ‘Ze is niet van mij, maar van een vennootschap.’ Hij wou dat we opkrasten. Wij gingen uiteindelijk over tot een ‘indiciaire taxatie’. We hadden vastgesteld dat er volgens de belastingaangifte niet genoeg geld was om die investering te betalen. Als iemand geen uitleg heeft voor zo’n verschil, beschouwt de belastingwet dat als belastbaar inkomen. Normaal gezien heeft de fiscus de plicht om jouw inkomen te bewijzen, maar nu werden de rollen omgedraaid. Natuurlijk is dat altijd een beetje flou. Dus zei ik tegen de inspecteur: ‘Met zo’n zaak stappen we niet naar de rechtbank. Ik wil niet voor aap staan.’ De Gucht ging nergens mee akkoord en de rechtszaal zou vol camera’s staan. Het was zijn woord tegen het onze. Daar begon ik niet aan. Maar toen werd mee onder impuls van Karel De Guchts partij het bankgeheim opgeheven. Als er aanwijzingen van fraude zijn, mag de inspecteur aan de betrokkene zijn bankgegevens opvragen. Als die weigert, kan de inspecteur het aan de bank vragen. Op 6 oktober 2011 vroeg Rik aan De Guchts bank inzage in diens rekeningen. Als gewestelijk directeur had ik die aanvraag mee ondertekend. Karel De Gucht reageerde als door een wesp gestoken en zijn advocaat Victor Dauginet daagde ons meteen voor de rechter. Vele jaren later, veel te laat, besliste het hof van Cassatie dat een buitenlands vermogen, een rekening in Zwitserland en een villa in Italië op zich geen aanwijzingen zijn voor fraude. Terwijl het net wél aanwijzingen zijn als je tijdens de ondervraging door de controleur geen behoorlijke uitleg kunt of wilt geven.”
Uiteindelijk won Karel De Gucht de rechtszaken.
“Niet helemaal; er is nog een kleine zaak hangende. De Gucht bracht in 2010 het verlies van 41.000 euro van zijn Italiaanse domein in zijn individuele Belgische belastingaangifte in. In mei vorig jaar besliste de rechtbank van eerste aanleg dat hij ongeveer 25.000 euro achterstallige belastingen moest betalen. Hij ging in beroep en de zaak komt dit jaar opnieuw voor.”
Op maandag 30 januari 2012 viel u de kantoren van Optima in Gent binnen. De vermogensbeheerder Optima had vergevorderde plannen voor de overname van de Ethias-bank. In uw boek lees ik dat banken beschouwd worden als no-gozone voor de BBI. Uw hiërarchie en collega-directeurs hadden bedenkingen bij uw inval. Toch zette u door. Waarom?
“Ik was pas gewestelijk directeur in Gent, toen in 2008 de bankencrisis uitbrak. De toen nog grote, belangrijke bank Dexia had een immens ponzischema ontwikkeld en veel opbrengsten beloofd aan onder andere de aandeelhouders van Arco en de gemeentebesturen. Om die beloofde grote intresten te kunnen waarmaken, ging Dexia roekeloos beleggen in Amerika. Er werd ook massaal gefraudeerd. Dexia had honderden offshore-constructies in Luxemburg, voor haar klanten met zwart geld. Dexia was in die tijd niet de enige bank met dergelijke faciliteiten, maar wel de meest roekeloze. Tijdens de bankencrisis dreigde dat hele kaartenhuis ineen te storten. De toenmalige premier Yves Leterme redde de banken met miljarden op de rug van de toekomstige belastingbetalers. De Belgische staat dekte alle schulden van Dexia, Fortis en alle anderen. Toch kon ik daar mee leven, want anders dreigde er een nog veel grotere financiële ramp.
“Na de redding zouden we met een fiscale controle de fraude kunnen blootleggen en een flink deel van dat smartgeld recupereren. Dus stelde ik de BBI voor om binnen te vallen in het pas genationaliseerde Belfius, kort daarvoor nog bekend als Dexia. Daar was totaal geen animo voor, want inderdaad, banken zijn een no-gozone. Een inval was not done, er mochten zelfs geen schriftelijke vragen over gesteld worden. Mijn voorstel voor een grootschalig onderzoek bij alle banken werd op een BBI-vergadering in Brussel weggelachen. Ik besloot dan maar de kleine provinciale fraudeurs aan te pakken. Zo kwam de vermogensbeheerder Optima met zijn Luxemburgse tak 23-spaarverzekeringen in het vizier.”
Jeroen Piqueur, stichter en grote baas van Optima, had dus gewoon pech?
“Pech dat hij in Gent zat, of pech dat ik in Gent zat. (lacht)”
U vindt dat hij onterecht hard aangepakt is door de Nationale Bank, toen zij in 2016 de Optima Bank richting faillissement stuurde?
“Piqueur is te hard aangepakt omdat de andere banken zich aan net dezelfde praktijken bezondigden. Hij werd op een futiliteit gepakt, terwijl hij netjes de instructies van de Nationale Bank aan het uitvoeren was. Zijn vrienden van de socialistische beweging hadden hem gevraagd hun zieltogende Ethias-bank te redden.”
Zij hebben hem gerold?
“U mag gerust stellen dat hij erin geluisd is, ja. De bedoeling was om Ethias voor een tijdje aan zijn wagentje aan te haken waardoor die bank niet failliet zou gaan.”
Waardoor Piqueur een banklicentie kreeg en Optima voor u ook no-gozone werd?
“Dat was inderdaad zijn voordeel. Hij kende mijn standpunt en wist dat ik er vroeg of laat zou staan. Zijn socialistische vrienden, waaronder Luc Van den Bossche, boden hem in de vorm van Ethias een banklicentie aan. In ruil bood hij hen de opkuis aan. Win-win. Ethias was met 800 miljoen euro deposito’s geen grote bank. Op het moment van het faillissement waren die al gezakt tot onder 100 miljoen. Het vliegtuigje was aan het landen toen de Nationale Bank het uit de lucht schoot.”
Uw inval bij Optima werd door de rechter beoordeeld als ‘niet toegelaten machtsafwending’. U had zich te veel als een cowboy gedragen?
“Nee, daar ging het niet om. Ik ken de rechter, hij was nog substituut-procureur. In zijn vonnis werden geen cowboypraktijken bekritiseerd. In de wetgeving staat sinds jaar en dag: de fiscus mag vrij binnentreden in bedrijfsruimten, schepen of fabrieken. Dat is dan niet om koffie te drinken, maar om informatie op te halen. Enige uitzonderingen zijn banken en privéwoningen. De rechter bevestigde dat wij het recht hadden om Optima binnen te vallen. Maar ik had in de rechtbank gezegd dat het niet de bedoeling was de 5000 klanten van Optima voor fraude te pakken en belasten. We hadden daar de middelen niet voor. Wel dat we ze zo bang wilden maken en aansporen tot regularisering. Volgens de rechter was dat ‘doelafwending’, omdat het doel van de fiscale procedure volgens hem het vestigen en innen van belastingen is. Ik ging toen niet in beroep omdat het veel te lang zou duren, al had ik dat misschien wel gewonnen. Ik maakte toen trouwens zelf met Jeroen Piqueur een dading. Er stond in dat hij zijn klanten zou aansporen om te regulariseren. Hij tekende ook een regularisatie voor zichzelf, alleen was hij zo dom die later nooit te betalen. Hij had geen zin in de verkoop van zijn luxejacht.”
Frank Philipsen, uw grote baas bij de BBI, en uw vier collega-directeurs waren het regelmatig met uw acties oneens.
“In 2015 werd ik geschorst naar aanleiding van een tweet gericht aan de toenmalige minister van Financiën Johan Van Overtveldt: ‘De onwil om veel verdoken geld te vangen, kwam van de vorige regering (Geens) en van de voorzitter (D’Hondt). Is dat nog zo?’ Daar volgden zes maanden verplichte betaalde vakantie op. Kijk, ik heb me nooit laten intimideren. Ik was een soort van klokkenluider en voerde mijn strijd binnen de regels van het spel. Binnen de BBI hadden we een meningsverschil. Het hoofdbestuur vond, samen met de overheid en met bijvoorbeeld minister van Financiën Didier Reynders, dat enkel de inkomsten van de laatste zeven jaar rechtgezet kunnen worden. Dat staat ook in de fiscale wet, maar ik ben het daar niet mee eens. Ten tijde van KB Lux was de periode nog vijf jaar. Al die fraudeurs die toen tegen de lamp liepen, moesten 25 % belastingen betalen op wat ze de laatste vijf jaar met hun zwart geld verdiend hadden. Dat kwam neer op amper 5 procent van het totaal. 9000 KB Lux-klanten zagen hun zwart Luxemburgs geld witgewassen worden aan een tarief van amper 5 procent. Natúúrlijk kwamen andere banken meteen bij Reynders aankloppen: ‘Dat willen wij ook!’ In 2003 kregen ze hun zin met de eerste eenmalige bevrijdende aangifte.”
De Belgische overheid werd in die tijd een grote witwasmachine?
“Dat is ze nog steeds.”
Karel Anthonissen & Wim Van den Eynde, Achter de schermen van de BBI, Memoires van een caractériel, Kritak, 320 blzn, 22,99 euro
Bio
- Geboren op 15 juli 1954 in Brasschaat
- Studeerde economie aan de KUL (1976) en later rechten aan de UGent (2002)
- Begon zijn carrière bij de fiscus in 1977 als belastingcontroleur
- Werkte sinds 1995 voor de BBI; werd in 2007 gewestelijk directeur van de BBI-Gent
- Ging op 1 augustus 2019 met pensioen
© Jan Stevens