“De voorbije jaren hebben we lopen slaapwandelen”

Tot eind september is Antonio Munõz Molina op uitnodiging van het Nederlandse Letterenfonds writer-in-residence in Amsterdam. ’s Morgens wandelt hij er langs de grachten en denkt hij na; ’s avonds werkt hij aan een nieuw meesterwerk. “Niemand verplicht me hier een letter op papier te zetten, ik mag mijn Amsterdamse dagen ook doorbrengen in ledigheid. Maar zo zit ik niet ineen. Ik schrijf. Altijd en overal.”

 

Antonio Muñoz Molina (1956) is een van de meest vooraanstaande en toonaangevende hedendaagse Spaanse schrijvers. Met zijn roman Ruiter in de storm won hij in 1991 de prestigieuze literaire prijs Premio Planeta. Eind vorig jaar verscheen het magistrale De nacht der tijden en nu ligt Maanstorm in de boekhandel, een ontwikkelingsroman over een dertienjarige jongen in de zomer van 1969. In het Andalusische dorp Mágina maakt een hardwerkende boer zich zorgen over zijn zoon. Want in plaats van samen met vader op de akker te werken, zit zoonlief liever met het hoofd in de boeken. Bovendien lijkt de jongen wel geobsedeerd door de expeditie van de Amerikanen naar de maan. “Maanstorm is een autobiografie in vermomming”, zegt Antonio Muñoz Molina aan een tafeltje in Café Luxembourg op het Spui. “Door mijn jeugdervaringen te koppelen aan de maanvlucht van de Apollo 11, worden ze deel van het grotere geheel van de tijd waarin ze zich afspelen. In 1969 was ik geen kind meer, maar ook nog geen volwassene. Ik zat in no boy’s land en wist niets van de wereld. Mijn onwetendheid werd versterkt doordat ik opgroeide in het oerkatholieke Spanje tijdens de dictatuur.”

 

Maanstorm verscheen in Spanje in 2006, twee jaar nadat uw vader gestorven was.

Antonio Muñoz Molina: Dat is geen toeval. Na mijn vaders dood in maart 2004, verhuisde ik van Madrid naar New York om directeur te worden van het Cervantesinstituut. Het klinkt paradoxaal, maar ik moest wel zover reizen om eindelijk een beetje klaarheid te krijgen in mijn eigen verleden. Tijdens het schrijven van Maanstorm rouwde ik over de dood van mijn vader. Ik werd zelf vader toen ik nog vrij jong was, op mijn 27e. Een man begrijpt zijn eigen vader pas echt als hij zelf een kind krijgt.

Ik rouwde over mijn vader, en tezelfdertijd rouwde ik over het verlies van de jeugd van mijn eigen kinderen. Doordat ze adolescenten werden, verloor ik die bijna ‘dierlijke’ verbinding met hen. Onbewust had ik ook een pedagogisch motief om dit boek te schrijven: ik wou mijn kinderen uitleggen hoe Spanje in heel korte tijd veranderd is. In 1975, amper zes jaar na de gebeurtenissen in Maanstorm, stierf Franco en een paar jaar later waren er algemene verkiezingen en leefden we in een democratie. In die zomer van ’69 leek het voor mij nog alsof er nooit iets zou veranderen en alsof alles eeuwig zou blijven zoals het was.

 

Toch hing er ook toen al verandering in de lucht, denk maar aan uw ouders die hun centen bijeen schraapten en een televisie kochten waarop u rechtstreeks de beelden van de eerste mens op de maan kon zien.

Molina: Dat is juist. Een dictatuur lijkt op het eerste gezicht een grote zwarte massa waarin alles stagneert, maar dat is niet zo. Mensen slagen er min of meer in hun eigen levens te leiden, en ondanks Franco begonnen er in die tijd vooral in grote steden zoals Madrid of in de toeristische centra aan de kust veel dingen te veranderen. In het kleine Mágina leek de tijd iets langer stil te staan. Als jongen van dertien leefde ik in een landschap vol ruïnes, in een wereld die ontstaan was uit de Spaanse burgeroorlog. Ik was volop bezig met het ontdekken van de literatuur en ik las boeken van onder anderen Jules Verne, Mark Twain en Alexandre Dumas. In de zomer van ’69 ontdekte ik ook de popmuziek met liedjes van The Beatles en Simon and Garfunkel. Wij leven nu min of meer in dezelfde wereld als onze kinderen, maar eind jaren zestig betrad je een nieuw universum en werd je een vreemde voor je ouders op het moment dat je naar school ging of geïnteresseerd raakte in popmuziek. Mijn vader en ik leefden in totaal verschillende, van elkaar afgesloten werelden. Op het moment dat ik de keuze maakte om schrijver te worden, kuste ik hem definitief vaarwel, want ik stapte een voor hem totaal onbekende wereld binnen. Ik besefte pas hoe triest dat voor mijn vader geweest moet zijn toen ik jaren later in veel lichtere mate hetzelfde ervoer bij mijn eigen kinderen.

 

Uw vader wou dat u samen met hem op het land ging werken, toch is tussen de regels te lezen dat hij erg geïntrigeerd was door uw liefde voor boeken.

Molina: Mijn ouders waren het niet gewoon om mensen te zien lezen. Enerzijds wantrouwden ze boeken, anderzijds voelden ze diep respect voor het geschreven woord. Ze beseften heel goed dat een opleiding noodzakelijk was om de sociale ladder te kunnen beklimmen, tegelijkertijd ondervonden ze dat bijna alle gestudeerde mensen hen wilden bedriegen. Als jongen zag ik haarscherp de scheidslijn tussen ‘wij’ en ‘zij’: tussen boeren en arbeiders en degenen die de beslissingen mochten nemen omdat ze konden lezen en schrijven. De ambtenaren in het stadhuis gedroegen zich als kleine tirannen wanneer mijn ouders een formulier nodig hadden. Tijdens de dictatuur ontpopten mensen met een klein beetje macht zich tot mini-Franco’s tegenover de machtelozen. Vader en grootvader waren fiere, sterke, grote kerels. Van zodra ze een officieel gebouw binnenstapten, zag ik ze ineenkrimpen en veranderen in bange, gehoorzame, onzekere wezens.

Over advocaten of notarissen zei vader altijd: “Die kerels worden nooit nat als het regent.” Eigenlijk vond hij dat ze niet werkten. En dan zag hij zijn eigen zoon voortdurend met de neus in de boeken zitten. Dat mysterie kon hij niet vatten. Toch was mijn vader niet zoals de doorsnee vaders uit onze sociale klasse. Hij heeft me nooit geslagen, wat echt heel uitzonderlijk was, en hij schreeuwde ook niet tegen me. Pas veel later heb ik ontdekt dat vader er als jongen van droomde om ingenieur te worden en dat mijn moeder als meisje graag goed had leren lezen en schrijven. Maar dat was hen niet toegestaan, want als leden van de werkende klasse hadden ze de burgeroorlog verloren. Volgens Franco en zijn volgelingen hadden ze daardoor ook het recht op degelijk onderwijs verloren.

De jongen in Maanstorm is niet helemaal zoals ik. Net als mijn vader droomt hij er van om ingenieur te worden. Ik heb een kleine professor van hem gemaakt omdat ik de lof van de wetenschap en de rede wou zingen als reactie tegen het dode gewicht van de katholieke kerk. U hebt misschien ook een katholieke opvoeding gehad, maar u had het geluk om op te groeien in een land met een strikte scheiding tussen kerk en staat. In het Spanje van Franco vormden kerk en staat een geheel. De caudillo was nogal een luie donder: hij hield zich niet bezig met het creëren van zijn eigen fascistische ideologie, maar nam de ideologie van de kerk over.

 

De priesters deden het werk voor hem?

Molina: Zij waren zijn voetvolk. Op school kregen we ‘Vorming van de nationale geest’, waarin we onderricht kregen in de franquistische leer. Niemand nam dat vak serieus, zelfs de leraar niet. Religie daarentegen, was wel belangrijk. De kerk had zeggenschap over elk aspect van het leven. Zo was de kerkcensuur op films veel rigider dan die van de staat. Veel films die door de officiële censor goedgekeurd waren, belandden op de index van de kerk. Al wie het waagde om naar zo’n film te gaan kijken, beging een doodzonde. Achteraan in de kerk hingen de quoteringen uit: ‘III’ was gevaarlijk, ‘IV’ was extreem gevaarlijk. Hoe hoger het getal van de kerkcensor voor de film, hoe meer interesse wij hadden. (lacht)

 

Verloor u even snel uw geloof als de jongen in het boek?

Molina: Van het ene moment op het andere. Het grote voordeel van een dictatuur is dat je meteen van je geloof kunt afvallen. In een democratie kost het meer inspanningen om afstand te nemen van iets dat minder repressief gepresenteerd wordt dan in de dictatuur. Tijdens het Francobewind oefenden de priesters een wrede autoriteit uit. Al waren er eind jaren zestig ook ‘moderne priesters’ die je vriend wilden zijn en je op een heel gewiekste manier probeerden te overtuigen om zelf in te treden. Die ‘moderne priesters’ hadden één groot voordeel: ze sloegen je niet.

 

Hoe sterk leefde de burgeroorlog eind jaren zestig nog in kleine gemeenschappen zoals Mágina?

Molina: De oorlog was nog zeer alive and kicking. Het grote verschil tussen de Spaanse en de Amerikaanse burgeroorlogen, is dat in de VS na de oorlog een soort van verzoening plaatsvond terwijl in Spanje de fascisten tot aan de dood van de dictator wraak bleven nemen. In Amerika schudden de strijdende partijen elkaar de hand en werd er een nieuwe start genomen. In Spanje niet: na de oorlog bleven de fascisten zich als overwinnaars gedragen. De Britse historicus Paul Preston schreef daar het fascinerend boek The Politics of Revenge over. De franquisten planden hun regime als één grote wraakoefening op de verslagenen.

Onlangs zag ik in een documentaire een speech die Franco in 1966 gaf. Ik kreeg het koud toen ik de generalísimo hoorde zeggen: “Wij hebben de macht niet verkregen via de hypocrisie van verkiezingen, maar door de punten van onze bajonetten.” De westerse staten met democratisch verkozen regeringen legden hem geen strobreed in de weg. Iedereen wou vriendjes met Franco zijn en de toeristen bleven toestromen. Dankzij dat bloeiende toerisme kwam Spanje in de jaren zestig natuurlijk wel economisch tot ontwikkeling. In die tijd emigreerden ook veel Spanjaarden uit de arme gebieden van Andalusië naar België, Nederland en Duitsland. Zij stuurden geld naar hun families en droegen zo ook bij tot de economische welvaart. In 1957 kwam president Eisenhower officieel op bezoek en hij omhelsde Franco in het openbaar. Buitenlanders vragen me soms: “Hoe komt het dat de Spanjaarden zo lang een dictator hebben getolereerd?” Wij tolereerden Franco helemaal niet. Hij werd in het zadel gehouden door al die democratische staten die hem als een bondgenoot en vriend beschouwden.

 

Is de verzoening er na de dood van Franco gekomen?

Molina: Er is vooral veel tijd verloren. Vijf jaar geleden werd op het publieke forum volop gediscussieerd over het Francoregime. Iedereen was er op een obsessieve manier mee bezig waardoor we de echte problemen niet meer zagen. Vandaag bedraagt de werkloosheid officieel 25%; de jeugdwerkloosheid piekt boven 50%. Jonge mensen overleven dankzij het pensioen van hun ouders of grootouders. Jarenlang hebben we in een economische luchtspiegeling geleefd. In 2006 werden er in Spanje 800.000 huizen gebouwd en de toenmalige regering was supertrots op die waanzinnige groei. “Wij groeien sneller dan elk ander EU-land”, snoefde ze. “Binnen drie jaar halen we Duitsland in.” Het is onvoorstelbaar dat niemand toen aanvoelde dat die zeepbel ooit zou barsten. Dat kwam omdat op hetzelfde moment onze politici, intellectuelen en commentatoren in een andere bubbel zaten: die van de burgeroorlog, met discussies over wie 75 jaar geleden verantwoordelijk was voor wat. Links beschuldigde rechts ervan dat ze de erfgenamen waren van de fascisten die de burgeroorlog gewonnen hadden, wat helemaal niet zo is. Het echte probleem met de Spaanse rechterzijde is dat ze van doorsnee Europese conservatieve partij geëvolueerd is tot een kopie van de Amerikaanse Republikeinen. De hedendaagse Spaanse rechtse politici zijn gaan franquisten in vermomming, maar klonen van de Amerikaanse conservatieven. Ze willen de welvaartstaat ontmantelen en alles privatiseren, inclusief gezondheidszorg en onderwijs. De regering is daar nu mee van start gegaan en sluit onder andere ziekenhuizen, met als alibi dat ze door de crisis geen andere keuze heeft. Wat een leugen is, want in Spanje wordt ontzettend veel geld nodeloos over de balk gesmeten. Waarom schaffen ze de overbodige regionale tv-stations niet af? Die kosten veel meer dan de ziekenhuizen. Waarom snijden ze niet in de jobs van de regionale volksvertegenwoordigers in plaats van in die van de leraars?

De voorbije jaren waren we gewoon aan het slaapwandelen. Als schrijver heb ik dezelfde fout gemaakt door dit boek te schrijven en De nacht der tijden, waarin de burgeroorlog een prominente rol speelde. Nu wandel ik ’s ochtends door Amsterdam en pieker ik: “Waar zaten mijn gedachten? Waarom was ik niet in staat aandacht te schenken aan wat er werkelijk in de samenleving gebeurde? Hoe komt het dat ik zo afgeleid was?” Ik troost me met de gedachte dat we misschien allemaal wel met onze ogen half open, half slapend, door het leven wandelen.

 

Antonio Muñoz Molina, Maanstorm, De Geus (originele titel: El viento de la luna), 304 blz., 21,50 euro

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten