The Whistleblower
Na de oorlog in ex-Joegoslavië vertrok mensenrechtenrapporteur Kathryn Bolkovac in opdracht van de VN naar de Bosnische hoofdstad Sarajevo. Snel ontdekte ze dat sommige internationale VN-militairen en -diplomaten nauwe banden met de lokale maffia onderhielden. “Ze waren blij met de hoertjes die speciaal voor hen geleverd werden.”
Op de avond van 9 oktober 2000 stuurde Kathryn Bolkovac van op haar kantoor in de Bosnische hoofdstad Sarajevo een mail naar haar bazen en collega’s. Anderhalf jaar eerder was ze in dienst getreden bij de Amerikaans/Britse beveiligingsfirma DynCorp als mensenrechtenrapporteur voor de Verenigde Naties. In haar mail, die ook gericht was aan Jacques Paul Klein, haar opperbaas en de speciale VN-gezant van de toenmalige secretaris-generaal Kofi Annan, legde ze uit wat ze in haar nog prille carrière in Bosnië ontdekt had. Kathryn Bolkovac: “Ik begon met beschrijven hoe jonge vrouwen uit Oost-Europese landen reageerden op een onschuldig ogende advertentie waarin hun een betrekking aangeboden werd als serveerster of kinderoppas. Hoe ze vervolgens geboeid en geblinddoekt naar Bosnië gesmokkeld werden, hoe hun paspoorten afgenomen werden en ze te horen kregen dat ze die konden terugkrijgen als ze de duizenden dollars aan reis- en verblijfkosten terugbetaalden die voor hen gemaakt waren. Dat geld konden ze alleen terugverdienen door zich in de talloze bars te prostitueren aan de rijke buitenlanders die voor de VN en andere internationale organisaties werkten. Vrouwen die weigerden, werden geslagen of uitgehongerd. Vrouwen die naar de politie stapten, werden gearresteerd voor prostitutie en illegale migratie.”
Met haar mail wou Bolkovac haar bazen en collega’s er bewust van maken dat ze medeschuldig waren door van de seksuele diensten van slachtoffers van mensenhandel gebruik te maken. “Toen ik op ‘verzenden’ klikte, voelde ik me opgelucht. Ik geloofde echt dat mijn van overvloedig feitenmateriaal voorziene mail eindelijk hun ogen zou openen.”
Het draaide enigszins anders uit: Kathryn Bolkovac werd door de VN en DynCorp onmiddellijk op non-actief geplaatst en twee maanden later op staande voet ontslagen. “Mijn bazen bedreigden me en ik zocht hulp bij de Amerikaanse ambassade, maar ambassadeur Tom Miller gaf niet thuis. Pas onlangs heeft hij zich daar uitvoerig voor verontschuldigd.”
Een paar loyale collega’s hielpen haar wegvluchten uit Bosnië. Over haar ervaringen als klokkenluider over vrouwenhandel en machtsmisbruik bij de Bosnische VN-missie schreef ze The Whistleblower dat ondertussen verfilmd werd met Rachel Weisz in de rol van Kathryn Bolkovac.
Pedofiel in Bosnië
Kathryn Bolkovac werkte tien jaar lang als agent bij de politie van Lincoln, de hoofdstad van de Amerikaanse staat Nebraska. “In april 1999 las ik een vacature van DynCorp, een private military contractor die vooral voor de regering van de Verenigde Staten werkt. Ze zochten politieagenten die in het kader van de Daytonakkoorden de plaatselijke politie in het naoorlogse Bosnië zouden helpen opleiden. Mijn grootouders langs vaderszijde hadden Kroatische roots. In 1942 zijn ze met de boot naar de Verenigde Staten geëmigreerd. Mijn opa was zestien, liet zijn verleden achter zich en bouwde een echte Amerikaanse familie uit. Hij vertelde niet graag over Kroatië, wat hij ‘het oude land’ noemde. Hij was een fervente anticommunist en wou niets met het regime van Tito te maken hebben, ook al was zijn hele familie er achtergebleven. Toen de oorlog in ex-Joegoslavië begin jaren negentig losbarste, wist ik dat ik er ooit terecht zou komen. Op een of andere manier wilde ik terug naar het geboorteland van mijn grootouders.”
De vacature van DynCorp klonk als muziek in Bolkovac’ oren. “Daarenboven zou ik een jaarloon krijgen van 85.000 dollar, belastingvrij. DynCorp betaalde een deel, de VN het andere. Dat geld kon ik als alleenstaande moeder met drie opgroeiende kinderen goed gebruiken. Ik was ook erg geïnteresseerd in internationaal politiewerk en ik zag het als een unieke kans om ingewijd te worden in de op het eerste gezicht boeiende wereld van vredeshandhaving onder VN-vleugels. Maar tijdens het solliciteren kreeg ik al het gevoel dat de mensen van DynCorp de lat voor hun nieuwe medewerkers bijzonder laag legden. Ik vertrok vanuit de veronderstelling dat ik als politieagent in Bosnië het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken zou vertegenwoordigen. In tegenstelling tot de meeste andere landen, heeft Amerika geen nationale politiemacht; voor buitenlandse opdrachten doen ze altijd beroep op private bedrijven. Ik had verwacht dat de rekrutering streng zou zijn met moeilijke vragenlijsten en diepgravende gesprekken, maar dat viel lelijk tegen: ik moest een paar documenten invullen en wat referenties van mijn politiebazen erbij stoppen en werd aangeworven. Vóór ik naar Bosnië vertrok, stuurden ze me een week op cursus naar Fort Worth in Dallas. Ik zag meteen dat het merendeel van mijn nieuwe collega’s helemaal niet aan de hoge standaarden beantwoordde die voor dat soort van missie noodzakelijk zijn. Ik had gehoopt dat we op zijn minst een gedegen opleiding zouden krijgen in internationale wetgeving en in de vredesakkoorden van Dayton, maar DynCorp vond dat blijkbaar tijdverlies. Onze instructieweek bestond uit een paar idiote behendigheidstests. Op de laatste avond maakte ik kennis met Jim, een oudere man met een bierbuik. Hij was al verschillende keren met DynCorp op missie in Bosnië geweest. We zaten rond het zwembad, hij nam een biertje en zei op een bepaald moment: ‘Ik weet waar je in Bosnië lekkere twaalf- tot vijftienjarigen kunt krijgen.’ Op dat moment had ik geen flauw idee waar hij het over had. Pas veel later, toen ik al een tijd in Sarajevo aan de slag was, drong het tot me door dat Jim een pedofiel was die met de zegen van DynCorp en de VN in Bosnië de tijd van zijn leven beleefde.”
Hoerenbuurt Bosnië
In juni 1999 kwam Kathryn Bolkovac in de kapotgeschoten Bosnische hoofdstad Sarajevo aan. “Ik was zwaar onder de indruk. Ik zag gebombardeerde gebouwen, bedelende kinderen en mannen en vrouwen die op krukken door de straten dwaalden. Alle nieuwe DynCorprekruten werden samengebracht in een troosteloos VN-gebouw, de Titobarakken. De verschillende VN-bonzen kwamen daar hun nieuwe personeel ophalen. Ze selecteerden ons niet op wat we wisten of wat onze achtergrond was, maar op hoe we eruit zagen. Het leek als de eerste week op de universiteit, waar de jongens de meisjes besnuffelen en proberen er achter te komen met wie ze willen daten. Niet je kennis of ervaring telde, maar je looks. Ik werd geselecteerd door Harry, de bureaucommandant van het voorstadje Ilidza. De enige reden waarom hij mij bij zijn team wou, was dat ik net als hij van Nebraska kwam. Hij vertrouwde me toe dat zijn bureau de beste feestjes van de hele missie organiseerde. Ik ging aan de slag als burgerpolitiewaarnemer en mensenrechtenrapporteur, maar van in het begin werd me duidelijk gemaakt dat ik niet verondersteld werd ook maar een poot uit te steken. ‘Strijk je geld op, verken van hieruit Europa en geniet van je vrijheid. Dan zal je gelukkig zijn.’
“Bosnië leek op één immense hoerenbuurt, met seksclubs, bordelen en striptenten. Overal stonden grote neonreclames te flikkeren, zowel in de bergen, als op het platteland. De maffia had er werkelijk alles in handen: je vond er winkels vol namaakcd’s en illegale sigaretten met daarnaast clubs vol meisjes in alle vormen en maten. Vrouwen die uit Oost-Europese landen door vrouwensmokkelaars naar Bosnië gebracht waren om zich voor de diplomaten, peacekeepers, de VN-medewerkers en NGO’ers te prostitueren. Ik ontdekte snel dat dit alles met medeweten van sommige bonzen van de VN en DynCorp, en vaak ook met hun hulp gebeurde. De Oekraïense maffia had zijn tentakels tot diep binnen de VN: de Oekraïense VN-generaal zat tot over zijn oren in de georganiseerde misdaad. Bijna alle buitenlanders maakten gebruik van de diensten van de meisjes. Ze waren blij met de hoertjes die speciaal voor hen geleverd werden. Sommigen hielpen met paspoorten te vervalsen of met het smokkelen van vrouwen, nog anderen kochten een vrouw in een bar en namen haar mee naar huis. Veel mensen waren hier in betrokken en niemand reageerde. De meeste internationale medewerkers waren alleen geïnteresseerd in het innen van hun salaris.”
Bolkovac ging wel actief op zoek naar de verwevenheid tussen de plaatselijke maffia en VN-medewerkers. “Als mensenrechtenonderzoeker had ik de autoriteit om samen met de lokale politie rapportages van mensenrechtenschendingen tot op het bot uit te zoeken. Het was niet zo moeilijk om diep te spitten, want de akkoorden van Dayton gaven ons een flinke stok achter de deur. Hoe harder ik aan de boom schudde, hoe meer tegenstand ik ondervond. Mijn eerste grote zaak ging over een smokkelaar van sigaretten die goeie zaakjes deed met het hoofd van de politie van Hadzici. Jaren later zou blijken dat mijn onderzoek toen slechts het topje van de ijsberg was, want samen met de politiechef bleken nog 26 andere politiemensen erbij betrokken. Ik werd snel door mijn bureaucommandant Harry van die zaak gehaald; hij was bang van de maffia en vond dat ik dat potje beter gedekt liet. Later kreeg ik wel steun van Madeleine Rees, de baas van het VN-mensenrechtencommissariaat in Bosnië. In het begin had ik een vrij goede relatie met mijn DynCorpcollega’s, tot ik de vinger wees naar een paar rotte appels onder hen en hen met naam en toenaam in mijn verslagen noemde. Daarna werd ik voortdurend geïntimideerd. Mijn vrienden waarschuwden me dat ik voorzichtig moest zijn. Anderen zeiden met veel aplomb: ‘Pas maar op. Hier gebeuren voortdurend ongelukken.’ In het begin schoot ik in de lach, maar na verloop van tijd begonnen die dreigementen te wegen. Ik wist niet wie ik wel of niet kon vertrouwen. Ik klopte aan bij interne zaken en bij VN-opperbaas Jacques Paul Klein; ik kreeg nergens gehoor. Alleen Madeleine Rees luisterde, maar ook zij kreeg overal nul op het rekest. Dus schreef ik in oktober 2000 die beruchte mail.
“Ik was de klokkenluider en werd daarom ook ontslagen door DynCorp, nadat zij overlegd hadden met de VN en met het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. Ze dachten dat daarmee ‘het probleem’ opgelost was en speculeerden erop dat ik niet de moed zou hebben om met de pers te praten. Jacques Paul Klein vond het maar niks dat een vrouw, ‘een meisje’, zich moeide. Klein is nooit door Kofi Annan, noch door de latere secretaris-generaal Ban Ki-moon op het matje geroepen. Daarom kan ik tot op de dag van vandaag geen greintje respect opbrengen voor de VN.”
© Jan Stevens
Kathryn Bolkovac, Klokkenluider in Bosnië, Uitgeverij Kok, Utrecht.