Ten oorlog

paulbuchheit

In American Wars, illusions and realities probeert Paul Buchheit te achterhalen waarom Amerika zo vaak en zo graag ten strijde trekt. Het boek levert hem en zijn medestanders vanuit conservatieve en neoconservatieve hoek bittere verwijten van anti-Amerikanisme op.

 

Sinds de publicatie van American Wars, illusion and realities puilt de mailbox van Paul Buchheit, professor economie aan de universiteit van Chicago, uit van de hatemail. “Sommige landgenoten beschuldigen me ervan anti-Amerikaans te zijn, maar dat ben ik zeker niet. De definitie van een échte patriot is volgens grote Amerikanen zoals Martin Luther King en Henri David Thoreau niet iemand die jubelt: ‘Onze leiders hebben altijd gelijk!’ Nee, een echte patriot vraagt zich in de eerste plaats af: ‘Hoe kan ik ervoor zorgen dat het bestuur van mijn land beter wordt, en dat de burgers hogere standaarden nastreven?’ Met American Wars probeer ik daar samen met andere academici, journalisten en schrijvers een bijdrage aan te leveren.”

 

U onderzoekt hoe politici de oude Amerikaanse waarden misbruiken om oorlogen te rechtvaardigen. Met die waarden zelf is er niets mis?

PAUL BUCHHEIT: Wat is er verkeerd met waarden als eer, eerlijkheid, zelfbewustzijn, mededogen, altruïsme en realisme? Het zijn de waarden waarop dit land gebouwd is, die het groot gemaakt hebben en die Amerikanen terecht zeer hoog inschatten. Het probleem is dat onze regeringen ze misbruiken om andere landen met geweld binnen te vallen, en dat nogal wat landgenoten zich een rad voor ogen laten draaien. Veel Amerikanen zijn ofwel bijzonder slecht geïnformeerd, ofwel ontzettend naïef. Ze zijn rotsvast overtuigd van stellingen als: “Onze regering vertelt ons de waarheid, we voeren oorlog voor respectabele redenen, we tonen mededogen met de landen waar we binnenvallen…” Ik wil mijn brave medeburgers met hun neus op de feiten drukken, en hen laten zien waarom de VS werkelijk ten strijde trekken.

 

Het lijstje in uw boek van de gewelddadige conflicten waarin de Verenigde Staten sinds hun ontstaan betrokken zijn, oogt bijzonder indrukwekkend. Het lijkt wel alsof het Amerikaanse volk buitengewoon bloeddorstig is?

BUCHHEIT: Sinds de eedaflegging van onze eerste president George Washington in 1789 zijn er in totaal amper twintig jaar geweest waarin ‘onze jongens’ niet ergens ter wereld vochten, of stokebrand speelden. Er waren de uitgesproken oorlogen zoals de Amerikaans-Mexicaanse oorlog, de Burgeroorlog, de Spaans-Amerikaanse oorlog, Wereldoorlog 1 en 2, de Koreaanse oorlog, de oorlog in Vietnam, de Golfoorlog en de meest recente oorlog in Irak. Maar daarnaast hebben Amerikaanse soldaten of agenten van de CIA ook meer dan 130 keer ergens ter wereld getracht om ‘vijandelijke’ regimes omver te werpen. De meeste van die interventies dateren van na de Tweede Wereldoorlog en gebeurden vaak clandestien. Een frappant voorbeeld is de afzetting van de in 1951 democratisch verkozen Guatemalteekse president Jacobo Arbenz Guzmán. Hij probeerde een landhervorming ten voordele van de Maya-indianen door te voeren, maar dat was buiten de machtige conservatieve lobby in de VS gerekend. Op het einde van 1953 plande de CIA een bloedige coup. Ze trainden een leger in Nicaragua, en een jaar later werd Guzmán afgezet en vervangen door een militaire junta. De veertig jaar durende burgeroorlog die daarop volgde, koste het leven aan 200.000 Guatemalteken – voornamelijk Maya’s. Een officiële Guatemalaanse onderzoekscommissie concludeerde in 1999 dat Amerikaanse militairen en CIA-agenten rechtstreeks verantwoordelijk waren voor een van de grootste etnische zuiveringen uit de recente Zuid-Amerikaanse geschiedenis. Datzelfde jaar erkende president Clinton de verpletterende verantwoordelijkheid van de VS, en bood hij formeel zijn verontschuldigingen aan.

Het zijn nooit de Amerikaanse burgers zelf die de wapens opnemen, maar het zijn de regeringen die hen telkens opnieuw warm maken om ten strijde te trekken. In de nadagen van de Koude Oorlog waren het vooral de neoconservatieven die een belangrijke rol speelden in de escalatie van onze militaire interventies. Neoconservatieve voormannen zoals de huidige vicepresident Cheney, Donald Rumsfeld, Paul Wolfowitz en Richard Perle vonden dat de Amerikaanse regering de vrede moest bewaren door haar macht te etaleren. Het is een kleine groep, maar ze heeft enorm veel macht. President Bush zei letterlijk toen hij Irak binnenviel: “We trekken ten oorlog om de vrede te creëren.”

Onze economie draait voor een groot stuk op de militaire industrie. De VS zijn verantwoordelijk voor meer dan de helft van de militaire uitgaven wereldwijd. Het defensiebudget voor 2008 bedraagt ruim 625 miljard dollar – een absoluut record sinds de Tweede Wereldoorlog. De oorlogen in Irak en Afghanistan hebben tot hiertoe 811 miljard dollar gekost – veel meer dan het totale kostenplaatje van de 549 miljard dollar voor de oorlog in Vietnam. Wapens zijn trouwens een belangrijk exportproduct. Volgens cijfers van het Congres staat de VS voor wapenverkoop onbetwist op nummer een. De helft van de wapens die ontwikkelingslanden in 2005 aankochten, kwamen allemaal van bij ons. Onze grootste afnemers zijn landen met een bedenkelijke mensenrechtenreputatie zoals Saoedi-Arabië, Egypte, Oezbekistan. We maken er ook geen probleem van om wapens te leveren aan landen die in een oorlog verwikkeld zijn, of aan landen die elkaars bloed wel kunnen drinken. Zo bewapenden of bewapenen we tegelijkertijd India en Pakistan, Iran en Irak, Griekenland en Turkije, Israël en de rest van het Midden-Oosten.

 

Oorlog is zwendel

Amerikaanse regeringen geven vaak als reden voor gewapende conflicten op dat ze strijden tegen dictaturen en de democratie willen verspreiden. Is dat geen nobel streven?

BUCHHEIT: Er wordt vaak gezegd dat een democratie de beste garantie is op vrede. En het is waar dat over het algemeen democratieën niet de neiging hebben om de wapens tegen elkaar op te nemen. Het hangt ervan af hoe stabiel ze zijn. In een recente, lijvige studie tonen de politicologen Jack Snyder en Edward Mansfield aan dat prille democratieën de afgelopen 200 jaar veel sneller ten oorlog getrokken zijn dan democratieën met een lange staat van dienst, of dan autocratieën. Een van de drogredenen waarom Bush met de oorlog in Irak begon, was dat hij de democratie wou exporteren. Dat is naderhand een illusie gebleken, want het land bevindt zich nu in een soort van permanente gewelddadige chaos en anarchie. Saddam was ongetwijfeld een wrede tiran, die opposanten letterlijk monddood maakte. Dictators zoals Hoessein moeten aangepakt worden door de Verenigde Naties. Natuurlijk moest Saddam zwaar onder druk gezet worden, maar de voorwendsels om de oorlog te beginnen, waren gebaseerd op leugens. De democratie beschermen is een dankbare dekmantel die ook al door de presidenten voor Bush gebruikt werd – denk maar aan alle interventies die er geweest zijn om het ‘communistische gevaar’ te stoppen. Het klinkt cynisch, maar Amerikaanse presidenten gebruiken oorlog en wapengekletter bij voorkeur als middel om patriottische gevoelens bij het volk op te wekken, om zo hun eigen populariteit op te krikken. Na de invasie in deVarkensbaai steeg Kennedy’s populariteitsgraad tot 83%. Reagan scoorde dan weer met zijn invasie in Grenada. Desert Storm leverde vader Bush 89% op. En toen zoon Bush in maart 2003 Irak de oorlog verklaarde, schoot zijn populariteitsgraad in één ruk van 53% naar 68%.

Een nog veel cynischer argument om gezwind ten strijde te trekken, is natuurlijk dat oorlog big business is. Generaal-majoor Smedley Butler, veteraan uit de eerste wereldoorlog en onze meest gedecoreerde marinier ooit, beschreef als een van de eersten hoe oorlog voor sommigen een winstgevende bezigheid is. In zijn boek War is a Racket (Oorlog is zwendel) stelt hij dat minstens 21.000 Amerikaanse ondernemers fortuinen verdiend hebben aan Wereldoorlog 1. Butler wond zich daar ongemeen hard over op. “Hoeveel van die oorlogsmiljonairs zijn gewond geraakt of gesneuveld?”, schreef hij retorisch.

Onderzoekers van het Instituut voor Politieke Studies uit Washington namen onlangs 34 Amerikaanse grote bedrijven uit de defensie-industrie onder de loep. Ze becijferden hoeveel hun ceo’s sinds de start van onze War on Terror extra verdiend hebben. In 2005 bleken hun lonen het dubbele te bedragen dan vlak voor 9/11 – het gemiddelde ceo-salaris steeg in 4 jaar tijd van 3,6 miljoen dollar naar 7,2 miljoen.

 

Degenen die geld aan oorlog verdienen, hebben rechtstreekse lijnen met de politici die het vuur aan de lont steken?

BUCHHEIT: Zeker. Bij de recente oorlog in Irak is dat heel frappant: bij de start van de oorlog hadden minstens negen leden van de Defense Policy Board, het orgaan dat het ministerie van Defensie advies verleend over kwesties van oorlog en vrede, belangen in bedrijven met defensiecontracten ter waarde van 76 miljard dollar. De toenmalige voorzitter van de Board Richard Perle, uitgesproken propagandist van een inval in Irak en consultant voor een aantal Pentagonleveranciers, werd omwille van die belangenvermenging tot ontslag gedwongen.

En dan is er onze vicepresident Dick Cheney. Tot 2000 was hij ceo van Halliburton, een gigantische onderneming met hoofdzetel in Houston, gespecialiseerd in olie- en gaswinning. Cheney heeft nog steeds financiële belangen in het bedrijf. Halliburton haalde quasi zonder enige vorm van aanbesteding probleemloos 52% van de Pentagoncontracten voor diensten aan het leger in Irak binnen. In 2006 haalde het bedrijf een omzet van 22,5 miljard dollar – drie keer zoveel als in 2004. In 2006 sneuvelden er ook drie keer zoveel Amerikaanse soldaten als in 2004.

 

Oom William

U beschuldigt de familie Bush ervan dat ze bakken geld verdient heeft, en nog steeds verdient, aan de oorlog in Irak?

BUCHHEIT: Dat is geen beschuldiging, maar de naakte waarheid. Neil Bush, een jonger broertje van George W., stond in de eerste jaren van de oorlog als consultant op de paylist van New Bridges Strategies, een firma die zakendeals bemiddelde in Irak, en die drie weken voor de inval opgericht werd door Joe Allbaugh, de campagneleider van Bush tijdens de verkiezingen van 2000. Neil Bush werd daar Allbaugh betaald om beveiligingsbedrijven aan vette contracten in Irak te helpen. Neil trad daarmee op bescheiden wijze in de voetsporen van zijn vader George H.W. Na 9/11 heeft Bush senior de investeringsgroep Carlyle miljarden helpen verdienen aan de War on Terror. Bush werkte van begin 1993 tot eind 2003 voor Carlyle, een investeerder die vooral bekend is als opkoper van kwakkelende defensiebedrijven. Met de hulp van figuren als vader Bush, rijfde Carlyle grote defensiecontracten binnen, waarna de investeerder zijn fors aangevette aankopen met veel winst kon doorverkopen. In 2002 haalde Carlyle dankzij vader Bush 677 miljoen dollar aan regeringscontracten binnen. Na de inval in Irak hielp papa Bush Carlyle aan 2,1 miljard regeringscontracten. Eind 2003 zwol de kritiek op Bush senior aan. Hij nam ontslag bij Carlyle. Maar een tijd geleden publiceerde de Washington Post een artikel waaruit blijkt dat pa Bush nog steeds een belangrijke aandeelhouder is, en dat Carlyle hem 500.000 dollar per keer betaalt om wervende speeches bij mogelijke zakelijke contacten te geven.

De andere broers van George junior, Marvin en Jeb, hebben vergaande financiële belangen bij militaire bedrijven. Maar de meest schaamteloze profiteur van de oorlog is ongetwijfeld George W.’s oom, William ‘Bucky’ Bush. Hij zit in de raad van bestuur van een grote militaire contractor, Engineered Support Systems (ESS). Een half jaar voor de oorlog in Irak werd ESS door de beleggingsadviseurs van CNN/Money Magazine getipt als een defensiebedrijf dat interessante deals zou kunnen overhouden aan een mogelijk conflict in Irak. Oom William krijgt maandelijks een vergoeding als bestuurder en is ook nog eens aandeelhouder. Vlak voor de oorlog in januari 2003 bezat hij 33.750 aandelen. Een jaar later, in januari 2004, had hij zijn lucratieve aandelenpakketje uitgebreid tot 56.251. Het staat als een paal boven water dat oom William heel die periode een directe lijn had met neefje George in het Witte Huis. Op 25 maart 2003 vroeg president Bush geld aan het Congres, “om militaire operaties in Irak te financieren.” Amper een dag later kondigde ESS aan dat het een bijzonder grote order van het leger op zak had. Oom William is door de oorlog een zeer rijk man geworden. In januari 2005 heeft hij meer dan 450.000 dollar verdient door de verkoop van een aantal ESS-aandelen. Daarnaast heeft hij nog eens 2,7 miljoen dollar verdiend na de overname van ESS door een andere grote militaire contractor.

 

Hoe komt het dat er relatief weinig aandacht is bij de Amerikaanse publieke opinie voor de oorlog in Irak?

BUCHHEIT: Dat is een bijzonder merkwaardig fenomeen. Met het internet en de moderne media, zou je kunnen veronderstellen dat de bevolking beter geïnformeerd is dan ooit. En toch spreken slechts weinig Amerikanen zich uit tegen de totaal uit de hand gelopen oorlog. Bizar.

De inval in Afghanistan na 9/11 is tot op zekere hoogte te rechtvaardigen, omdat er duidelijke aanwijzingen over trainingskampen voor terroristen waren. Maar de Amerikaanse burgers krijgen op hun tv nooit het ware gelaat van de oorlog te zien. Vooral gewone mensen worden het slachtoffer. Dat is ook zo in Afghanistan. We hebben er veel huizen en levens van brave burgers vernietigd. Als we eerlijk zijn, moeten we toegeven dat onze militaire acties zelfs daar nooit het juiste effect opgeleverd hebben.

Teveel jonge Amerikanen hebben geen interesse in de waarheid, en weten niets over belangrijke onderwerpen zoals oorlog of armoede. Het is niet zo dat de pers gemuilkorfd wordt, of dat kritische stemmen het zwijgen worden opgelegd. Er zijn een paar uitgesproken critici in dit land, denk maar aan Cindy Sheehan, de moeder van de gesneuvelde soldaat die maanden op het landgoed van George Bush kampeerde om hem met zijn daden te confronteren. Sommigen zijn echt niet bang om lijnrecht tegen Bush en Cheney in te gaan. Het is alleen jammer dat bijna niemand hen wil horen.

 

American Wars: Illusions and Realities. Onder redactie van Paul Buchheit. Clarity Press, Atlanta. 14,95 dollar.

© jan@janstevens.be

Vergelijkbare berichten