‘Social distancing is de Japanse levensstijl’
Voormalig VRT-journalist Paul Muys is in de ban van Japan. Heimwee naar de VRT heeft hij dan weer niet. “Ik stoor me mateloos aan het populisme van Het Journaal.”
In de jaren tachtig van vorige eeuw was Paul Muys reportagemaker en ankerman bij het VRT-actualiteitenprogramma Panorama, voorloper van het huidige Pano. In 1995 ruilde hij de journalistiek in voor het woordvoerderschap bij een chemiebedrijf. Hij is gefascineerd door Azië en schreef jaren geleden al een boek over China. In Geen zee te hoog richt hij de focus op Japan. Hij schreef het omdat hij naar eigen zeggen moest vaststellen dat er in het Nederlandse taalgebied weinig achtergrondliteratuur over Japan voorhanden is. “Er zijn wel veel reisgidsen en boeken over ikebana, bloemschikken, of sumoworstelen. Maar een boek dat de Japanse samenleving probeert te doorgronden, was er niet.”
De coronacrisis zorgt op redacties voor hoogspanning, maar doet de handen van ex-journalist Paul Muys niet jeuken. “Ik heb geen heimwee”, zegt hij. “Eerlijk gezegd zou ik niet meer bij de VRT willen werken. Ik stoor me mateloos aan het populisme. In Het Journaal word ik als kijker aangesproken als een klein kind. Ik hoor dan: ‘De Franse hoofdstad Parijs’, alsof ik dat niet weet. Nieuwsankers tonen met hun gelaatsexpressie wat de kijkers over iets moéten vinden. Die verontwaardiging die ik soms in het gezicht van onze ankermannen en -vrouwen zie… Hoe erg iets is, zullen wij zelf wel uitmaken.”
Door hun mimiek vermengen de VRT-nieuwsankers verslaggeving met opiniëring?
“Dat is uw interpretatie, maar daar komt het inderdaad op neer. Dit ligt natuurlijk heel gevoelig, omdat sommige ankers zich daar wellicht niet van bewust zijn.”
Was dat een van de redenen waarom u bij de VRT wegging?
“Ik kreeg een mooi aanbod om woordvoerder te worden bij een chemie- en farmabedrijf en na twintig jaar bij de openbare omroep had ik het gezien. De kijkcijferterreur heerste toen ook al; daar knapte ik op af.”
Waar komt uw fascinatie voor Japan vandaan?
“Japan intrigeert me al heel lang. Vóór mijn eerste bezoek aan het land was ik verschillende keren in China. Hun grootste economische rivaal is precies Japan. Voor een westerse buitenstaander zijn er zowel in China als Japan behoorlijk wat onbegrijpelijke zaken. Ik beweer niet dat ik Japan helemaal snap, maar ik probeer in mijn boek wel om vaststaande opinies te verbeteren of aan te vullen. Ik spreek geen Japans en natuurlijk is dat een handicap. Alleen duurt het een jaar of zeven om die taal onder de knie te krijgen; daar ben ik iets te oud voor geworden.”
Is het uitstel van de Olympische Spelen door de coronacrisis een zware klap voor Japan?
“Het is geen nationaal trauma, maar wel een zware organisatorische dreun die hen flink wat geld zal kosten. Het coronavirus zelf lijkt er minder hard dan bij ons te hebben toegeslagen. Dat komt ook omdat social distancing nu eenmaal hun levensstijl is. Ze kussen niet en hebben nauwelijks fysiek contact.”
Het huidige Japan is een samenleving van grijsaards.
“Net zoals de onze, of zoals Duitsland en Italië. Alleen valt het bij ons minder op door de immigratie: veel werkende mensen zijn hier van buitenlandse origine.”
Japan kende geen immigratie?
“Elke Japanse politicus die het woord ‘migratie’ nog maar durft uitspreken, kan bij wijze van spreken een kruis over zijn carrière maken. Natuurlijk werken er buitenlanders in Japan, maar die worden ‘stagiaires’ genoemd. Ze komen uit armere landen als Sri Lanka en Bangladesh en hebben tijdelijke contracten van maximum een paar jaar. Officieel om ‘een stiel te leren’.
“De angst voor immigratie is eerder bezorgdheid over de gaafheid van de eigen cultuur. Dat komt omdat Japan 200 jaar lang in totaal isolement leefde. De Hollanders waren de enigen die van 1641 tot 1859 een beperkte toegang tot het eiland hadden. Carlos Ghosn, de zwaar in opspraak gekomen Braziliaanse ex-voorzitter van autoconstructeur Nissan, introduceerde onder veel dwang Engels als voertaal op het hoofdkwartier van Nissan. Dat zat de Japanners zéér hoog. Ik zeg niet dat ze hem daarom ontslagen en vernederd hebben, maar zijn Japanse entourage zou helemaal niets ondernomen hebben om hem te verdedigen.”
In de 19e eeuw opende Yukichi Fukuzawa, een schrijver en journalist, het venster van Japan naar de rest van de wereld. Wat voor iemand was hij?
“Een prachtige figuur. Fukuzawa haalde zijn landgenoten uit het isolationisme. Hij stamde uit een verarmde familie en was boos omdat hij daarom niet verder mocht studeren. Scholen weigerden hem, waarna hij het heft in eigen handen nam en zelf Nederlands begon te leren. Want rond 1850 was Nederland dé poort naar het Westen. Hij leerde zo ook de westerse wetenschap en techniek kennen en reisde als een van de eerste Japanners naar de Verenigde Staten. Nadien trok hij door Europa. In eigen land verspreidde hij het West-Europees cultureel erfgoed. Maar het was niet omdat hij interesse in het Westen had, dat Japan in ruil van datzelfde Westen onvoorwaardelijke hulp aangeboden kreeg.
“De grote wereldmachten van die tijd hadden allemaal kolonies en hun oog viel ook op Japan. Waarna het land een aantal verdragen sloot om zo die dreigende kolonisatie af te wenden. Tezelfdertijd lijfde het zelf kolonies in, want dat was toen nu eenmaal een manier om in de wereld voor vol te worden aanzien. Eerst bezetten de Japanners Korea en Taiwan en later Mantsjoerije.
“Japan was eind 19e eeuw een feodale samenleving, met toch een paar zeer moderne eigenschappen. Er was industrie, een wegennet én onderwijs. Persoonlijke hygiëne en reinheid waren vanzelfsprekend. In vergelijking met Boston of New York was Tokio een propere stad. Ziektes als cholera of tyfus kwamen in Japan amper voor.”
Japan evolueerde in de eerste helft van de 20e eeuw ook tot een militaristische samenleving.
“Die fascistische stroming die in de jaren twintig en dertig in Japan sterk opgang maakte, was niet zo uniek. Denk maar aan de nazi’s in Duitsland of de fascisten in Italië. Maar ook in Frankrijk, Spanje én bij ons groeide het rechtse extremisme. De druk van de economische crisis in de jaren dertig was tot in Japan voelbaar. De beurscrash van Wall Street maakte ook veel Japanners werkloos. In 1937 viel Japan ook nog China binnen.”
Tijdens WO II gedroegen Japanse militairen zich meedogenloos en wreed?
“Zonder twijfel. Achteraf zijn daar excuses voor aangeboden, maar die klonken niet zo oprecht als het Duitse mea culpa.
“Tijdens WO II hield de Japanse keizer Hirohito de touwtjes stevig in handen. Hij schaarde zich aan de kant van de militairen en draagt dus grote verantwoordelijkheid. Maar de Amerikanen dachten daar na de oorlog anders over. Generaal Douglas MacArthur leidde het bezettingsleger en overtuigde zijn regering ervan om uit strategische en opportunistische overwegingen de Japanse keizer op de troon te laten zitten. Hij was bang dat het totaal verwoeste land zonder Hirohito nog in grotere chaos zou belanden. Er kwam een proces in Tokio tegen 28 Japanse gezagsdragers die van oorlogsmisdaden werden beschuldigd. Hirohito was daar niet bij. De keizer werd wel al zijn macht afgenomen. Toen Hirohito op 15 augustus 1945 de capitulatie aankondigde, hadden de gewone Japanners nog nooit zijn stem gehoord. De keizer was een god en de schok was groot toen hij machteloos werd.
“De eerste jaren na de oorlog waren zeer hard. Zes miljoen Japanners moesten teruggehaald worden uit de vroegere bezette gebieden Taiwan, Korea, Siberië en Mantsjoerije. Die repatriëring verliep vrij goed, maar de terugkeerders vulden het miljoenenleger van werklozen aan.”
Zorgde dat voor een opstoot van antiamerikanisme?
“Nee, integendeel. Veel gewone Japanners waren blij dat de oorlogsellende voorbij was en omarmden de normaliteit. Dat verklaart ook de snelle heropbouw en het naoorlogse Japanse economische mirakel. Met als ‘kroon op het werk’: de organisatie van de Olympische Zomerspelen in 1964.”
De Amerikaanse atoombommen op Hiroshima en Nagasaki in 1945 waren snel ‘vergeten en vergeven’?
“Ze bepaalden alleszins niet de mening van de Japanners over de Amerikanen en zorgden ook niet voor diepe, blijvende haat. De Amerikaanse bezetting werd vlot aanvaard. Intussen zijn er conservatieve groeperingen actief die willen dat Japan opnieuw zijn mannetje staat. De huidige premier Shinzo Abe is lid van Nippon Kaigi (NK), ‘Japanse Conferentie’, een conservatief-nationalistische lobbyorganisatie met 35.000 leden, die ervan droomt om de keizer weer meer macht te geven. Ze doet ook nogal luchtig over het dictatoriale karakter van het vooroorlogse Japan en ijvert voor een autoritaire opvoeding op scholen.
“Shinzo Abe’s grootvader Nobusuke Kishi voerde als onderminister voor Industriële Ontwikkeling met succes de industrialisering van het in 1932 geannexeerde Mantsjoerije alias Mantsjoekwo door. Dat nieuwe wingewest moest het industriële hart van het Japanse keizerrijk worden. Kishi hield de teugels strak in handen en ontwikkelde het gebied met inzet van de dwangarbeid van duizenden Chinezen. Je mag Kishi gerust de Japanse Albert Speer noemen, de minister van Bewapening in nazi-Duitsland die de wapenfabrieken aan de praat hield met gevangenen uit concentratiekampen. Na de capitulatie sloten de Amerikanen Kishi op voor oorlogsmisdaden. Drie jaar later vonden ze het niet langer nodig om hem te vervolgen. Ze beschouwden hem als een nuttige bondgenoot. Kishi werd een van de oprichters van de machtige Liberaal-Democratische Partij, de LDP. In 1957 schopte hij het zelfs tot premier. Stel u voor dat Albert Speer in de jaren vijftig in Duitsland bondskanselier was geworden.”
Premier Abe is goed bevriend met Donald Trump.
“Mijn Japanse gesprekspartners lachen daarmee. Ze noemen Abe het schoothondje van Trump. Terecht, vind ik. Hij was nog maar pas herverkozen, of Trump stond er al. De Amerikaanse president was ook de eerste die vorig jaar werd ontvangen door de nieuwe keizer Naruhito. Japan heeft zogezegd geen eigen leger, een erfenis van WO II, maar het was wel het eerste land dat het Amerikaanse gevechtsvliegtuig F35 kocht, en dan liefst 147 exemplaren. Voor een ‘land zonder leger’ is dat toch sterk.”
Abe’s Liberaal Democratische Partij regeert bijna ononderbroken sinds WO II. Hoe gezond is dat?
“Er werd in Japan altijd samengespannen tussen leidende politici en grote ondernemers. Er was een periode dat het vooral in de wereld van projectontwikkelaars en aannemers van grote bouwwerken de spuigaten uitliep, waarbij ons-kent-ons regeerde. Door strengere regels rond partijfinanciering werd dat min of meer aan banden gelegd. Niet dat het niet meer bestaat, want de bouwsector is in Japan zeer dominant. Beton is er overal, en de natuur betaalt de prijs. Na de tsnumami van 2011 die de kernramp in Fukushima veroorzaakte, is de hele Japanse kustlijn gebetonneerd met anti-tsunamistormweringen. Ook daar werd de betonlobby beter van.”
Japanse werknemers staan bekend voor hun totale inzet voor het bedrijf en hun aan waanzin grenzende perfectie. Waar komt dat vandaan?
“Die drang naar perfectie heeft zeer diepe wortels en vloeit vermoedelijk voort uit dat isolement. Toen de Nederlandse zeevaarders in de 17e eeuw in Japan aankwamen, troffen ze er producten aan van uitstekende kwaliteit. De zwaarden en het papier waren superieur aan wat Europa produceerde. Dat was precies het resultaat van eeuwenoud ambachtelijk meesterschap. Samoeraizwaarden zijn zo scherp dat ze met één houw een krant in twee kunnen klieven.”
Veel westerse bedrijven zien de voordelen van die Japanse attitude om een project allemaal samen tot een zo volmaakt mogelijk einde te brengen?
“Ja, ook zij introduceerden die ‘kaizen-filosofie’, dat streven naar permanente kwaliteitsverbetering. In de jaren tachtig bezocht ik als journalist een fabriek van Nissan in Engeland. Ik maakte toen voor het eerst kennis met kaizen. Die filosofie gaat niet alleen over perfectie nastreven, maar ook over het overbodig maken van zinloos hard werk, het vermijden van verspilling en het zo menselijk mogelijk inrichten van een werkomgeving. In die Nissan-fabriek merkte ik dat de bazen er op een andere manier omgingen met hun personeel. Ze leken er meer in groep te werken en wisselden taken af. Ze voelden zich samen verantwoordelijk voor de auto’s die ze bouwden. Kaizen is intussen wijdverspreid; toen leek dat nog iets uniek.”
Zorgt die totale overgave aan het werk niet voor burn-out?
“De term ‘burn-out’ kennen Japanners niet, maar dat wil niet zeggen dat het massale overwerken niet voor gezondheidsproblemen zorgt. Veel Japanners lijden onder stress, krijgen hartziekten en werken zich bijna letterlijk dood. Dat heet karoshi, dood door overwerk. Nogal wat jonge mensen stappen uit de ratrace. Ze sluiten zich op in hun kamer en vluchten weg in gamen. Dat zijn de zogenaamde hikikimori, en ze zouden inmiddels met 600.000 zijn.
“Ook de vergrijzing zet een rem op het ver doorgedreven overwerken, waardoor de hele Japanse samenleving vertraagt. Er is een groot tekort aan arbeidskrachten. De maatschappij zou die hikikomori, die jonge mensen met een vorm van burn-out, nu net heel goed kunnen gebruiken. Sommigen onder hen keerden de samenleving trouwens al de rug toe toen ze nog op de schoolbanken zaten, nadat ze daar gepest waren.”
Want pesten is in Japan een groot probleem?
“In het schooljaar 2017-’18 waren er meer dan 414.000 meldingen van pestgedrag of ‘ijime’. Typisch Japans is dat pesters niet gestraft worden en dat de slachtoffers de schuld krijgen. Leerkrachten vinden dat gepeste kinderen maar wat meer voor zichzelf moeten opkomen.”
Is het een harde samenleving?
“Het is een egalitaire, sociale samenleving, waar veel samenhorigheid heerst. Je ziet er weinig stuitende vormen van rijkdom. Iedereen is bekommerd om de ander. Toeristen worden er zo in de watten gelegd, dat het bijna genant wordt.
“Talloos veel buitenlandse ondernemingen draaien op Japans kapitaal. Ze zijn één van de grootste geldschieters van de wereld, terwijl ze zelf zeer diep in de schulden zitten. Japan heeft een overheidsschuld van 240 % van het bnp. De Belgen zijn dan in paniek omdat hun overheidsschuld 105 % bedraagt.”
We kunnen ons in deze barre coronatijden dus nog wat schuld permitteren?
“Er zijn toch een paar belangrijke verschillen: Japanse bedrijven hebben zeer sterke buitenlandse vestigingen. Wij hebben alleen nog kmo’s. Zelfs Janssen Pharmaceutica is een dochter van de Amerikaanse multinational Johnson & Johnson. Wie wil nog in een land als België investeren met zijn hoge schuldgraad en zijn lage werkmoraal? De Japanse staat heeft schuld bij zijn eigen bevolking. Ze heeft nooit geld bij een ander land of buitenlandse instelling ontleend. De Japanse overheidsschuld is gefinancierd met het spaargeld van de Japanners. De Belgen investeerden hun spaarcenten niet in de overheid, maar hielden ze bij.”
Zou u in Japan kunnen leven?
“Dan moet ik toch eerst de taal leren. Eens die handicap weggewerkt, lijkt leven in Japan me best aangenaam.”
Paul Muys, Geen zee te hoog, Uitgeverij Vrijdag, 296 blz., 22,50 euro
Paul Muys
- Geboren in 1945
- Studeerde Germaanse filologie en pers- en communicatiewetenschappen
- Gaf van 1967 tot 1972 Nederlands aan de normaalschool van Oostakker
- Werkte van 1972 tot 1995 bij de VRT, toen nog BRT
- Werkte nadien als woordvoerder voor Solvay en later als zelfstandig communicatieconsultant
© Jan Stevens