“Oorlog is mijn natuurlijke staat van zijn”
De Britse dansleraar Mike Rosa trok in zijn eentje naar Irak om er te gaan vechten tegen Islamitische Staat. Twee maanden lang zat hij als sluipschutter op de berg Sinjar. “Weet u waar ik het ergste van schrok? Anderhalf jaar lang liet de internationale coalitie de grote autoweg ongemoeid tussen Raqqa en Mosoel, de Syrische en Iraakse ‘hoofdsteden’ van het kalifaat. Ik zag de jets overvliegen; nooit dropten ze een bom.”
Begin 2015 verdween Londenaar Mike Rosa (54) spoorloos van de radar, om in juni van dit jaar weer op te duiken in Iraaks-Koerdistan met een Kalasjnikov in de aanslag, vechtend tegen Islamitische Staat. “Mijn vrienden waren in shock”, zegt hij. “Ze kennen me als een West Coast Swing-dansinstructeur. Toen ik op Facebook begon te posten over mijn ervaringen in Irak, reageerden ze vol ongeloof: ‘O my God! Wat bezielt je? Keep your head down.’”
Van juni tot september was Rosa actief als vrijwilliger bij Shadows of Hope, een Amerikaanse ngo die niet alleen veldziekenhuizen op slagvelden bouwt, maar ook deelneemt aan de gewapende strijd. In september trok hij vervolgens naar de berg Sinjar, waar hij in het leger van Jezidi-generaal Qasim Shesho als sluipschutter de stellingen van IS in de bezette stad Sinjar in het vizier nam.
Toen de Koerden op 12 november hun grote offensief voor de herovering van Sinjar startten, werd Rosa verplicht om op te krassen. “De Jezidi-soldaten mochten van de Koerden niet als eersten hun eigen stad bevrijden”, zegt hij. “Eerst gingen de soldaten van de PKK naar binnen, gevolgd door die van de YPG, het leger van de Syrische Koerden. Daarna volgden de Peshmerga, de soldaten van Iraaks-Koerdistan. De herovering van Sinjar was tien dagen eerder al gepland, maar werd uitgesteld omdat er op dat moment een heuse mini-burgeroorlog dreigde tussen de Jezidi’s en de Koerden. Sinjar is geen deel van Iraaks-Koerdistan en de Jezidi’s wilden de leiding over de aanval op hun eigen stad.” Maar de Koerden stelden hun veto. “In het verleden werkten Jezidi-generaals samen met de vorige sjiitische premier Maliki. Daarom zijn de Jezidi’s nu niet alleen vijanden van soennieten als IS, maar ook van de Koerden. In Irak heeft iedereen met iedereen een eitje te pellen, waardoor het evenwicht tussen de huidige ‘coalitiepartners’ uiterst fragiel is.”
In de nacht van 11 op 12 november werd Mike Rosa samen met zeven Amerikanen en een Fin in de laadbak van een Toyota-truck vanuit Sinjar op transport naar de 170 kilometer verder gelegen stad Dohuk gezet. “De Koerdische Peshmerga vertrouwden ons niet omdat we bij de Jezidi’s ‘hoorden’; voor hen zaten we aan de ‘verkeerde kant’. Ik had geen geld meer, en wou niet via de luchthaven van Erbil naar huis reizen. Ik was bang dat de Peshmerga me zouden oppakken.” Dus mengde hij zich onder de vluchtelingenstroom. “Via Turkije stak ik naar Griekenland over. Vanuit Athene reisde ik op verschillende bussen naar Salzburg. Ik zat tussen vluchtelingen uit Syrië, Irak en Afghanistan. Veel alleenstaande jonge mannen, fighting aged males zoals ze hier in Engeland genoemd worden. Dat zorgt voor ongerustheid, want Europeanen zijn bang dat het IS-strijders zijn. Die jonge mannen vonden het raar dat ik met hen meereisde. ‘Waar kom jij vandaan?’ Ik hoorde telkens hetzelfde verhaal. ‘Assad vermoordde de helft van mijn familie en met IS wil ik niets te maken hebben. Alles wat ik wil is een fatsoenlijk leven.’ In hun plaats deed ik net hetzelfde.”
Shadows of Hope
Vandaag woont Mike Rosa tijdelijk bij zijn zus in de Zuid-Engelse havenstad Portsmouth. Hij ziet er allesbehalve als een door testosteron gedreven vechtmachine uit; eerder als een bankier uit de Londense City. “Ik heb ook jarenlang in de City als kredietrisico-analist gewerkt”, zegt hij. “Op het einde had ik twee Maserati’s. Acht jaar geleden blies ik dat sprookje op en werd ik professioneel dansleraar. Dansen maakte me niet rijker, integendeel. Toen ik naar Irak vertrok, was ik terug een arme man.”
Dat vertrek was meteen uw tweede midlifecrisis?
Mike Rosa: “Nee, ik had maar één midlifecrisis: toen ik dansleraar werd. Ik ben een ex-militair: van 1980 tot 1984 zat ik in het Franse Vreemdelingenlegioen. Ik was 19 toen ik me aansloot en had geen idee in wat voor een organisatie ik terecht zou komen. Het werd een uitstekende ervaring. Na vier jaar moest ik er noodgedwongen de brui aan geven. Bij een foute parachutesprong verbrijzelde ik een knie. Na een lange revalidatieperiode begon ik aan een leven als brave burgerman, maar het verleden bleef knagen. Toen ik in de zomer van vorig jaar de gruwelbeelden uit Sinjar zag, was dat de trigger om terug te gaan vechten.
“Het Westen heeft alles wat er misgaat in het Midden-Oosten zelf veroorzaakt. De slachting van Jezidi’s door IS is onze fout. We lieten het allemaal gebeuren, terwijl we met de invasie van Irak aan de basis van de ellende liggen. In 2003 liep ik door de straten van Londen mee te betogen tegen de nakende oorlog van Blair en Bush. Terecht. Toen ik Sinjar zag, werd het voor mij duidelijk dat ik de historische fout die we gemaakt hadden, moest helpen rechtzetten. Ik sloot mijn leven hier af en vertrok zonder iemand iets te zeggen eerst naar Thailand en later naar Birma, waar ik ter voorbereiding van mijn militaire avontuur keihard aan mijn conditie werkte.”
Begin juni van dit jaar reisde u dan helemaal alleen naar Irak om er te gaan vechten?
“Ik trok naar Suleimaniya, een stad in de Koerdische Autonome Regio. Ik had me vermomd als arbeider uit de olie-industrie. Mijn haar was lang, ik droeg een baard en deed mijn uiterste best om er vooral niet als een militair uit te zien. (lacht) Mijn oorspronkelijke plan was om aansluiting te zoeken bij de YPG, het leger van de Syrische Koerden, maar ik vertrouwde hun ronselaar niet. Toevallig ontmoette ik de Amerikaanse dokter Robert Hoey. Hij is stichter van de ngo Shadows of Hope en was op dat moment aan het werk in Shorsh, een militair ziekenhuis waar uitsluitend soldaten van de Peshmerga verzorgd worden. Hij gaf er soldaten en dokters medische training voor op het slagveld. Dokter Hoey kon mijn hulp goed gebruiken, en samen met een Amerikaanse ex-marinier vormden we een medisch opleidingsteam. Wij leerden de Peshmerga overleven op het slagveld.”
U leerde hen ook vechten?
“Ja. Na Suleimaniya verhuisden we naar Beşiir ten zuiden van Kirkuk, waar we deel uitmaakten van een ‘Special Operations Group’. Eerst gaf ik er medische training en later werd dat gevechtstraining, want de opleiding van de Peshmerga laat veel te wensen over. Mijn tolk was twintig jaar oud, en al drie keer gewond geraakt. Zijn verwondingen waren een gevolg van een stuitend gebrek aan basistraining. Wij concentreerden ons op overlevingstechnieken, eerste hulp bij schotwonden en gevechtstraining.”
Begrijpt u dat ik Shadows of Hope een bizarre ngo vind? Dokter Robert Hoey is duidelijk geen Arts Zonder Grenzen.
“In een oorlog worden mensenlevens op zeer verschillende manieren gered. Shadows of Hope hielp in het militair ziekenhuis in Suleimaniya, waar dokter Hoey opereerde, en we hielpen ook op allerlei manieren aan de frontlinie. We waren allemaal zwaar bewapend en draaiden in Beşiir mee in de verdediging van de Peshmerga-basis. Shadows of Hope verricht uitstekend werk.”
Sniper
Begin september ontmoette Mike Rosa in de Noord-Iraakse stad Erbil bij toeval acht andere Westerse vrijwilligers met militaire achtergrond. Ze besloten samen naar de berg Sinjar te reizen om er te gaan vechten aan de zijde van de Jezidi’s. “We wilden er de Islamitische Staat helpen verslaan. Generaal Shesho verwelkomde ons met open armen.”
Kreeg u soldij?
“Nee,via mijn Facebook-account organiseerde ik een crowdfundactie. Als internationaal actieve dansleraar verzamelde ik in de loop der jaren wereldwijd drieduizend Facebook-vrienden. Een aantal onder hen heeft ook geld gestort, al was dat geen vetpot. Maar op een legerbasis aan het front heb je niet veel nodig: je krijgt er kost en inwoon en er valt zo weinig te beleven dat je er eenvoudigweg geen geld kunt opdoen.”
Moest u zelf uw wapens kopen?
“Toen ik bij Shadows of Hope aan de slag ging, kocht ik mijn eigen Kalasjnikov. Ik betaalde 450.000 Iraakse dinar (372 euro – JS). Voor mijn pistool betaalde ik 300.000 Iraakse dinar (248 euro – JS).
“Op de berg Sinjar was ik sniper, sluipschutter. Overdag observeerde ik de stad door een verrekijker. We deelden onze stellingen met soldaten van de PKK. De eerste vijfhonderd meter voor ons leken op het verwoeste Stalingrad uit de Tweede Wereldoorlog. Maar verderop liepen er mensen op straat. Ze bevonden zich net buiten sniper range. Het grootste deel van Sinjar was niet gebombardeerd door de vliegtuigen van de coalitie tegen IS. Er reden bussen, auto’s, vrachtwagens. Het leven leek bijna normaal. Dat was bevreemdend, want dit was wel de frontlinie. Wat ik nog bevreemdender vond, was dat we tegengehouden werden om actie te ondernemen tegen IS.”
Wie hield u tegen?
“De Koerdische officieren. Zij stonden in contact met het opperbevel van de coalitie, en dat verliep niet van een leien dakje. Ik drong tóch verschillende keren door in IS-gebied; op die momenten maakte ik me meer zorgen om geraakt te worden door coalitievuur vanuit de lucht dan door een IS-strijder.”
U ondernam die acties tegen IS op eigen houtje?
“Ja, samen met de andere Westerlingen, in kleine groepjes.”
Hebt u toen IS-strijders uitgeschakeld?
“Ik kan dat niet bevestigen. (lachje) Die acties waren vooral vuurgevechten ‘s nachts in de straten van Sinjar. Overdag kwam er niemand buiten en zat ik uren te wachten. Er was amper beweging. IS-strijders hadden de stad ondertunneld: zo raakten ze ondergronds van het ene gebouw naar het andere. Ook wij hadden doorgangen gemaakt tussen verschillende gebouwen en tunnels gegraven.
“Weet u waar ik het meeste van geschrokken ben? Ik stond aan de zuidkant van de berg Sinjar in IS-gebied en zag in de verte de oliekonvooien van Raqqa in Syrië naar Mosoel in Irak rijden. Anderhalf jaar lang liet de coalitie de grote autoweg tussen de Syrische en Iraakse ‘hoofdsteden’ van het kalifaat ongemoeid. Ik zag de jets overvliegen; nooit dropten ze een bom.”
De door de Verenigde Staten geleide internationale coalitie liet IS ongestoord pendelen tussen Raqqa en Mosoel?
“Ja. Een van de redenen daarvoor is dat zo goed als alle ‘tegenstanders’ van IS zaken doen met datzelfde IS. De Islamitische Staat is uitgegroeid tot een grote producent van goedkope olie. De kerels die met hun tankwagens op de weg tussen Raqqa en Mosoel rijden, zijn tussenpersonen. Ze tanken in het door IS bezette Mosoel en rijden vervolgens naar Dohuk in Koerdistan waar ze de olie doorverkopen aan de Koerdische regering. Maar ze verkopen ook aan de Syrische regering en aan de centrale Iraakse regering. Vóór de herovering van Sinjar reden er dagelijks honderden trucks met in Mosoel getankte IS-olie naar Irak en Syrië. De weg tussen Raqqa en Mosoel was een levensbelangrijke bevoorradingsroute voor IS. Die weg bombarderen, is niet meer dan militaire basistactiek. Omwille van de olie is het anderhalf jaar lang niet gebeurd.”
Door de bevoorradingsroute met rust te laten, heeft de coalitie ertoe bijgedragen dat de terreurgroep zich in het sinds augustus 2014 veroverde Mosoel stevig kon ingraven?
“Zeker. De olie zorgt ervoor dat er in Irak en Syrië allerlei schimmige deals worden gesloten waar het Westen geen zicht op heeft. De toestand is er oneindig veel complexer dan het gekende zwart/wit-verhaal van de barbaren van IS tegen de rest van de wereld. Islamitische Staat is geen standaardterreurgroep, maar is uitgegroeid tot een bijna-staat, waar in de bezette steden overheidsdiensten werken, straten hersteld worden en handel wordt gedreven.”
U vocht samen met de PKK. De Turkse regering beschouwt ook hen als terroristen.
“Ik heb met veel PKK-strijders gesproken en hun doctrine is sociaal-democratisch. Ze willen Koerdische autonomie in Turkije en zijn bereid om daarvoor te sterven. Voor de Turkse president Erdogan geldt: ‘De vijand van mijn vijand is mijn vriend.’ Zolang IS de Syrische Koerden bekampt en hen het recht op een staat ontzegt, zal Erdogan de terreurgroep niets in de weg leggen. Ik hoorde vaak dat er Turkse gespecialiseerde troepen in het door IS bezette Sinjar aanwezig waren. We kregen die inlichtingen van Jezidi’s die undercover voor Qasim Shesho in de stad werkten. Ik heb die inlichtingenrapporten met eigen ogen gezien.”
Koele kikker
Jihadisten gaan er prat op dat ze de dood verkiezen boven het leven en dat ze verlangen naar het martelaarschap. Volgens Mike Rosa is dat ideologisch gezwets. “Ze vielen wel veel én hevig aan, maar leken tezelfdertijd altijd precies te weten wanneer en waar de coalitievliegtuigen ons luchtsteun kwamen geven. Ze trokken zich dan netjes op tijd terug, zo gek op de dood leken ze niet. IS is een van de rijkste terroristenorganisaties ter wereld, waardoor ze ook over de meest gesofisticeerde afluisterapparatuur beschikken. Alleen zo valt te verklaren waarom ze perfect op de hoogte waren van àlle bombardementen. Tenzij ze spionnen hebben op de militaire vliegtuigbasissen.
“Toen de Peshmerga op 12 november Sinjar heroverden, kwamen ze amper IS-strijders tegen. Dat was niet verwonderlijk, want de voorafgaande gigantische militaire opbouw was te volgen op Facebook. Journalisten werden uitgenodigd om de herovering van Sinjar live mee te maken. Je moet al een ongelooflijke idioot zijn om stil te zitten wachten op een vooraf aangekondigde militaire pletwals. Ook dat toont aan dat de strijders van IS iets minder naar de dood verlangen dan ze in hun propaganda doen uitschijnen. De échte idioten zijn degenen die hun naam zetten op de lijsten voor zelfmoordaanslagen.”
Hebt u veel strijdmakkers verloren?
“Ik heb een paar collega’s van de PKK en de YPG zien sneuvelen. Westerlingen niet, al scheelde het soms een haar. We hebben veel geluk gehad. Aan de top van IS zitten generaals die hun sporen verdiend hebben in het leger van Saddam. Zij hebben kaas gegeten van militaire tactiek. ’s Nachts zagen we af en toe aan hun kant van de frontlinie vuurtjes opflakkeren. Ze deden dat met opzet, want er was bij de Koerden altijd wel iemand die zijn zenuwen niet de baas kon en naar zo’n vuurtje begon te schieten. Zo gaf hij zijn eigen plaats vrij en kreeg hij vervolgens de volle laag.”
Was u bereid om te sterven?
“Ik ken de risico’s en weet heel goed dat er niets romantisch aan sneuvelen is. Lijken krijgen afschuwelijke kleuren en kogels blazen stukken van het gezicht weg. Het klinkt misschien cru, maar in conflictzones ben ik een koele kikker. Dat is een gevolg van de doorgedreven training. Ik heb drie jaar in Centraal-Afrika gevochten; mijn basis lag in Djibouti. Ik was bij twee interventies in Tsjaad, vocht in Sierra Leone, zat in undercovermissies in het zuiden van Jemen. Het Franse vreemdelingenlegioen is een uitstekende leerschool voor een actief strijdende soldaat. Oorlog is mijn natuurlijke staat van zijn.”
Wilt u dan zo snel mogelijk terug?
“Ja. Bombarderen zonder boots on the ground is niet verstandig. De IS-strijders trekken zich terug in hun tunnels en hun grotten; vervolgens worden er alleen lege gebouwen gebombardeerd. Dat is toch zinloos? Wat we nodig hebben is gerichte luchtsteun voor grondtroepen. Alleen zo is IS te verslaan. Van de aan de coalitie verbonden ‘gematigde troepen’ moeten we niets verwachten. Het getal van 70.000 ‘Syrische strijders’ waar onze premier David Cameron op schijnt te vertrouwen, is bullshit. De Peshmerga willen niet buiten Iraaks-Koerdistan vechten en de YPG is alleen geïnteresseerd in Syrisch-Koerdistan. Het Iraakse leger heeft de handen dan weer vol met de herovering van Ramadi. Alleen Assad blijft over, maar blijkbaar houden wij niet van hem. Ik stel voor om wereldwijd een vrijwilligersleger te rekruteren. Ik ben er zeker van dat er 10.000 ervaren manschappen zoals ik, staan popelen om te gaan vechten.”
Hier in Groot-Brittannië lopen ook IS-sympathisanten rond. U bent niet bang dat ze u zullen weten te vinden?
“Ik ben op mijn hoede. Voor ik in dit café naar binnen stapte, heb ik het eerst een tijd geobserveerd. Ik vind het niet makkelijk om opnieuw te wennen aan dit ‘normale leven’. Als er niets is wat mij hier houdt, keer ik liefst terug naar Irak.”
Wat vindt uw familie daarvan?
“Zij vinden me een nutcase. Ik heb twee zonen, de ene is 30 en de andere 28. Toen ik hen liet weten dat ik in Irak zat, zeiden ze: ‘Laat jezelf niet doodschieten, papa. En vergeet geen selfies met je geweren te posten.’ (lacht) Het zijn en blijven jongens.”
© Jan Stevens