See no evil
Volgens de Italiaanse maffia-expert Francesco Forgione heeft de maffia-organisatie ‘ndrangheta vertakkingen tot in België. In zijn boek Maffia Export noemt hij naam en toenaam. De Belgische politie is niet onder de indruk: “Het is niet omdat een misdadiger familie is van een maffialid, dat hij zelf ook een maffioso is.” Zelfs niet als zijn biologische vader de baas van een maffiaclan is.
In het pas verschenen Maffia Export brengt maffia-expert Francesco Forgione de vertakkingen van de verschillende maffiaclans over de hele wereld in kaart. Zijn bijzondere aandacht gaat naar de ‘ndrangheta. “Ze heeft zich wereldwijd het sterkst geworteld”, stelt Forgione. “De laatste twintig jaar is ze uitgegroeid tot de belangrijkste handelaar in cocaïne. In het verleden was het uitzonderlijk dat een maffiabaas zich buiten de grenzen van Italië verplaatste. Nu is het meer regel dan uitzondering. Wie een carrière als internationale cocaïnehandelaar ambieert, moet op minimum twee plekken in Europa aanwezig zijn: Spanje en Nederland. Dat zijn de toegangshavens voor het Colombiaanse witte poeder. Als een topmaffioso in Amsterdam gearresteerd wordt, is dat niet omdat hij daar toevallig op vakantie is.”
Ook België is volgens Francesco Forgione een pleisterplaats voor leden van verschillende ‘ndranghetaclans. Zo leven er in Brussel leden van de Ascone en Belloco-clan, huizen er in Gent leden van de Strangio-Nirta-clan en is vooral Genk een ideaal woonoord voor ‘ndranghetisti. Professor Forgione is niet de eerste de beste: van 2006 tot 2008 was hij voorzitter van de Italiaanse parlementaire onderzoekscommissie naar de maffia, nu voert hij onderzoek naar de maffia aan de universiteit van Aquila. Anno 2010 is de ‘ndrangheta de machtigste maffia-organisatie ter wereld, met een geschatte jaaromzet van 40 miljard euro, waarvan de helft uit drugshandel. Ze stamt oorspronkelijk uit het stadje San Luca, in de Zuid-Italiaanse regio Calabrië. Ze ontstond in de negentiende eeuw, als burgerwacht die de families van San Luca bescherming bood. In de loop der jaren groeide ze uit tot een maffia-organisatie, gespecialiseerd in het innen van beschermingsgelden, het smokkelen van sigaretten en het ontvoeren van societyfiguren. “Vandaag is de ‘ndrangheta de Al-Qaida onder de maffia-organisaties”, zegt Forgione. “Ze controleert wereldwijd de cocaïnehandel en –distributie. In tegenstelling tot ‘zusterorganisaties’ zoals de camorra of de cosa nostra heeft zij jarenlang in stilte aan haar expansie gewerkt. In België, Duitsland en Nederland gedragen ‘ndranghetisti zich als gewone ondernemers die ongemerkt drugsgeld witwassen.” Volgens Forgione onderschatten de politiediensten van die landen de infiltratie van de ‘ndrangheta. “Zo zal de politie bijna nooit op zoek gaan naar wat er onderhuids in verdachte pizzeria’s gaande is”, zegt hij. “Dat is hypocriet. Noord-Europese landen gaan ervan uit dat er niets gebeurt omdat er niets te zien is, maar ondertussen profiteren die landen wel van het misdaadgeld dat de drugshandelaren in hun economie pompen.”
Eieren gooien
Op woensdagochtend, 15 augustus 2007, vond de Duitse politie vlakbij het centraal station van Duisburg de lijken van vijf geëxecuteerde Italianen. Een zesde slachtoffer overleed op weg naar het ziekenhuis. De politie kwam snel tot de conclusie dat het om een afrekening ging tussen twee ‘ndranghetaclans. Volgens haar presenteerde de Strangio-Nirtaclan met de moorden de afrekening aan de Pelle-Romeo-clan voor een vete uit 1991, toen op een carnavalsfeest in San Luca een onschuldig partijtje eierengooien eindigde met een vechtpartij. “De Duitse politie slaat de bal mis”, beweert Francesco Forgione. “De Duisburgmoorden waren niet het gevolg van een vendetta, maar pasten in een ‘geschil’ over de verdeling van het drugsterritorium. Dat is typisch voor de ‘ndrangheta: er worden territoria afgebakend en een lid van de ene clan mag geen drugs dealen in het gebied van een andere. In Duisburg hadden ze een zelfde soort verdeling gemaakt: de ene familie zat aan één kant van de Rijn, de andere aan de overkant.”
In november 2008 werd Giuseppe Nirta, een van de daders van de Duisburgmoorden, in Amsterdam gearresteerd. Een half jaar later, op 12 maart 2009, werd zijn mededader en schoonbroer Giovanni Strangio in Diemen bij Amsterdam in de boeien geslagen. Vlak na de aanslag in Duisburg maakte Giuseppe Nirta gebruik van zijn Belgische netwerk en verstopte hij zich een tijdje in Gent. Dat bleek uit het feit dat zijn vingerafdrukken en DNA-sporen in oktober 2007 in een in Gent achtergelaten Renault Clio gevonden werden. “De politie weet dat er achter de moorden in Duisburg een hele maffia-organisatie schuilgaat”, zegt maffiakenner Andreas Ulrich. Hij is onderzoeksjournalist bij het Duitse blad Der Spiegel en geldt als een autoriteit op het gebied van georganiseerde misdaad. “De mensen zijn gekend, de business is gekend, maar behalve de uitvoerders is niemand van de grotere Strangio-Nirtaclan gearresteerd. Geen enkel restaurant is gesloten, geen enkel huis in beslag genomen. De politie kent de criminelen en er gebeurt niets. Helemaal niets.” Omdat ze geen tastbare bewijzen boven hebben kunnen spitten? Ulrich: “Ik hoop uit de grond van mijn hart dat dat de reden is. Alle andere verklaringen zijn catastrofaal: stel je voor dat de ‘ndrangheta geïnfiltreerd is in de politieke wereld of bij de politie. Al zijn er aanwijzingen dat er meer aan de hand is. Een huiszoeking in een Italiaans restaurant in Erfurt heeft een paar jaar geleden aan het licht gebracht dat CDU-politicus Günther Oettinger, de toenmalige president van Baden-Württemberg, zich regelmatig liet betalen door Mario Lavorato, een ‘ndraghetista en drugsgeldwitwasser. Oettinger is nu in Brussel EU-commissaris voor Energie.”
“Hij was altijd thuis bij mij”
Een paar maanden na de Duisburgmoorden, vlak voor kerstmis 2007, veroordeelde de rechtbank van Tongeren zes vermoedelijke ‘ndraghetisti voor witwassen van drugsgeld. De feiten dateerden van zeven jaar eerder: tussen september 2000 en juni 2001 hadden de veroordeelden 18 miljoen euro afkomstig uit de internationale cocaïnehandel witgewassen via een Brussels wisselkantoor. De vier kopstukken zaten in cellen in Italië en Amsterdam en werden bij verstek tot acht jaar cel veroordeeld. De twee Genkenaars Michele Cannizzaro en Enrico Zupo die wel lijfelijk in de rechtbank aanwezig waren, kregen straffen van respectievelijk vier jaar en 36 maanden cel. Tot na de uitspraak bleven beiden ontkennen dat ze ook maar iets met de ‘ndrangheta te maken hadden. In Maffia Export noemt Francesco Forgione Michele Cannizzaro met naam en toenaam als lid van de maffia. “Hij heeft banden met de beruchte broers Sebastiano en Francesco Strangio, leden van de clan Strangio-Nirta uit San Luca”, schrijft Forgione. “Cannizzaro ging in 1980 als emigrant in Genk wonen en trad op als drugskoerier.”
Forgione schrijft ook dat de in Genk wonende en uit Bianco (Calabrië) afkomstige Eliseo Lazzarino in juli 1990 een bijeenkomst in Ardore Marina (Calabrië) bijwoonde om de export van heroïne vanuit Italië naar Canada te bespreken. “Niets van aan”, reageert Lazzarino’s vrouw (meisjesnaam Nirta) geprikkeld. “In de jaren tachtig had mijn man verkeerde vrienden. Hij heeft toen een tijdje in Duitsland en Italië in de gevangenis gezeten. Dat was niet voor drugshandel, maar voor vals geld. Van die bijeenkomst in Ardore Marina weet ik helemaal niets. Mijn man plaatst nu schotelantennes en leidt een heel ander leven dan vroeger. Drie jaar geleden is hij, net als zijn ouders, evangelist geworden. Hij heeft met niemand contact meer, behalve met zijn familie in Bianco. In San Luca gaan we misschien een keer per jaar bij mijn tante op bezoek. Ik weet niet wat mijn man vroeger uitgespookt heeft. Ik denk niets, want hij was altijd hier thuis bij mij.”
Een andere Genkse ‘ndranghetista is volgens Forgione de in 2006 gearresteerde Antonio Costadura. “Hij is geboren in Genk en woonde er tot zijn arrestatie. Hij is de biologische zoon van maffiabaas Salavatore Nirta uit San Luca en verzorgde voor zijn clan de drugshandel vanuit Noord-Europa naar Italië.” Ook de Calabrese politie linkt Costadura in een officieel document rechtstreeks aan de Nirtaclan en dus aan de ‘ndrangheta. Alleen de Belgische politie is het daar niet mee eens. “De namen die Forgione in zijn boek geeft, zijn bij ons inderdaad al verschillende jaren gekend”, zegt Tine Hollevoet, woordvoerster van de Directie Georganiseerde Misdaad van de Federale Politie. “Maar hij trekt voorbarige conclusies als hij hen catalogeert als leden van de Calabrese mafia. Wat wel met zekerheid gesteld kan worden, is dat ze familiale banden hebben met in Italië veroordeelde maffiosi. Ze hebben bovendien hand- en spandiensten verleend bij het aanleveren van onderduikadressen en bij zwendel in verdovende middelen. Maar het lidmaatschap aan een Italiaanse maffiaclan is aan strikte voorwaarden verbonden. Criminele samenwerking met maffialeden impliceert niet dat iemand per definitie tot die clan behoort. Tot nu hebben wij van de Italiaanse justitie geen informatie ontvangen dat die mensen lid zijn van de ‘ndrangheta. Uit een recente grote antimaffia-operatie van de Italiaanse politie in Calabrië blijkt inderdaad dat de ‘ndrangheta verschillende ‘filialen’ in het buitenland heeft opgericht, maar België wordt niet vernoemd als land waar een ‘ndrangheta-familie actief is. Het klopt dat Italiaanse georganiseerde criminaliteit bij ons niet op dezelfde prioritaire manier aangepakt wordt als in Italië. Maar daaruit besluiten dat er door de Belgische politie geen of onvoldoende aandacht aan gegeven wordt, is onjuist.”
Gouden driehoek
De laatste dag van februari, 2001. Het Hof van Beroep van Brussel veroordeelt drugskoerier Marcello Nirta uit Genk tot vijf jaar cel en een boete van 200.000 frank. De rechter is die dag in een goede bui en verleent Nirta uitstel van de straf die hij nog niet in voorhechtenis uitgezeten heeft. Nirta verlaat de zaal als een vrij man. Eind 1999 was hij betrapt bij het ophalen van vier kilo cocaïne in Zaventem. Tijdens het proces werd er gefluisterd dat hij lid zou zijn van de Italiaanse maffia. Hij hield de lippen stijf op elkaar. De rechters vroegen, net als de politie tijdens hun onderzoek, niet te hard door. Volgens Andreas Ulrich is er in de aanpak van de Belgische politie en justitie nog niet veel veranderd. “De politie heeft geen verhaal tegen de ‘ndrangheta en beweert dan maar dat ze niet of nauwelijks actief is. Door daders als geïsoleerde criminelen te beschouwen, zal ze er nooit in slagen om het netwerk bloot te leggen. Moderne ‘ndranghetisti hebben restaurants, exploiteren onroerend goed of importeren wijn en olie. Perfecte dekmantels voor het verhandelen van drugs en voor het witwassen van drugsgeld. De maffia is dol op landen waar de vrijheid van het individu goed beschermd wordt. Duitsland, Nederland en België vormen dan ook een gouden driehoek voor de ‘ndrangheta. Natuurlijk is het belachelijk om mensen van maffialidmaatschap te verdenken omwille van hun familienaam. Maar als zo iemand ooit met het gerecht in aanraking kwam én een link heeft met familie in San Luca, is het bijzonder waarschijnlijk dat hij een ‘ndranghetista is. De bakermat van de ‘ndrangheta is trouwens maar een heel klein stadje, met amper 5000 inwoners.”
In het meest recente rapport over de georganiseerde misdaad in België (2007) stelt de dienst Strafrechtelijk Beleid samen met de Federale Politie vast dat ‘de Italianen’ op de derde plaats prijken in dossiers van georganiseerde criminaliteit, na de Belgen en de Nederlanders. Vervolgens wordt er 150 bladzijden lang geen letter inkt aan de Italiaanse maffia in België verspild. “Daar kun je terecht kanttekeningen bij maken”, vindt professor Brice De Ruyver, specialist georganiseerde misdaad aan de Universiteit Gent. “De voorbije tien jaar werd de ‘ndrangheta gezien als folklore. Maar niets is minder waar. Ik heb analyses gelezen waaruit blijkt dat de ‘ndrangheta dankbaar misbruik gemaakt heeft van grote politie-operaties tegen andere maffiagroepen, zoals de camorra, om in stilte haar activiteiten wereldwijd drastisch op te voeren. De ‘ndrangheta haalt haar kracht uit de verspreiding over meerdere landen met een sterke Italiaanse gemeenschap. Dat maakt het zeer moeilijk om haar leden op te sporen. Italianen met maffiaconnecties zijn ongetwijfeld verstandig genoeg om zich in de schaduw op te houden. Het is niet door in beeld te komen dat je als crimineel je winst maximaliseert. De politie zou best wat meer aandacht aan de ‘ndrangheta in België mogen schenken. Maar blijkbaar moet ze keuzes maken en investeert ze meer in fenomenen zoals de bestrijding van rondtrekkende dadergroepen. Die criminelen hebben een veel grotere impact op ons subjectief onveiligheidgevoel. Want voor de doorsnee burger is de ‘ndrangheta een ver-van-zijn-bed-show. Je voelt of ziet ze toch niet.”
© Jan Stevens
Francesco Forgione, Maffia Export, Ambo, 326 blz.