“Bernard wordt nooit Hillary’s running mate”
“Ik ben ontzettend trots op hem”, zegt Larry Sanders over zijn zes jaar jongere broer Bernie. “Als de presidentsverkiezingen een ultieme strijd worden tussen Donald Trump en Bernard, wint mijn broer. Ik zal dan heel vaak bij hem op bezoek gaan.”
Een bescheiden rijtjeshuis in een rustige straat aan de rand van Oxford. Hier woont de 81-jarige Larry Sanders, woordvoerder ‘zorg’ van de Engelse Groenen en de ruim zes jaar oudere broer van Bernie, uitdager van Hillary Clinton voor de Democratische nominatie. Op de deur naar de kelder kleeft een sticker met een tekening van Bernie als kruising tussen Ernie uit Sesamstraat en politicus Bernie Sanders. In de knusse, overvolle keuken kleeft het opschrift ‘Bernie’ pontificaal op de ijskast, boven fotootjes van de kleinkinderen. Op een kast ligt een verzameling badges met ‘Bernie’ in verschillende typografieën.
“Ik ben ontzettend trots op mijn broer”, zegt Larry terwijl hij plaats neemt aan het hoofd van de doorleefde houten keukentafel. “Bernards klinkende overwinning op Hillary in de Democratische voorverkiezingen in Michigan van afgelopen dinsdag, was voor mij geen verrassing. Zijn kansen om Democratisch presidentskandidaat te worden, blijven fifty/fifty. Hillary scoorde goed in de zuidelijke staten, en won in een paar noordelijke met een piepkleine voorsprong. Bernards overwinning in het noordelijke Michigan ligt in de lijn van de verwachtingen. De voorverkiezingen in het zuiden zijn zo goed als voorbij; nu is het meer liberale noorden aan de beurt. Het wordt spannend.”
Geen enkele keer heeft Larry het over ‘Bernie’ als hij over zijn broer spreekt. Consequent noemt hij hem respectvol ‘Bernard’. In eerdere interviews verwees Bernie Sanders naar zijn oudere broer als: ‘mijn grote voorbeeld’. “Ik vind het fijn dat hij me die lof toezwaait”, zegt Larry. “Maar ik was indertijd niet dat ‘grote voorbeeld’. We schoten wel erg goed met elkaar op en praatten veel, niet alleen over politiek. Ik vertelde hem soms dingen die ik op dat moment op school aan het leren was. Dat leverde hem zeker voorsprong op zijn leeftijdsgenoten op, maar zijn succesvolle politieke carrière is in de eerste plaats zijn eigen verdienste.”
In 1969 migreerde Larry Sanders van New York naar Oxford. “Ik werd verliefd op een Engelse vrouw. Toen ze zwanger was, wou ze dichter bij haar familie wonen. Mijn leven lang bleef ik heimwee hebben naar Amerika. Maar eens er kinderen zijn, is het niet vanzelfsprekend om terug te keren. Ik heb me geschikt in mijn lot. In al die jaren is Bernard amper zes keer op bezoek geweest. Hij had geen tijd. Ik ga hem wel elk jaar opzoeken, en om de paar weken bellen we. We praten dan niet over politiek, want we zijn het over alles eens.”
Jullie zagen het levenslicht in Brooklyn, New York. In wat voor een gezin groeiden jullie op?
Larry Sanders: “Onze ouders waren Joodse immigranten uit Polen. Vader kwam in 1921 in Amerika aan. Moeder is geboren in New York; haar ouders migreerden rond de eeuwwisseling. We spraken thuis geen Jiddisch of Pools, maar Engels. We woonden in een Joodse wijk en de meeste van onze vrienden waren Joods. We groeiden in heel comfortabele omstandigheden op. In die tijd bleven vrouwen aan de haard. Voor mijn moeder was dat niet goed. Zij was energiek en had veel capaciteiten, maar haar omgeving dwong haar tot het beredderen van het huishouden. Voor de kinderen was dat natuurlijk prima: wij hadden een warm, veilig nest en kregen veel aandacht. Vader was een vertegenwoordiger in verf. ’s Morgens vertrok hij met zijn auto naar Long Island waar hij verf- en behangwinkels bezocht.
“We leefden in een veilige buurt met amper verkeer en speelden alle dagen op straat. Een van de redenen waarom Bernard als politicus altijd onafhankelijk wou blijven, is die fantastische ervaring om als kind deel uit te maken van een groepje straatjongens dat zijn eigen regels bepaalde. Geen enkele volwassene zei ons wat we moesten doen of laten.”
Jullie ouders zijn vroeg gestorven, waardoor jullie gedwongen werden snel op eigen benen te staan?
“Dat gold zeker voor Bernard. Mama stierf toen hij 19 was; papa overleed twee jaar later. Dat was een afschuwelijke tijd. (stilte)
“Ik was afgestudeerd, maar Bernard zat nog aan de universiteit. Toen mama ziek werd, had hij zich net ingeschreven aan het Brooklyn College, een afdeling van de universiteit van New York. Hij bracht meer tijd in het ziekenhuis door dan op school. Later ging hij politieke wetenschappen studeren aan de universiteit van Chicago.”
Waar hij het socialisme ontdekte?
“De universiteit van Chicago heeft een progressieve reputatie, ook al leverde de faculteit economie in de loop der jaren heel wat rechtse economen af. Toen Bernard er in 1961 arriveerde, stond de burgerrechtenbeweging nog in haar kinderschoenen. Hij voelde zich meteen aangetrokken tot de meest radicale groep, het Congress of Racial Equality (CORE), met vooral zwarte leden. Hij schopte het tot campagneleider. In die tijd heerste er op het terrein van de universiteit nog gescheiden huisvesting voor zwarte en blanke studenten. Bernard organiseerde het verzet daartegen. Eerst stuurde hij een zwart koppel naar het blanke gedeelte om er zogezegd onwetend een kamer te huren. ‘O sorry, ze zijn allemaal net op.’ Vervolgens stuurde hij een blank koppel voor exact dezelfde kamer. ‘We hebben er nog in overvloed.’ (lacht) Het universiteitsbestuur reageerde zoals universiteitsbesturen dat altijd doen: het richtte een commissie op. ‘We zullen de discriminatie onderzoeken.’ Bernard bleef hen lastig vallen en demonstraties organiseren tot ze door de knieën gingen.”
Uw broer noemt zich nog steeds ‘socialist’. Klinkt dat voor veel Amerikanen niet als vloeken in de kerk?
“Blijkbaar niet. Er wordt gezegd dat inwoners van zijn staat Vermont totaal verschillen van andere Amerikanen, maar Bernards huidige succes bewijst dat dat niet waar is. Dat Amerikanen een hekel aan socialisten hebben, is een mythe. Rond de tijd van de voorverkiezingen in Iowa werd een bevraging georganiseerd onder kiezers die van plan waren om voor een Democratisch kandidaat te stemmen. Er werd gevraagd hoe ze zichzelf zagen: als socialist of kapitalist. De meerderheid kruiste ‘socialist’ aan. Er is in de Verenigde Staten dus wel degelijk iets veranderd.
“In oktober en november was ik in Amerika om Bernard te steunen. Ik was er toen al zeker van dat hij het goed zou doen. Het verraste me wel dat zijn campagne zo’n vliegende start nam. Maar de verklaring is simpel: de statistieken tonen helder als pompwater aan dat er de voorbije veertig jaar een gigantische verschuiving plaatsvond van rijkdom, inkomen en macht van 99 procent van de bevolking naar die kleine fractie van ‘1 procent’. Gewone mensen zijn zich daar ondertussen zéér goed van bewust geworden, ook al doen mainstream-politici nog steeds alsof hun neus bloedt. Burgers voelen de gevolgen in hun dagelijkse leven. Als er dan iemand op het toneel verschijnt die daar duidelijk over communiceert, is het niet verwonderlijk dat hij ook gehoord wordt.”
De mensen die het meest te lijden hebben onder de inkomensongelijkheid, zijn de Latino’s en Afro-Amerikanen. Zij stemmen niet voor uw broer.
“Gemiddeld zijn ze armer dan blanke Amerikanen, dat klopt, maar of ze niet voor mijn broer stemmen? (aarzelt) Waarschijnlijk niet, nee. Al zijn de Latino’s nu wel volop aan het discussiëren of ze Bernard zullen steunen. De Afro-Amerikanen zijn zich heel goed bewust van de grote ongelijkheid in de samenleving, maar blijkbaar zien zij voorlopig meer heil in de boodschap van Hillary Clinton die ze via hun leiders opgelepeld krijgen.”
Hoe slaagde uw broer er als wees in om zijn studies te bekostigen?
“Rond 1960 waren er in Amerika regelingen die het mogelijk maakten dat ook kinderen die plots hun ouders verloren, hun universitaire studies konden afwerken. Als Bernard nu voor gratis hoger onderwijs pleit, wortelt dat in wat hij zelf heeft meegemaakt. Ikzelf heb ook in Brooklyn College en later aan de universiteiten van Harvard en Oxford gestudeerd. Voor Brooklyn moesten we geen cent betalen. In die tijd was Amerika als het op kansen voor minder begoede studenten aankwam, veel vooruitstrevender dan Europa. Toen ik eind jaren zestig hier in Groot-Brittannië aankwam, moest ik vaststellen dat de meeste Britten van mijn leeftijd geen universitaire studies hadden gevolgd. In Amerika was dat compleet anders. Vandaag kost studeren zowel in de VS als in Groot-Brittannië handenvol geld.”
Wanneer is het dan veranderd?
“De grote verandering in de samenleving vond in Amerika waarschijnlijk begin jaren tachtig plaats onder het neoliberale bewind van president Ronald Reagan, en in dit land onder dat van Margaret Thatcher. In de jaren erna verschoven alle centrumrechtse partijen naar radicaal rechts. In plaats van de rechtse partijen op die harde koers aan te vallen, schoof centrumlinks ook op naar rechts. In Groot-Brittannië bouwde Tony Blair met New Labour voort op de erfenis van Thatcher; in Amerika bouwden de Democraten onder impuls van Bill Clinton voort op de fundamenten die door Reagan gelegd waren. De strijd tussen Hillary en Bernard gaat nu juist over de keuze tussen rechts en links.”
Tot 2001 was u zelf lid van Labour.
“In de jaren tachtig was ik zelfs een heel actief lid, tot ik in de tweede helft van de jaren negentig zwaar gedesillusioneerd geraakte. Ik had rechten en sociale wetenschappen gestudeerd, probeerde die twee disciplines te verenigen en begon te werken voor de Oxfordshire Carers Forum, een lokale belangenorganisatie van mantelzorgers. Ik leerde zo de lokale sociale overheidsdiensten van binnenuit kennen. Nadat Tony Blair in 1997 aan de macht kwam, veranderde hij geen jota aan de desastreuze sociale bezuinigingspolitiek van zijn conservatieve voorgangers. Ik was getuige van de ellende die dat hier in Oxfordshire voor zorgbehoevende mensen opleverde. Blair ging zelfs nog een paar stappen verder dan Thatcher: zo schafte hij de georganiseerde nachtzorg af. Voor gehandicapte mensen die zo lang mogelijk onafhankelijk wilden blijven, was dat een ramp, want in geval van nood konden zij ’s nachts bij niemand meer terecht. Het cynische was dat Blair de sociale wetgeving niet aanpaste en bleef doen alsof hij een echte socialist was, want op papier behielden al die mensen recht op nachtzorg. Ik was zo door die politiek gedegouteerd, dat ik mijn partijkaart inleverde. Een paar jaar later werd ik dan lid van de Britse groenen.”
Wanneer werd uw broer een professioneel politicus?
“Dat was geen weloverwogen keuze. In 1968 verhuisde hij naar de staat Vermont. Een vriend nodigde hem in 1971 uit op een vergadering van de Liberty Union Party (LUP). Bernard nam zijn toen tweejarige zoontje Levi mee. (lacht) De LUP was een onooglijk kleine linkse partij die vooral gekant was tegen de oorlog in Vietnam. De senator voor Vermont was net gestorven en de LUP had het waanzinnige plan opgevat om deel te nemen aan de verkiezingen. ‘Wie is kandidaat?’ vroeg de voorzitter. Niemand stak zijn hand op. Tot Bernard met de kleine op zijn schoot zei: ‘Laat ik het dan maar doen.’ Hij was amper een half uur partijlid. (bulderlach) Zo is hij in de politiek gerold. Ik geloof dat hij toen één procent van de stemmen haalde. Hij bleef een paar jaar lid van de LUP, nam aan verschillende verkiezingen deel en klom tot zes procent. Hij ontdekte toen dat hij een geboren politicus is. De inwoners van Vermont zijn open van geest, zelfs voor een lilliputterpartij als de LUP. Bernard werd uitgenodigd op alle grote debatten en mocht zijn zeg doen in alle lokale kranten. Ik bezocht hem tijdens een van zijn campagnes, toen hij een vergeefse gooi deed naar het gouverneurschap. Ik ging mee naar een meeting en Bernard was fantastisch. (glundert) 95 procent van het publiek was niet van plan om voor hem te stemmen, maar hij kreeg probleemloos hun handen op elkaar. Ik was zwaar onder de indruk van mijn jongere broertje.
“Een vriend van Bernard had uitgevogeld dat hij tijdens verkiezingen bijzonder goed scoorde in sommige buurten van de stad Burlington. Zo rijpte het plan om er in 1981 deel te nemen aan de burgemeestersverkiezingen. Als Bernard zich voor iets engageert, smijt hij zich voor de volle honderd procent. Als kind was hij ook al zo. Hij stapte in Burlington van deur tot deur en sprak met duizenden inwoners. Hij werkte samen met plaatselijke actiegroepen en organisaties. Burlington ligt aan het Champlainmeer en er waren megalomane plannen om hoge flatgebouwen op de ongerepte oever van het meer te bouwen. Een paar betonboeren wilden die voor iedereen toegankelijke natuurpracht vernietigen voor het welzijn van een paar rijkelui. Bernard steunde de actiegroep die die plannen wou stoppen.
“Hij won de verkiezingen met een verschil van tien stemmen. (lacht) Ik was erbij toen hij als burgemeester ingezworen werd. Ze konden niet geloven dat hij het gehaald had. Het was onwaarschijnlijk. Mijn verbeelding schiet te kort om de sfeer van toen te beschrijven. Alle bestaande krachten in de stad waren tegen hem, net als de gemeenteraad. Ze lieten zelfs niet toe dat hij een secretaresse inhuurde. Hij kreeg ook geen kantoorruimte. Hij stelde de stadsbegroting dan maar op aan zijn keukentafel. (lacht) Maar het is hem gelukt. In onmogelijke omstandigheden groeide mijn broer uit tot een fantastische burgemeester. Bij de volgende verkiezing haalde hij dubbel zoveel stemmen. Aan het einde van zijn burgemeesterschap waren vriend en vijand het erover eens dat hij schitterend werk geleverd had. Burlington staat nu in heel Amerika bekend als een van de beste kleine steden om te leven.”
Wat deed uw broer dan anders dan zijn voorgangers?
“Zijn voorgangers waren grijs, saai en bakten er helemaal niets van. Bernard benoemde bekwame mensen. Hij bouwde voorzieningen voor de jeugd uit, vertimmerde het stadhuis tot een heuse kunstgalerie, redde de oever van de bouwmagnaten en ontwikkelde als allereerste de ‘community land trust’. Mensen konden hun huis of appartement kopen, terwijl de grond eigendom bleef van de stad. Door de gebouwen los te koppelen van het land waarop ze stonden, halveerde de aankoop- of huursom van een nieuwe woning. In Burlington kunnen gewone burgers het zich nu permitteren om een huis te kopen of huren.”
Uw broer ging er altijd prat op totaal onafhankelijk te zijn. Waar haalde hij het geld vandaan voor zijn verkiezingscampagnes?
“Hij haalde het nooit bij rijke organisaties en liet zich financieel steunen door gewone burgers. De laatste dertig jaar maakten enkel mensen met veel geld en machtige sponsors kans op het presidentschap. Vandaag zet Bernard die scheefgegroeide situatie recht. Hij zamelt geld in via een vorm van online crowdfunding. Vijf miljoen mensen hebben tot hiertoe elk gemiddeld 27 dollar gestort.
“Amerikaanse politici laten zich financieel steunen door grote bedrijven en kapitaalkrachtige zakenlui. ‘The powers that be’ zien Bernard als een bedreiging. Doordat hij door heel gewone burgers gefinancierd wordt, hebben ze geen vat op hem. Ze beginnen nu te beseffen dat ze ook geen vinger in de pap zullen hebben als hij verkozen wordt. Bernards plannen tegen de klimaatverandering gaan veel verder dan die van de Britse groenen. Als hij president wordt, zullen de grote energiebedrijven de factuur voor zijn klimaatplan voorgeschoteld krijgen. U kunt zich voorstellen dat zij niet dolenthousiast zijn over zijn succes. Mijn broer twijfelt er openlijk aan of er nu in Amerika wel sprake is van democratie. Een land dat geleid wordt door een handvol politici, in samenspraak met een kleine groep zakenlui, bedrijfsleiders en bankiers, is geen democratie maar een oligarchie. Ook Hillary Clinton maakt daar deel van uit. Op dit moment treedt ze samen met haar man op als een team, ooit was het anders. (lacht) Waar halen zij hun geld vandaan? Ze vragen 65.000 dollar per speech en verdienden daar samen meer dan 100 miljoen dollar mee. Toehoorders betalen hen niet omdat ze hen zo graag horen redevoeren, maar om invloed te kopen of om hen te bedanken voor bewezen diensten.”
Gaf uw broer in 2015 zijn onafhankelijkheid niet op door lid te worden van de Democratische Partij?
“Bernard gaf helemaal niets op. Hij wou eerst totaal onafhankelijk, buiten alle voorverkiezingen om, de race voor het presidentschap inzetten. Dan was hij ‘onbezoedeld’ gebleven, maar had hij zonder twijfel de progressieve en centrumstemmen verdeeld en de overwinning op een presenteerblaadje aan de Republikeinen aangeboden. Ooit waren de verschillen tussen Republikeinen en Democraten niet erg groot; nu is de kloof immens. De voornaamste reden voor Bernards lidmaatschap zijn de kandidaten van de Republikeinse Partij. Europeanen zien Donald Trump terecht als een extreemrechtse bullebak, maar de anderen zijn niet veel beter. Zelfs de zogenaamd gematigde Marco Rubio is in werkelijkheid extreemrechts.”
Net als uw broer presenteert Trump zichzelf als ‘anti-establishment’.
“Terwijl hij de verpersoonlijking is van dat establishment. Trumps succes is heel bizar. Veel mensen die voor hem stemmen, zijn net als Bernards kiezers zwaar geraakt door de economische crisis. Trump is alleen op zoek naar zondebokken, terwijl mijn broer rationele voorstellen heeft om de levensomstandigheden van mensen te verbeteren. Als het een ultieme strijd wordt tussen Trump en Bernard, wint mijn broer. Als hij dan president van de Verenigde Staten is, zal ik vaak bij hem op bezoek gaan.”
Stel dat uw broer de voorverkiezingen niet wint. Wordt hij dan Hillary’s running mate?
“Nooit. Er zijn weinig dingen die ik met zekerheid kan voorspellen, maar dit wel: Bernard wordt nooit Hillary’s running mate.”
Hij heeft vooral succes bij jonge mensen. Zijn generatiegenoten kon hij nog niet overtuigen. Hoe verklaart u dat?
“De nieuwe Labour-leider Jeremy Corbyn is halverwege de zestig en heeft zijn verkiezing ook aan jonge mensen te danken. Zij zijn sneller geïnteresseerd in verfrissende ideeën. Daar komt bij dat de crisis vooral voor hen realiteit is. Hier in Oxford kan amper tien procent van de jongeren het zich veroorloven om een fatsoenlijk huis of appartement te huren. In Amerika is het niet veel beter. Oudere mensen zijn gesetteld en vrezen de verandering.”
Hoe slopend is deze campagne voor uw broer?
“Bernard is voortdurend op reis, werkt zeven dagen per week, 18 uur per dag. Maar maak u geen zorgen: hij is in topvorm. Hij is dan ook nog maar 74. (lacht)”
© Jan Stevens