Wanneer woorden wapens worden

EPOU_16_let op uw woorden omslag.inddIn Let op je woorden leidt taalkundig antropoloog Jan Blommaert gewone stervelingen op tot spindoctor. “Ik adviseer kritische mensen welke woorden ze in discussies best vermijden en welke ze juist wel moeten gebruiken. Politici betalen hun spindoctors handenvol geld; mijn boek kost een prikje.”

 

Met Let op je woorden wil Jan Blommaert (54), professor taal, cultuur en globalisering aan de Tilburg University, weerwerk bieden tegen wat hij het neoliberale ‘dominante vertoog’ noemt. “Het internet hielp de voorbije twintig jaar het publieke debat exploderen”, zegt hij. “Veel mensen nemen nu online deel aan grote maatschappelijke debatten waar ze vroeger van uitgesloten waren. Die massale deelname heeft een enorm democratisch potentieel. Alleen is dat internet jammer genoeg niet meer dan een echokamer van alle uitspraken en meningen die onze samenleving domineren. Ze worden miljoenen keren herhaald, in verschillende variaties, waardoor mensen echt beginnen te geloven dat ze de werkelijkheid juist weergeven. In mijn boek onderzoek ik waar sommige uitspraken vandaan komen en help ik lezers ze anders te formuleren.”

 

U wilt ‘kritische mensen en sociale bewegingen’ wapenen tegen wat Bart De Wever omschrijft als ‘de centrumrechtse Vlaamse grondstroom’. Staan ze in discussies dan vaak met hun mond vol tanden?

Jan Blommaert: “Ja. Zelfs mensen die zeer kritisch tegenover die rechtse grondstroom staan, ervaren hoe moeilijk het is om weerwerk te bieden tegen de manier waarop sommige woorden geïnterpreteerd worden. Zo wordt in het dominante discours het begrip ‘economie’ zo goed als uitsluitend gereduceerd tot bedrijven uit de privésector. In werkelijkheid vormen die ondernemingen maar een klein deel van de gehele economie, er is onder andere ook nog de overheid en de non-profit. Maar veel mensen vinden in debatten de juiste woorden niet om tegen die verenging in te gaan en volgen dan maar noodgedwongen de stroom.”

 

Woorden zijn voor u ‘wapens in de sociale strijd’?

“‘Neutrale’ woorden bestaan niet. Daarom moet je eerst goed de achtergronden kennen van de woorden die de tegenstrever hanteert. In het discours rond de vluchtelingencrisis wordt vaak het onderscheid gemaakt tussen ‘goeie’ en ‘slechte’ asielzoekers. Vluchtelingen die in een asielcentrum in een vechtpartij betrokken raken, worden meteen bij de slechte ingedeeld en moeten opkrassen. Op het eerste gezicht klinkt dat aannemelijk, waardoor veel mensen er ook makkelijk mee instemmen. Maar ze weten niet dat verdragen zoals de Conventie van Genève of de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens het helemaal niet mogelijk maken dat die vluchtelingen teruggestuurd worden. Want volgens al die conventies en andere asielverdragen hebben ook de ‘stouteriken’ rechten. Een vluchteling die stout geweest is, moet op exact dezelfde manier berecht worden als elke andere burger die zich misdragen heeft. De realiteit is dus lichtjes anders dan wat de grondstroom ons wil doen geloven. Veel mensen vinden nu dat vluchtelingen die in een asielcentrum een keer op de vuist gegaan zijn, geen recht meer hebben op asiel. Vanuit die overtuiging gaan ze dan met anderen in ‘discussie’ over wie asiel verdient en wie niet. Vaak ontaardt dat in een moddergevecht. Een partij zoals de N-VA voert al enkele jaren een sterk, moreel discours over het gedrag en de ingesteldheid van vluchtelingen. ‘Zijn ze goed? Zijn ze braaf? Werken ze hard?’ Hun werkelijke rechten zijn daardoor compleet ondergesneeuwd. Staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken doet daar flink aan mee. De media laten zich op sleeptouw nemen en zoemen in op zowat elk incident in een asielcentrum. Zo wordt met woorden een apart beeld van de werkelijkheid getoond, dat ondertussen uitgegroeid is tot een stevig wapen in de strijd rond de vluchtelingenproblematiek.”

 

U leert uw lezers alle finesses van ‘framing’. Is dat geen ‘besmette’ techniek?

“In de sociolinguïstiek en de antropologie is framing volstrekt normaal. Nu wordt framing bijna uitsluitend geïnterpreteerd als verdraaiing van de werkelijkheid, als een vorm van ‘spin’ of manipulatie. Terwijl framing in zijn oorspronkelijke betekenis niets meer is dan het kader dat betekenis geeft aan onze communicatie. Frames zijn normale sociale en culturele interpretatiepatronen die we activeren telkens als we iets zeggen, horen, schrijven of lezen. We hanteren ze voor ongeveer elk onderwerp in ons leven. Als we over onze auto spreken, gebruiken we een compleet ander frame dan wanneer we het over onze kinderen hebben. ‘Framevrije’ communicatie bestaat niet: we framen er allemaal lustig op los. Daar is niets mis mee, want als we dat niet zouden doen, begrijpt niemand ons. Wat niet wil zeggen dat we voor alle uitspraken van anderen er meteen ook hun frame bij moeten accepteren. We mogen sommige uitspraken gerust ‘reframen’. Toen oud-premier Yves Leterme nog een hoge functie had bij de OESO, verkondigde hij op een bepaald moment dat de lonen in België te hoog waren en dat het openbaar vervoer te goedkoop was. Hij stelde dat ons land er op vooruit zou gaan als de mensen minder zouden verdienen en meer zouden moeten betalen voor een basisbehoefte zoals transport. In mijn wereld staat minder verdienen en meer uitgeven gelijk met verarming, in plaats van met ‘vooruitgang’. Leterme’s uitspraak zal ik dus graag ‘reframen’.”

 

U vindt dat we aanslagen zoals die in Parijs niet langer als terrorisme maar als banditisme zouden moeten benoemen?

“Het woordje terrorisme is zware munitie: het is een nucleair wapen in het maatschappelijk debat. Bij een recente schietpartij met zeven doden in de Amerikaanse staat Michigan was de dader een blanke veertiger. In de berichtgeving dook nergens het woord terreur op. Begin december vorig jaar was er een andere schietpartij in San Bernardino in de staat Californië. Een man en een vrouw doodden op een bedrijfsfeestje veertien collega’s. De eerste uren werd er niet gesproken over terreur, tot bleek dat de daders moslims waren. Het gaat hier over twee identieke feiten, waar we telkens andere woorden voor gebruiken. Waarom doen we dat? ‘Terrorist’ is zowat de meest negatieve politieke kwalificatie die iemand als vijand kan krijgen. Maar wie voor de ene een ‘terrorist’ is, is voor de andere een ‘vrijheidsstrijder’. Voor het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime was Nelson Mandela een terrorist. Later kreeg hij de Nobelprijs voor de Vrede. Nog een andere Nobelprijswinnaar voor de Vrede is de Israëlische premier Menachem Begin. In de jaren veertig was hij lid van een zionistische ‘terroristische’ militie en gaf hij het bevel voor een dodelijke bomaanslag op een hotel. Ook Yasser Arafat was jarenlang een terrorist, tot hij een vredesakkoord met Israël sloot én de Nobelprijs voor de Vrede kreeg.”

 

Maakt een figuur als Osama bin Laden kans om ooit gerehabiliteerd te worden tot vrijheidsstrijder?

“Voor een belangrijk deel van de wereld is Bin Laden een held en een bevrijder. Het gebruik van het woord ‘terrorist’ drukt een relatie uit tussen degene die het gebruikt en degene die het ondergaat. In de ogen van een aantal groepen in de wereld bezondigen ook wij ons aan terreur als we met onze vliegtuigen in Syrië en Irak onschuldige vrouwen, kinderen en bejaarden bombarderen. We gebruiken woorden als ‘terrorist’ en ‘geradicaliseerde’ alsof het absolute vaststaande feiten zijn, maar dat is niet zo. Er is bitter weinig verschil tussen de handelingen van Amedy Coulibaly in januari vorig jaar in de Joodse supermarkt in Parijs en die van de Bende van Nijvel indertijd in de Delhaize-supermarkten. Naar aanleiding van de overvallen van de Bende van Nijvel werd dertig jaar geleden de cel Zwaar Banditisme opgericht. Er verschenen geen militairen op straat en onze privacy werd niet opgeofferd. Nu zijn exact dezelfde feiten gepleegd. Alleen plakken onze bewindslui er ‘terrorisme’ in plaats van ‘zwaar banditisme’ op, met als gevolg dat heel onze samenleving gemilitariseerd wordt. De effecten van het gebruik van het woord ‘terreur’ zijn zo ingrijpend, dat we het wel in vraag moéten stellen.”

 

Jan Blommaert, Let op je woorden, EPO, 17,50 euro

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten