De onderpastoor
In De onderpastoor reconstrueert Louis Van Dievel de strijd eind jaren zestig tussen de oerconservatieve bisschop Van Peteghem en de jonge vooruitstrevende dorpspriester Gilbert Verhaeghen en zijn aanhangers. ‘Tot vandaag ligt de “kwestie-Verhaeghen” nog heel gevoelig in de parochie Sint-Gillis-Dendermonde.’
In de prille lente van 1969 brak in de Sint-Egidiusparochie van Sint-Gillis-Dendermonde een volksopstand uit. De parochianen pikten het niet dat het bisdom Gent hun favoriete onderpastoor Gilbert Verhaeghen wou overplaatsen. Aanleiding was de nieuwe marmeren vloer in de Sint-Gilliskerk. Die had bijna 1 miljoen frank gekost, terwijl er volgens Verhaeghen en de actievoerders geen geld was voor fatsoenlijke lokalen voor de jeugdverenigingen. Dieperliggend woedde de strijd om inspraak voor leken tussen de aartsconservatieve bisschop Leonce-Albert Van Peteghem en de jonge vooruitstrevende priester Verhaeghen. De ene vond de kerk geen democratie, terwijl de andere in de geest van het Tweede Vaticaans Concilie de ramen en deuren wou opengooien. Drie maanden duurde die strijd, met pamfletten, spandoeken, misverstoringen, oproerpolitie en zelfs bijna een lynchpartij. Tot Gilbert Verhaeghen in mei ’69 zijn overplaatsing naar Nieuwkerken-Waas aanvaardde.
In zijn uitstekende roman De onderpastoor brengt voormalig VRT-journalist en schrijver Louis Van Dievel de in 2014 overleden Gilbert Verhaeghen opnieuw tot leven. ‘Eind jaren negentig was er heel wat heisa rond priester Rudy Borremans’, zegt Van Dievel. ‘Hij leefde openlijk samen met zijn vriend en dat was niet naar de zin van de toenmalige kardinaal Godfried Danneels. Pastoor Borremans mocht wel homoseksueel zijn, alleen mocht hij dat niet praktiseren. Hij werd voortdurend overgeplaatst. In 2008 was hij pastoor van de twee Vlaams-Brabantse parochies Everberg en Meerbeek. Daar raakte hij in conflict met de federatiepastoor en werd hij opnieuw de laan uitgestuurd. De parochianen vonden dat ontslag niet terecht en in maart 2008 kwamen ze massaal op straat. ’s Avonds was die betoging een hoofdpunt in het VRT-journaal. Er werd toen in de intro gezegd: “Het is de eerste keer in Vlaanderen dat parochianen demonstreren voor het behoud van hun pastoor.” De volgende dag kreeg ik een mail van een wildvreemd iemand uit Sint-Gillis-Dendermonde. Hij schreef: “De demonstratie voor Borremans is geen unicum. In 1969 hebben wij maandenlang voor onze priester betoogd. Bent u geïnteresseerd?” Zoiets moet je mij geen twee keer vragen.’
Dus sprak u met die man af?
Louis Van Dievel: Hij stuurde me eerst een exemplaar van ‘Zwartboek Verhaeghen’, een bundeling persartikelen en communiqués van het ‘aksiekomitee’ uit die tijd over de ‘kwestie-Verhaeghen’. Die ligt vandaag trouwens nog steeds heel gevoelig in Sint-Gillis-Dendermonde. Zo wou de man die me in 2008 contacteerde, niet vernoemd worden in het dankwoord van mijn roman. Hij is een van de enigen van de betrokkenen die al die jaren met me is blijven spreken. Zo goed als alle anderen wilden mijn pen vasthouden. Zowel de leden van de conservatieve club die een hekel aan Verhaeghen had, als de oud-strijders uit dat steuncomité. Ingrid Michem, de dochter van een van de actievoerders, en haar vorig jaar overleden man Rik Geerinckx bleven ook met me praten. Daarom heb ik De onderpastoor aan Rik opgedragen.
Waarom koos u voor de romanvorm en niet voor de biografie?
Van Dievel: Ik heb lang getwijfeld. Maar toen duidelijk werd dat sommigen mijn pen wilden vasthouden en nog anderen niet meer wilden meewerken, besloot ik om het verhaal van Gilbert Verhaeghen tot roman te bewerken. Ik heb hetzelfde procedé toegepast bij mijn roman De Pruimelaarstraat over seriemoordenaar Staf Van Eyken alias de Vampier van Muizen. Eerst zoek ik alle mogelijke informatie die er ook maar over mijn onderwerp te vinden is, vervolgens maak ik er mijn eigen verhaal van. Ik schrijf dan een roman zoals ik denk dat het gegaan is. Dat geeft me meer vrijheid: al degenen die als twintigers of dertigers eind jaren zestig voor Verhaeghen demonstreerden, moet ik nu niet meer vernoemen. Zij leven nog allemaal, terwijl de pastoors van toen allemaal dood zijn.
Ik heb Gilbert Verhaeghen goed gekend. Ik woon in het gehucht De Hellestraat in Stekene waar hij van 1987 tot aan zijn pensioen in 2009 pastoor was. Het eerste groot interview dat ik ooit van iemand afnam, was van hem, voor het inmiddels ter ziele gegane lokale weekblad Het Vrije Waasland.
Louis Van Dievel: Echt? Overal kom ik nu mensen tegen die Verhaeghen goed gekend hebben. (lacht) Mieke Van Hecke, de voormalige topvrouw van het katholiek onderwijs, was chiroleidster in Gent toen hij daar een jonge onderpastoor was. Ze bleef contact met hem houden, want haar moeder wou elk jaar bij hem te biechten gaan. Tot in De Hellestraat.
Hebt u hem ooit ontmoet?
Van Dievel: Nee. Op 12 juli 2014 is hij gestorven. Ik wist dat hij na zijn afscheid van De Hellestraat naar een bejaardenhome verhuisde in de naburige gemeente Sint-Pauwels. Ik was van plan om contact met hem te zoeken, maar toen zag ik zijn overlijdensbericht in de krant.
U citeert veelvuldig uit zijn dagboek. Hield hij dat echt bij?
Van Dievel: Nee, dat is de vrijheid van de romanschrijver. Maar al de rest, àlle citaten komen uit officiële documenten. Na lectuur van De onderpastoor heb je een portret van Verhaeghen in een bepalende periode van zijn leven. Ik schets geen ‘hiep-hiep-hoera-beeld’. Ook Mieke Van Hecke sprak zeer genuanceerd over hem.
Wat voor een mens was hij?
Van Dievel: Een goed mens, maar ook een koppigaard. Ik ben dat zelf ook; dat schept een band. (lacht) Van 11 oktober 1962 tot 8 december 1965 vond op initiatief van paus Johannes XXIII het tweede Vaticaans Concilie plaats. De kerk nam op papier afscheid van het verleden en wou de moderne tijd omarmen. De ramen en deuren moesten opengezet worden om frisse lucht binnen te laten. Er werden besluiten goedgekeurd die voor meer inspraak en betrokkenheid van de gelovigen moesten zorgen. Gilbert Verhaeghen was een groot voorstander en voorvechter van dat concilie, maar de conservatieven in de kerk vonden al die progressieve nieuwlichterij maar niets. Verhaeghen had eerst niet in de gaten dat vooral in het bisdom Gent de besluiten van Vaticanum II dode letter zouden blijven. Bisschop Leonce-Albert Van Peteghem was een aartsreactionair en trok zich daar niets van aan.
Terwijl hij nog meegewerkt heeft aan dat Tweede Vaticaans Concilie.
Van Dievel: Ja, dat is heel bizar. Het lijkt alsof Van Peteghem veranderd was door bisschop te worden. Daarvoor was hij een geliefde professor moraaltheologie aan het seminarie van Gent. In 1964 werd hij tot bisschop gewijd en vanaf dan werd die man bang voor zijn eigen schaduw. Hij omringde zich met hondstrouwe volgelingen en donkere wolken pakten samen boven zijn bisdom. De andere Belgische bisschoppen waren wèl min of meer mee met de veranderende tijd. Van Peteghem niet. Hij hield alles en iedereen in de gaten. Hij weigerde de hand te schudden van priesters die geen Romeinse boord droegen. Hij kwam in de kerk controleren of de stoelen wel goed stonden. Snel vond hij aansluiting bij de beweging van ultraconservatieven tegen het Vaticaans Concilie. Gilbert Verhaeghen had pech dat hij in het bisdom Gent terechtgekomen was. Op een bepaald moment raadde vicaris-generaal Leo De Kesel, de rechterhand van Van Peteghem en de oom van de huidige kardinaal Jozef De Kesel, Verhaeghen zelfs aan om naar het bisdom Brugge te verhuizen. Maar de koppige onderpastoor bleef.
Was Verhaeghen een linkse priester?
Van Dievel: Hij was sociaal, de perfecte ACW’er of KWB’er. Hij werd ‘progressief’ genoemd, terwijl hij dat eigenlijk niet was en hij zei dat zelf ook. Hij vond dat de leken én de vrouwen in de kerk meer in de pap te brokken moesten krijgen. Échte hervorming hield veel meer in dan de mis in de volkstaal. Eind jaren zestig zag hij al het aantal priesterroepingen teruglopen. Hij voelde heel goed aan dat dat een teken van de tijd was. De kerk moest volgens hem hedendaags worden. In Sint-Gillis-Dendermonde bracht hij bij zijn parochianen de vonk over. Maar tijdens alle verdere acties, hield hij zich zo goed mogelijk op de achtergrond. Hij zat tussen hamer en aambeeld, want hij wilde niet de verdenking op zich laden dat hij de grote organisator van het protest was. De parochianen van Sint-Gillis-Dendermonde organiseerden hun verzet zélf en dat vind ik zo geweldig. Stel je voor: een doodbrave Vlaamse parochie die tegen de hoge heren van het bisdom zegt: ‘Niet met ons, Verhaeghen moet blijven!’ Iedereen dacht dat hun protest na een paar weken zou doodbloeden, maar ze bléven volhouden. Toen hij dan uiteindelijk toch naar Nieuwkerken overgeplaatst werd, zeiden ze: ‘Nu bouwen we ons eigen jeugdlokaal.’ Ze creëerden hun eigen parochietje en Verhaeghens geest is er blijven hangen.
Hoe kwam Gilbert Verhaeghen in Sint-Gillis-Dendermonde terecht?
Van Dievel: Vanuit Gent hadden ze hem in 1965 naar daar overgeplaatst. Tussen 1962 en ’65 was hij onderpastoor in de Gentse Sint-Vincentiusparochie. Hij was er dikke maatjes met priester-arbeider Frans Wuytack. Wuytack zou later de bevrijdingstheologie en het revolutionaire verzet omarmen en door de kerk uit zijn priesterambt gezet worden. Nog later werd Wuytack beeldhouwer. Begin jaren zestig maakten de jonge onderpastoors Verhaeghen en Wuytack de straten van de Gentse Bloemekenswijk onveilig op een oude BMW-motorfiets. Het bisdom vond dat maar niets, en Verhaeghen werd tot onderpastoor benoemd in Sint-Gillis-Dendermonde.
Hij bracht schwung in die parochie. Hij installeerde inspraak via een parochieraad en onderhield uitstekende relaties met de verenigingen en de jeugdbewegingen. Er gebeurde ontzettend veel en pastoor Jozef De Brouwer stak alle pluimen op zijn hoed. Zolang het goed ging, liet hij Gilbert Verhaeghen begaan. Maar van zodra het bisdom in Gent zich begon te moeien, keerde hij zijn kar.
Het bisdom wou Verhaeghen onder druk van de conservatieven in zijn parochie overplaatsen?
Van Dievel: Er werden anonieme brieven naar bisschop Van Peteghem geschreven. Mijn roman begint met zo’n authentieke brief. ‘Hooggeachte Heer Monseigneur’, schreef de ‘verontruste parochiaan’, ‘ik voel het als mijn katholieke plicht u in te lichten over de handelwijze van E.H. Verhaeghen. In de drie jaren sinds zijn benoeming in onze parochie is deze Verhaeghen erin geslaagd de gelovigen tegen elkaar op te zetten met preken en uitlatingen die nog weinig met de katholieke geloofsleer te maken hebben, ja er zelfs gans strijdig mee zijn. Vanop de kansel heeft hij het bestaan om tot een revolutie op te roepen. Hij maakt het stille werk van E.H. pastoor De Brouwer en van zijn collega-onderpastoor, de zeer ervaren E.H. Van Coppenolle, belachelijk. Hij doet bij de katholieke verenigingen waarvan hij de proost is aan zogenoemde voorlichting op een gebied waar hij zich als priester verre vandaan heeft te houden. Hij is allesbehalve terughoudend in zijn omgang met het vrouwelijke deel van onze parochie. Meer durf ik hierover niet te zeggen. Maar er zijn getuigen! Verhaeghen bezoekt socialistische dranklokalen waar hij zich blijkbaar meer op zijn plaats voelt dan in onze parochiekerk. Het huis dat de kerkfabriek hem ter beschikking stelt, is verworden tot een verzamelplaats van allen die het niet nauw nemen met de Tien Geboden. Met dit alles, zo beweert Verhaeghen, brengt hij de besluiten van het Vaticaanse Concilie in de praktijk. Maar niets is minder waar! Hij leidt de gelovigen van Sint-Gillis- Dendermonde integendeel op een dwaalspoor.’
U weet wie achter die brieven zat?
Van Dievel: Ja, de conservatieve kliek, maar ik ga geen namen noemen. Want het leeft nog steeds. Jan Pauwels, woordvoerder van de ongelukkige ex-minister Joke Schauvliege, is van Dendermonde en bracht me in contact met zeer veel getuigen. Jan vertelde me dat de oudjes in het plaatselijke rusthuis nog altijd ruzie maken over Verhaeghen. ‘Wat voor een vrouwenzot was dat toch!’ (lacht) Mieke Van Hecke vertrouwde me toe dat veel vrouwen hadden willen ingaan op zijn avances, maar ik weet niet of hij ook ooit verder ging.
Op het einde van zijn leven laat u hem in zijn dagboek schrijven: ‘Er zijn verleidingen geweest. Ik heb mij enkele keren in de schemerzone gewaagd. Zelfs met gehuwde vrouwen. Maar ik ben nooit over de drempel gegaan.’ Eén van die vrouwen vertelde mij dat hij verschillende keren de drempel overging en zo soms emotionele ravages aanrichtte.
Van Dievel: Dat wist ik niet. Hij was alleszins een opmerkelijk figuur. Kijk, wat mij zo intrigeert, is de opstand in die parochie. Mensen namen het voor hem op en wilden hem niet kwijt. Dat spleet Sint-Gillis-Dendermonde, trok families uiteen en is nooit helemaal verdwenen. Het conflict kwam in april ’69 tot een kookpunt toen Leo De Kesel bijna gelyncht werd. Hij kwam aan de plechtige communicanten het heilig vormsel toedienen, maar werd opgewacht door een woedende menigte met zwarte vlaggen. ‘Verhaeghen! Verhaeghen!’, scandeerden ze. De Kesel overleefde ternauwernood zijn bezoek aan de parochie; zo boos waren die mensen. Ze vonden dat er met hun voeten werd gespeeld. Er werd voortdurend warm en koud geblazen en er werden beloftes gedaan die meteen weer verbroken werden. De tactiek van het bisdom en de pastoor was: iets toegeven om daar niet veel later op terug te komen. Wit zeggen tegen de ene, en zwart tegen de andere. Dwaalsporen leggen, tijd winnen en hopen dat het verzet een stille dood zou sterven. Het bijna molesteren van De Kesel was een cadeau voor het bisdom: dat konden ze in Verhaeghen zijn schoenen schuiven. Een kleine maand later werd hij overgeplaatst naar Nieuwkerken-Waas.
Waarom is hij nooit uit de kerk gestapt? In de jaren dat ik hem kende, fulmineerde hij continu tegen de ‘kliek in Rome’.
Van Dievel: Hij noemde zichzelf katholiek en niet rooms-katholiek. Hij vond dat hij als priester niet mocht opgeven. Het is nooit bij hem opgekomen om zijn kap over de haag te smijten. Bevriende pastoors met hetzelfde gedachtengoed stapten er één na één uit. Tientallen namen afscheid van hun priesterschap. Verhaeghen liep altijd voorop en ik denk dat hij af en toe vergat om te kijken of de troepen nog volgden. In Sint-Gillis liepen ze allemaal mee.
Daar gedroeg hij zich toch ook als een goeroe voor de jeugd?
Van Dievel: Jawel. Het zou me niet verwonderen dat Mieke Van Hecke als 18-jarig chiromeisje een beetje verliefd op hem was. (lacht)
Toch was hij nogal een morsig type.
Van Dievel: Dat is hij altijd geweest. Hij rookte pijp, dronk flink wat wijn en waste zich zelden. Poetsen was niet aan hem besteed. Zijn parochianen hadden medelijden met hem en kwamen zijn huis schoonmaken en de afwas doen. Hij ging kuisen bij bejaarden die krom liepen van de reuma, maar in zijn eigen huis was het een stort.
Hij had een uitstekende wijnkelder en trakteerde gul.
Van Dievel: Dat was het liefste wat hij deed: samen drinken en filosoferen. Hij heeft zich nooit iets aangetrokken van zijn gezondheid, tot hij op het laatste bijna dood was. Vijf maanden lang lag hij in het ziekenhuis. Eind 2009 besloot hij om niet terug te keren naar de pastorij in De Hellestraat. Hij nam zijn intrek in een rust- en verzorgingstehuis, bij de dementen terwijl hij zelf niet aan het dementeren was.
Als ‘verklaring’ gaf hij toen: ‘In het land der blinden is eenoog koning.’
Van Dievel: Volgens mij beschouwde hij de dementen als zijn gelijken. Tegen andere bezoekers zei hij: ‘De dementen zullen denken dat ik hun overleden kind ben, een buur of een kameraad uit de legertijd. Ze zullen kwaad op me zijn en af en toe vloeken. Maar misschien hebben ze tussendoor ook een helder moment waarop ik iets voor hen kan betekenen.’
Louis Van Dievel
- 1953 geboren in Mechelen
- Studeerde vertaler Italiaans, Engels
- Werkte een carrière lang als journalist voor de VRT, op een paar kleine overstappen naar VTM na
- 2002 debuteerde met de roman Happy Days en schreef sindsdien meer dan een dozijn andere boeken
- 2006 brak door met De Pruimelaarstraat
- 2011 kreeg de Hercule Poirotprijs voor zijn misdaadroman Hof van Assisen
Louis Van Dievel, De onderpastoor, Uitgeverij Vrijdag, 352 blz., 22,50 euro
(c) Jan Stevens