De stad die nooit sliep
In 79 na Christus raakte Pompeii bedolven onder de lava na een explosie van de Vesuvius. Tot vandaag blijven de archeologische resten van de stad de belangrijkste bron voor onze kennis van het Romeinse Rijk. In haar boeiende boek Pompeii gaat classica Mary Beard op zoek naar antwoorden op voor de hand liggende vragen als: hoe werkten, leefden en vreeën onze voorouders uit de oudheid? En waarom stonken ze allemaal zo uit hun mond?
Meer dan dertig jaar geleden liep de jonge studente Oude Geschiedenis Mary Beard voor het eerst door de overblijfselen van de Romeinse stad Pompeii. Ze had een cursus over Pompeii gevolgd, er veel over gelezen, en ging er met een vriendin naartoe die er niets van afwist. “Ik zou haar rondleiden. Maar vrij snel merkte ik dat de stad er totaal anders uitzag dan wat ik erover geleerd had. Toen al wist ik dat ik ooit de ultieme geschiedenis van de stad zou schrijven.”
Anno 2009 is Mary Beard Engelands meest beroemde en gerespecteerde classica. Ze leidt het departement Oude Geschiedenis van de universiteit van Cambridge, en heeft heel wat boeken over de oudheid op haar naam staan. Onlangs voegde ze daar het indrukwekkende Pompeii, Het dagelijkse leven in een Romeinse stad aan toe.
“Ik heb me altijd geërgerd aan vakbroeders die bang zijn voor het alledaagse”, zegt ze. “Historici vinden je maar naïef als je het dagelijkse leven uit het verre verleden probeert te reconstrueren. Ik vind dat juist heel belangrijk. Al is het geen eenvoudige opdracht. Er zijn sporen van het alledaagse leven te vinden in de literatuur van die tijd, maar vaak gaan die teksten over heersers en multimiljonairs en niet over gewone mensen. Van het leven op straat komen we weinig te weten. Pompeii is een goudmijn voor een nieuwsgierige onderzoeker die in een teletijdmachine terug wil keren naar de oudheid. Het is de best bewaarde archeologische site ter wereld. Het is ook een heel ontroerende plek. De stad is in 79 na Christus bedolven onder de lava door een uitbarsting van de Vesuvius, waardoor de huizen en de contouren van de mensen die het niet overleefd hebben, griezelig goed bewaard gebleven zijn. Vandaag is het ook de enige plaats ter wereld waar je de voordeur van een Romeins huis kunt openen en zo kunt binnenstappen. Dat is heel opwindend.”
Waarom hebben historici het zo lastig met het alledaagse?
BEARD: Ik vermoed dat ze vragen van gewone mensen over het dagelijkse leven in het verleden maar dom vinden. De beste manier om het echte leven in Pompeii te reconstrueren, is je ogen openhouden als je er rondwandelt. Kijk naar de straten en stel jezelf de vragen die je als academicus niet mag stellen. Gedraag je dus als een gewone toerist. Tijdens rondleidingen krijgen toeristen de officiële geschiedschrijving te horen. Vaak stellen bezoekers dan erg goeie vragen, maar worden ze door de gids terecht gewezen omdat ze ‘dom’ klinken. Pas als je jezelf toestaat om de voor de hand liggende vragen te stellen, opent de stad zich voor je. Een van die ‘domme’ vragen is: waarom liggen de voetpaden zo hoog en zijn er overal stapstenen? Het meest plausibele antwoord is dan dat er iets in de straten moet gelegen hebben waar de inwoners zeker niet wilden doorwaden. Dan zijn er maar twee mogelijke antwoorden: het ene is afval en stront. Het andere is water.
Pompeii moet met een ernstig afvalprobleem te kampen gehad hebben. Van afvalverwerking hadden de Romeinen nog nooit gehoord. Er liepen ezels, varkens, ratten, paarden rond. De straten lagen vol dierenstront, rottende kadavers en menselijke uitwerpselen. Een paar huizen hadden een wc, maar de meeste niet. Mensen deden hun behoefte gewoon op straat, of hangend uit hun raam. Die realiteit zie je niet in speelfilms over het oude Romeinse Rijk. Iedereen ligt daar aan lange, met voedsel beladen tafels, terwijl de ene tegen de andere zegt: “Geef de druiven eens door, Marcus.” Maar dat hun huizen in de drek stonden, kom je niet te weten. Er moet een afschuwelijke stank gehangen hebben. Om te vermijden dat ze door de smurrie zouden moeten waden, lagen er stapstenen. Als het stortregende, werden de straten dan weer herschapen in kolkende rivieren. Het water spoelde al de vuiligheid weg. Vandaar de hoge voetpaden.
De mensen zelf moeten ook hard gestonken hebben. Ze leefden op een redelijk gezond dieet en hadden veel minder tandproblemen dan wij nu hebben. Maar hun tanden poetsten ze nooit. Aan de skeletten die gevonden zijn, kunnen we de stand van de mondhygiëne aflezen. De tanden van de Pompeiiers zaten verborgen onder dikke lagen tandsteen. Ze moeten een verschrikkelijk stinkende adem gehad hebben. Er is een mooi gedicht dat dateert van vlak na de verwoesting van Pompeii, en dat begint met de gevleugelde woorden: “Uit welk uiteinde stinkt mijn lieve Maria het hardst? Haar mond of haar achterwerk?” (lacht)
Kosmopolitische stad
Hoe authentiek is de site van Pompeii zoals wij die nu kennen?
BEARD: De huizen zijn echter dan veel andere overblijfselen uit de oudheid. Maar ze zijn natuurlijk ook heel erg gerestaureerd. In de jaren na de vulkaanuitbarsting was Pompeii zeer gegeerd bij plunderaars die er zoveel mogelijk waardevolle voorwerpen trachtten buiten te slepen. Begin 18e eeuw werd de stad per toeval ontdekt, vanonder de lava gehaald en zo blootgesteld aan de weerelementen, waardoor er nieuw verval intrad. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Pompeii dan nog eens stevig gebombardeerd door de Britten. Veel van wat je er nu ziet, is restauratie die gestart is in de 18e eeuw. Honderd jaar later werd Pompeii een toeristische site. Toeristen zien vaak het verschil niet tussen het authentieke en de restauratie. De daken op de huizen zijn recent: ze zijn er opgezet om de ruïnes te beschermen. Maar het is niet omdat de daken fake zijn dat Pompeii minder interessant wordt.
Een van de meest aangrijpende ‘bezienswaardigheden’ zijn de beelden van de in lava ingekapselde mensen die verrast werden door de Vesuvius. Ik was heel erg geëmotioneerd toen ik voor het eerst oog in oog stond met die beelden van mensen in hun doodstrijd. Sommige zitten ineengedoken, andere liggen helemaal alleen, bij nog andere staat de doodsangst op hun gezicht te lezen. De Italiaanse archeoloog Guiseppe Fiorelli werd vanaf 1861 belast met het blootleggen van de site. Hij ontdekte dat er een vacuüm was in de lava waar een lichaam had gelegen. Hij kreeg het schitterende idee om plaaster in de holtes te gieten. Zo maakte hij perfecte gipsen kopieën van de slachtoffers. Je ziet wat voor kleren ze droegen, kunt hun gelaatsuitdrukking bestuderen. Ze brengen de dode stad tot leven.
Er zijn slechts 400 lichamen gevonden?
BEARD: Wat er op wijst dat de meeste inwoners van Pompeii de uitbarsting van de Vesuvius hadden zien aankomen en op tijd de stad ontvlucht waren. Je kunt het rampenfilmverhaal vertellen, maar je kunt ook het goednieuwsverhaal brengen van ‘De Grote Ontsnapping’. De Pompeiiers waren niet dom, en hadden al een aantal waarschuwingen gehad dat er een uitbarsting op til was. We weten uit een geschreven bron dat de Vesuvius al weken onrustig was en af en toe flinke wolken rook de lucht injoeg. Je moet geen vulkanoloog zijn om te beseffen dat het dan misschien verstandiger is om je biezen te pakken. De achterblijvers waren degenen die de middelen niet hadden om te vluchten, de bejaarden, de zieken en de idioten die per se wilden blijven. Het is moeilijk om exact vast te stellen hoeveel mensen er gestorven zijn. Veel lichamen zijn weggespoeld door de lava. Op een vermoedelijke totale populatie van 12.000 zijn er waarschijnlijk tussen de 1000 en 2000 mensen gestorven. Wie wegtrok, stapelde zijn kar vol en nam zoveel mogelijk spullen mee. Dat is waarschijnlijk de reden waarom er zo weinig gebruiksvoorwerpen in de huizen gevonden zijn. Zeker zullen we dat nooit weten, want misschien hielden de Pompeiiers gewoon van strakke eenvoud, en waren het modernisten avant la lettre.
Is Pompeii een typische stad uit de Oudheid?
BEARD: Heel typisch. Het is een kleine stad, met een paar grote huizen voor de lokale rijke burgers, vol afval, met geplaveide straten, achterafstraatjes, een bank en een bordeel… kortom een gewone Romeinse stad. Onze moderne, westerse steden zijn onderverdeeld in zones: de zakenwijk, de rosse buurt, de winkelbuurt, het studentenkwartier… In Pompeii is er geen enkel spoor van aparte districten. Heel de stad is gemixt en een huis kon zowel voor het uitoefenen van een ambacht, voor handel en als woonst gebruikt worden. Pompeii biedt een staalkaart van het kosmopolitische leven in Het Romeinse Rijk. Er leefden heel wat verschillende etnieën en nationaliteiten. Je vindt er een tempel toegewijd aan de Egyptische godin Isis, sommige muren zijn bekleed met dure marmer uit Griekenland, er zijn sporen uit Azië, Noord-Afrika…De nieuwe technieken van microarcheologie hebben overblijfselen van kruiden en planten uit het verre oosten gevonden, zoals kardemon. Als inwoner van het Romeinse Rijk maakte je deel uit van dat ‘globale’ netwerk. Wij denken dat globalisatie een recent fenomeen is, maar dat bestond toen ook al, al was het natuurlijk op veel kleinere schaal. Rome controleerde een immens gebied, van de Sahara over Spanje tot Irak.
We weten niet hoe groot de handel was. In Pompeii zijn alleszins sporen teruggevonden van Spaanse olijfolie. De stad had een haventje, waarvan je de overblijfselen nu nog kan zien. Dat is bizar, want de site ligt nu niet meer aan zee. Er zijn bewijzen dat de Pompeiiers hun wijn exporteerden en hun specialiteit: garum of rotte vissaus. Ze lieten visresten maandenlang in vaten fermenteren in de zon. Als de garum à point was, verdeelden ze die ‘delicatesse’ over kruiken voor huishoudelijk gebruik. De Romeinen waren er verzot op. Ze hadden wel meer merkwaardige eetgewoonten: in Pompeii zijn er een paar kleine aardewerken muizenkooien gevonden die gebruikt werden om muizen vet te mesten. Als ze dik genoeg waren, werden de beestjes geslacht en als aperitiefhapje verorberd.
Het platteland rond Pompeii was dankzij de Vesuvius heel vruchtbaar. Er leefden heel wat mensen in kleine boerderijen. Zij gaven de stad economische zuurstof: ze verkochten er hun producten en kochten er spullen bij de ambachtslui. Er liggen veel thermen en cafés verspreid over de stad. Teveel voor een stad van 12.000 inwoners. Waarschijnlijk kwamen de mensen van op het land naar de stad om gebruik te maken van de badhuizen, en om in de bars te drinken en te gokken. De rijken gingen niet op café. Ze hadden grote huizen, slaven om aan hun seksuele behoeften te voldoen en ze aten en dronken thuis. In de oudheid cocoonden de rijken en trokken de armen naar de badhuizen en de cafés om zich te amuseren. Vandaag is het helemaal omgekeerd: nu gaan de rijken uit eten en drinken, terwijl de armen thuis blikjes goedkope pils uit de supermarkt zitten slurpen. De rijken hadden alles wat ze wilden: waarom zouden ze naar buiten gaan? De armen leefden in een kamer boven een winkel of een werkplaats en hadden geen kookvoorzieningen. Dus gingen ze op stap. De thermen waren de huizen van de armen. ’s Avonds zaten ze op café. In de achterkamer werden ze dronken, gokten ze en vrijden ze met de barmeid. Pompeii was een stad die nooit sliep.
Geeft Pompeii ons ook inzicht in de financiële handel en wandel van het Romeinse Rijk?
BEARD: In juli 1875 werd in Pompeii een kist met 153 wastabletten van de plaatselijke bankier Caecilius Jucundus gevonden. Die tabletten beschrijven heel nauwkeurig financiële transacties waarin Jucundus een of andere rol had gespeeld. Het laagje was op de houten tabletten is uiteraard verdwenen, maar de aantekeningen van de bankier zijn nog leesbaar. De bankier had de gewoonte om hard op zijn pen te duwen, waardoor de aantekeningen in het hout gekrast zijn. Jucundus was net zo’n gladde jongen als veel traders en bankiers in de Londense City. Hij was een echte wheeler and dealer. Hij organiseerde veilingen van onder andere muilezels. Hij incasseerde een commissie op alles wat hij verkocht, en leende meteen ook geld met intrest aan de mensen die iets kochten. Zo passeerde hij twee keer langs de kassa.
Bijna elke stad heeft zijn rosse buurt. Maar Pompeii had die niet?
BEARD: Nee, en dat is bizar. Er was exact één echt bonafide bordeel met meisjes en een pooier. Het telt vijf kleine kamers, met betonnen bedden en kleine geschilderde boodschapjes op de muren in de trant van: ‘Ik ben hier goed van bil gegaan, en het kostte me zoveel sestertiën’. Het eerste waar elke kersverse archeoloog in Pompeii naar op zoek gaat, is een tweede bordeel. Maar hoe herken je een bordeel uit de oudheid? Sommige archeologen beweren dat Pompeii 75 hoerenkasten telde. Elke plaats waar een erotisch tafereel geschilderd was, beschouwen ze als een bordeel. Quasi alle gebouwen bulken van de erotische schilderijen. Seks in ruil voor geld was wijdverspreid; net als nu kon je er op de meest uiteenlopende plaatsen aan je trekken komen. Dames van lichte zeden werkten van thuis uit, of scharrelden hun prooien op in de talloze cafés. Seks was in de oudheid veel meer in your face dan nu. De huizen van Pompeii staan volgekliederd met afbeeldingen van fallussen. Stel je eens voor dat je hier in de straten van Cambridge de ene na de andere affiche met een foto van een penis in erectie zou tegenkomen. Wij zouden ons gegarandeerd ongemakkelijk voelen in een cultuur die gedomineerd wordt door fallisch machismo. Een aantal historici stellen dat seks in de oudheid alleen maar draaide om mannelijke penetratie, en ze illustreren dat dan liefst met de fallussen van Pompeii. Volgens hen stelde de romantische liefde niet veel voor. Maar die was er wel degelijk. Schilderingen op de muren getuigen van romantische liefdes zoals wij die nu kennen, met herkenbare en ontroerende tekstjes zoals: “Ik ben verliefd, maar zij houdt niet van mij. Nu wil ik alleen nog sterven.” Op sommige vlakken leken de Pompeiiers erg op ons. Aan een van de huizen is vlak naast de voordeur de waarschuwing ‘Opgepast voor de hond’ geschilderd. Als je dat leest, worden die mensen uit een ver verleden plots heel gewoon en herkenbaar.
30% van de inwoners waren slaven
Naar schatting leefden er in Pompeii 12.000 mensen, waarvan 30% het ‘statuut’ van slaaf hadden. Mary Beard: “Vooral de rijkere families hadden slaven. Ze werden in niet al te fraaie omstandigheden ‘gehouden’. Er waren verschillende ‘standen’ in de slavengemeenschap: sommigen waren hoogopgeleid en voerden als klerk het schrijfwerk uit, anderen stonden als kok in de keuken, weer anderen werkten in dienst van een timmerman of een andere ambachtsman. De slaven-vakmannen werkten zij aan zij met hun meester, en soms werden ze vrienden. Sommige slaven kregen na verloop van tijd ook hun vrijheid. De slaaf zag dat ongetwijfeld als een beloning, want hij ‘promoveerde’ dan tot een echte burger. Maar de meester gaf zijn slaaf meestal om economische redenen de vrijheid: hoe ouder een slaaf werd, hoe minder productief hij was. Als je een slaaf had, moest je hem eten geven. Van zodra hij zijn eigen voedsel niet meer opbracht, was het verstandiger om hem zijn vrijheid te gunnen en een nieuwe, hardwerkende jonge slaaf aan te schaffen.”
De vijf mooiste locaties in Pompeii
Wie naar Pompeii reist, mag volgens Mary Beard vijf gebouwen zeker niet missen:
- Het huis van Octavius Quartio. “Wandel rond in de tuin met de waterpartijen. Schitterend!”
- Het huis van Venus Marina. “Geniet van de breeduit liggende godin van de liefde.”
- De Stabiaanse Thermen. “Hier krijg je de beste indruk van wat een bezoek aan een Romeins badhuis inhield.”
- De Forumthermen en de Voorstedelijke Thermen. “Alleen al de erotische schilderingen in de Voorstedelijke Thermen zijn een bezoek meer dan waard.”
- Het Bordeel. “Ik weet het, het is een beetje goedkoop. Maar toch…”
Mary Beard: een professor met een reputatie
Mary Beard (1955) staat aan het hoofd van het departement Oude Geschiedenis van de universiteit van Cambridge. Vanuit haar fraaie studeerkamer in Newnham College werkt ze gestaag aan haar oeuvre, schrijft ze artikels voor de Times Litterary Supplement en houdt ze haar razend populaire blog A Don’s life, http://timesonline.typepad.com/dons_life/, bij, waarin ze voor 40.000 bezoekers per dag op een ironische wijze verslag uitbrengt van haar leven aan de universiteit.
Na de aanslagen op de Twin Towers werd Beard in een klap wereldberoemd in Groot-Brittannië. “Ik had tegen een journalist gezegd dat de meeste mensen vonden dat de Amerikanen met 9/11 oogstten wat ze gezaaid hadden. Ik heb toen de hele publieke opinie over me heen gekregen. Ik denk niet dat ik zo’n uitspraak nu nog zou doen.”
Mary Beard, Pompeii, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 464 BLZ. 29.95 euro.
©jan@janstevens.be