‘Waarom ik ooit in de politiek ben gegaan? Ik vraag het me soms ook af. Misschien was het mijn midlifecrisis’
Na zijn verplichte opruststelling aan de KULeuven is de wereldwijde invloed van econoom Paul De Grauwe alleen maar toegenomen. Aan de gerenommeerde London School of Economics and Political Sciences stoomt hij economen in spe klaar voor een internationale topcarrière. “Ik profiteer een beetje mee van het prestige van die instelling.”
Sinds februari 2012 doceert professor economie Paul De Grauwe (70) aan de London School of Economics and Political Sciences (LSE). Zijn studenten komen van heinde en ver. “Van de honderd studenten waaraan ik les geef, hebben er amper twintig de Britse nationaliteit”, zegt hij. Na hun studies weten de jongens en meisjes zich verzekerd van een topjob in de Londense City of een internationale instelling. De Grauwe is niet alleen sant in eigen land, maar wordt ook regelmatig door internationale media om zijn mening en inzichten gevraagd. “Ook toen ik nog economieprofessor aan de KULeuven was, had ik veel internationale contacten”, zegt hij. “Ik was vaak gastprof in het buitenland, onder andere in Michigan, Kiel, Berlijn en Amsterdam. Dat contact met de rest van de wereld is niet alleen voor een econoom, maar voor elke wetenschapper van levensbelang. Voor mij zijn er geen grenzen: ik voel me burger van de hele wereld. Natuurlijk heb ik Vlaamse roots, maar die bepalen niet wie Paul De Grauwe werkelijk is. In de eerste plaats ben ik wereldburger, vervolgens Europeaan, Belg, Vlaming en zo gaat het verder tot in mijn straat in Leuven. De Britse premier Theresa May vindt het begrip wereldburger verdacht. ‘If you believe you are a citizen of the world, you’re a citizen of nowhere’, hoorde ik haar vorig jaar verkondigen. Dat is toch een vreselijke uitspraak? Waarom mag een mens geen wereldburger zijn? Natuurlijk verbroeder ik met mijn buren en drinken we samen af en toe een pint, maar dat belet me niet om een even toffe relatie te onderhouden met een Japanner die ik ooit op een conferentie ontmoet heb.”
Is uw invloed als econoom drastisch toegenomen sinds u les geeft aan die prestigieuze LSE?
Paul De Grauwe: “Ik profiteer een beetje mee van de internationale uitstraling van die instelling. Wie in Harvard doceert, staat nog een trede hoger op de ladder, zo eenvoudig is dat. Dat grote prestige straalt zowel in Harvard als in de LSE af op de mensen die er werken.”
Zijn de studenten aan de LSE anders dan die aan de KULeuven?
De Grauwe: “Toch wel, om te beginnen al omdat ze zoveel meer betalen. (lacht) De psychologie van een student die veel centen moet neertellen, is anders dan die van zijn collega die niet zo diep in de buidel moet tasten. Hij zal meer eisen van de prof. De meeste LSE-studenten zijn van rijke komaf. Ze stammen niet allemaal af van multimiljonairs, maar komen toch uit een ‘bepaalde groep’ van de samenleving. Er zijn ook beurzen om mensen uit minder begoede families aan te trekken, maar ik vrees dat het succes daarvan nogal beperkt is. U moet nu niet denken dat het in ‘gewone universiteiten’ zoveel anders is. Ook daar ligt het aantal studenten uit gezinnen met lage inkomens laag. Bij de elitescholen is dat aantal alleen nòg veel lager.”
De democratisering van het onderwijs is dus niet echt gelukt?
De Grauwe: “Nee, en in de Angelsaksische landen minder dan bij ons. Ik vrees zelfs dat het hoger onderwijs er de ongelijkheid alleen maar aanwakkert. We zijn geneigd te geloven dat onderwijs de inkomensongelijkheid vermindert en dat alle hardwerkende, talentvolle kinderen er een plek verdienen, waar ze ook vandaan mogen komen. Dat is dus niet zo. Het hogere elite-onderwijs versterkt die ongelijkheid. Want de mensen met topinkomens sturen er hun kinderen naartoe en al die jongens en meisjes vormen aan die universiteiten bijna automatisch dezelfde netwerken als die van mama en papa.
“Ik groeide als prille econoom in de jaren zestig en zeventig op in een omgeving waarin de gedachte overheerste dat in een kapitalistische economie de toenemende ontwikkeling de ongelijkheid zou doen dalen. De Amerikaanse econoom Simon Kuznets had na observatie ontdekt dat de inkomensongelijkheid in een arm land steeg naarmate het zich economisch ontwikkelde en de welvaart begon toe te nemen. Maar vanaf een bepaald niveau begon volgens Kuznets die ongelijkheid weer te dalen. Zijn toen alom geroemde Kuznetscurve had zeer veel invloed, want ze vormde het ‘bewijs’ dat Karl Marx ongelijk had. Alleen zou jaren later blijken dat na verloop van tijd de ongelijkheid terug begint toe te nemen. Dat is niet zo lang geleden grondig gedocumenteerd door Thomas Piketty in zijn beroemde boek Kapitaal in de 21e eeuw. In de jaren zeventig en tachtig maakte de ideologie van het trickle down effect grote sier: door de rijken met rust te laten en ze steeds rijker te laten worden, zouden ook alle arme dompelaars het beter krijgen. Want die rijken waren dynamische mensen met initiatief die fabelachtige ondernemingen zouden gaan uitbouwen. Dat bleek een ferme overschatting te zijn.”
In de jaren tachtig stond u bekend als een aanhanger van Margaret Thatcher en Ronald Reagan, grote voorstanders van dat trickle down effect.
De Grauwe: “Oude ideeën verdwijnen op het kerkhof. Mensen hebben de neiging om zich tot aan hun dood aan hun oude denkbeelden vast te klampen. Feiten die in tegenspraak zijn met hun wereldbeeld negeren ze zodat dat wereldbeeld intact blijft. Psychologen noemen dat ‘cognitieve dissonantie’. Dat zit ingebakken in de menselijke natuur, maar wetenschappers moeten daartegenin durven gaan. Dat is niet makkelijk, maar ik heb dat wel gedaan. Met als gevolg dat sommigen me verwijten dat ik niet principieel ben. Ik antwoord dan altijd met die fameuze quote van econoom John Maynard Keynes: ‘When the facts change, I change my mind. What do you do, sir?‘
“Ik vind nog steeds dat je mensen vrij moet laten, maar het is onzin te geloven dat een miljardair zich voor dat extra miljard nog eens extra hard zal inzetten. Speelt de fantastische voetballer Eden Hazard zoveel beter dan Johan Cruyff indertijd? Ik dacht het niet, toch verdient hij misschien wel honderd keer meer. Op een bepaald moment heeft nòg meer inkomen voor superrijken geen maatschappelijk nut meer en zetten die mensen zich niet harder in. Velen zijn nu ontevreden omdat ze zien hoe sommigen zich schaamteloos verrijken terwijl zij ter plaatse blijven trappelen of slechts schoorvoetend vooruitgaan. Je hoort dan: ‘Die mensen zijn jaloers’, of: ‘We leven in een afgunstmaatschappij.’ Terwijl het veel dieper zit: het heeft te maken met een algemeen gevoel van oneerlijkheid en onrechtvaardigheid.”
Toen u op uw 65e aan de KULeuven op emeritaat moest, zag u dat niet zitten.
De Grauwe: “Nee, ik voelde me fysiek en mentaal nog goed en ik dacht: ‘Waarom kan ik niet gewoon voort blijven bollen?’ Toevallig werd ik in die periode gecontacteerd door de LSE. Op hetzelfde moment kreeg ik ook een aanbieding van het European University Institute in Florence. Dat was een contract voor vijf jaar en zou dus nu al afgelopen zijn. Florence leek me heel aantrekkelijk, maar uiteindelijk werd het de LSE. Londen is wat dichter bij mijn familie én de LSE heeft grotere faam.”
De LSE gaf een boost aan uw imago?
De Grauwe: “Als ik eerlijk ben wel, ja. Het is een instelling met reputatie en daar kon ik mee van profiteren. Maar de bereikbaarheid van mijn familie speelde echt ook een rol en Londen is een fantastische stad. De sfeer onder de Londense collega’s is vergelijkbaar met hoe het vroeger in Leuven was. Ik heb alleen maar goede herinneringen aan de KUL omdat sommige ex-collega’s echte vrienden geworden zijn. We gingen vaak samen lunchen en dan werd er aan tafel stevig gediscussieerd. In de LSE is dat iets minder. Het academische leven verloopt daar toch wat hectischer. Drie dagen per week verblijven ik en mijn vrouw nu in Londen. Heerlijk.”
Van zodra de brexit een feit is, zal uw identiteit strenger gecontroleerd worden telkens wanneer u op de Eurostar stapt.
De Grauwe: “Omdat Groot-Brittannië geen deel uitmaakt van Schengen gebeurt dat nu ook al. Ons grootste probleem zal zijn of wij na de brexit nog naar Londen zullen kunnen gaan werken. Op dit moment weten we daar totaal niets over. Wat zullen de afspraken zijn? Mijn vrouw werkt op het University College. Zullen mensen zoals wij mogen blijven? Er circuleren verschillende scenario’s; voorlopig is niets duidelijk.”
De brexit is niet de meest briljante zet van de Britten?
De Grauwe: “Nee, het is echt niet te begrijpen waarom ze zichzelf zo in de voet schieten. Neem de universiteiten: zij zijn één van de succesverhalen van Groot-Brittannië. Ze trekken massaal veel studenten aan vanuit de hele wereld. Driekwart van mijn vrouw haar studenten zijn Chinezen die elk 20.000 pond inschrijvingsgeld betalen. Die jongens en meisjes geven net als hun collega-studenten uit Europa en de rest van de wereld veel geld in Londen uit. Dat wordt nu allemaal op de helling gezet.”
Van 1991 tot 2003 zetelde u voor de VLD in het Belgische parlement. Wanneer had u het meest invloed: toen u in de politiek zat of als professor economie?
De Grauwe: “Misschien moeten we eerst eens definiëren wat invloed precies is. Is dat hetzelfde als macht of is dat de geesten beïnvloeden? Macht heb ik nooit gehad. Zelfs toen ik in de politiek zat, was ik machteloos. Als backbencher werd ik niet uitgenodigd in de kamers waar beslissingen werden genomen. Invloed is: ideeën formuleren, verspreiden en zo anderen beïnvloeden. Ik ben nu dus invloedrijker dan vroeger. Als je in de politiek zit, ben je sowieso verdacht. Mensen dachten vroeger: ‘Spreekt de partij of horen we De Grauwe?’ Dat was onvermijdelijk.”
Waarom bent u ooit in de politiek gestapt?
De Grauwe: “Ik vraag me dat soms ook af. (lacht) Het was rond mijn veertigste: misschien was het mijn midlifecrisis. Rik Daems vroeg of ik geïnteresseerd was. Je kon toen nog gecoöpteerd worden in de senaat. Voorwaarde was dat je minstens veertig was. Dat was de goeie ouwe tijd toen de senaat gezien werd als een kamer van relatief oude wijze mannen, geen vrouwen. Ik dacht: ‘Waarom niet?’ Na die vele jaren aan de universiteit had ik wel zin in iets nieuws. Dus hapte ik toe. Op dat moment had ik niet echt een hoge dunk van de politiek. Een prof vindt altijd dat hij het allemaal beter weet. Meestal vindt hij ook dat een politicus niet deugt. (lacht) Ik was aangenaam verrast toen ik ontdekte dat er toch nogal wat verstandige mensen in de politiek zitten. Mensen die écht met hun medeburgers begaan zijn, en natuurlijk zijn er profiteurs, maar vind je die niet overal? Politiek is een buitengewoon moeilijk vak; dat heeft vooral te maken met het feit dat er zoveel tegengestelde belangen zijn. Het drama in onze huidige tijd is dat velen niet lijken door te hebben dat democratie een manier is om die tegengestelde belangen en inzichten door compromissen met elkaar te verzoenen. Vandaag is het alsof iedereen zich verraden voelt. Het gevolg is het oprukkende populisme waarbij burgers in de fictie leven dat er een ‘stem van het volk’ is. Terwijl er alleen maar kakofonie te horen is. De populist beweert dat hij ‘de stem van het volk’ belichaamt en dat de elite blind is. Vreselijk. Ik las vanmorgen nog in de krant dat het milieubeleid niet mag overgelaten worden aan experts en wetenschappers. Aan wie dan? De man in de straat? Er zijn toch altijd problemen die je enkel met wetenschappelijke kennis kan doorgronden en oplossen? Dat wordt nu allemaal neergehaald. Het is een terugkeer naar de middeleeuwen. Nogal wat mensen zijn kwaad omdat ze vinden dat het systeem niet fair is.”
“Very unfair” om de Amerikaanse president Donald Trump te citeren.
De Grauwe: “Het kapitalisme heeft fantastische materiële welvaart gecreëerd en een dynamiek ontwikkeld die ongeëvenaard is in de geschiedenis. Technologische vernieuwing is alleen maar mogelijk in het kapitalisme. Communisme was stilstand. Als je instructies krijgt van bovenaf, voer je geen klap meer uit. Maar dat kapitalisme is ook verantwoordelijk voor veel verliezers. De ver doorgedreven bezuinigingspolitiek van de Europese Unie treft de slachtoffers van de globalisering een tweede keer. Die mensen zijn nu kwaad en zoeken hun heil bij degenen die roepen: ‘Weg met de elite!’ Ook de wetenschap hoort bij die verfoeilijke elite. Want de wetenschap heeft dat allemaal mogelijk gemaakt en de economische wetenschap heeft alles ondersteund.”
De Amerikaanse spindoctor Gerry Gunster is één van de architecten van de brexit. De elite heeft volgens hem onderschat dat burgers behoefte hebben aan identiteit, aan hun eigen wereldje. Britse arbeiders voelen zich bedreigd door veel goedkopere Poolse werkkrachten en stemden daarom voor ‘leave’.
De Grauwe: “Maar wat is ‘identiteit’? Mensen willen gerespecteerd worden, dat is veel fundamenteler. Je wil respect van degene met wie je leeft, van je familie, je vrienden, je land. ‘Identiteit’ wordt zo opgeblazen. Niemand kan dat definiëren. Ik zou wel eens graag willen weten wat dat is, die Vlaamse identiteit. In Groot-Brittannië hoor je nu in het parlement naar aanleiding van de brexit: ‘The people have spoken.’ Wie daar tegenin durft te gaan, krijgt het etiket ‘traitor‘ opgespeld. Wie niet van de brexit houdt, stelt zich op ’tegen het volk’. Ik wantrouw die noties van ‘het volk’ en ‘hun identiteit’. Het zijn echo’s uit de jaren dertig en dat is zeer beangstigend.”
Hoe belangrijk is publiceren voor een wetenschapper die invloedrijk wil zijn?
De Grauwe: “De reputatie van een wetenschapper wordt gemaakt door zijn publicaties. Ik ben ooit aan de KUL begonnen als lector, werd later docent en daarna gewoon hoogleraar. Al die verschillende bevorderingen hadden niets te maken met mijn publicaties, maar alles met mijn voortschrijdende leeftijd. Toen ik van docent de stap zette naar gewoon hoogleraar, werd me niet gevraagd wat ik gepubliceerd had, maar hoe oud ik was. (lacht) Ik publiceerde graag en hield van het creatieve aspect van onderzoek, waardoor ik dat ook altijd ben blijven doen. Alleen was er nooit druk. Dat was niet echt een goed systeem, want te veel academici vertrouwden op hun anciënniteit en lieten het publiceren over aan anderen. Nu is de slinger in de andere richting doorgeslagen en is er een extreme publicatiedruk. Jonge mensen aan de universiteit lopen daaronder gebukt. Ik vrees dat startend academisch personeel aan de universiteit vandaag meer onder druk staat dan studiegenoten die in de privésector aan de slag gaan.
“De dwingende publicatiedruk zorgt ervoor dat wetenschappers opportunistisch worden. Ze richten hun aandacht op die kwesties waarvan ze vermoeden dat de kans op publicatie het grootst is. Ze gaan dus op zoek naar wat het best in de markt ligt en volgen braaf de platgetreden paadjes. Wie nu een nieuwe theorie wil publiceren, zal ervaren dat dat geen sinecure is. Want degenen die dat nieuwe idee moeten beoordelen, varen mee met de mainstream. In mijn eigen vakgebied merk ik dat de grote druk ervoor zorgt dat jonge economen niet deelnemen aan het maatschappelijk debat. Ik heb dat wel altijd gedaan, maar zij hebben daar geen tijd voor. Ze moéten publiceren in wetenschappelijke toptijdschriften. Waarom zouden ze dan nog tijd verliezen aan een opiniestuk voor een krant? Ik vond het altijd interessant én belangrijk om invloed te hebben in het publieke debat.”
Hoe ouder u wordt, hoe meer u uw echte stem kan laten horen? Hoe minder schrik dat later de afrekening volgt?
De Grauwe: “Ik heb me daar nooit echt veel van aangetrokken en had nooit schrik om tegen de algemeen heersende opvatting in te gaan. Dat is de luxe van een academische carrière. Er zijn wel een paar momenten geweest waarop ik iets te hard op andermans tenen trapte, al hoorde ik dat pas veel later. De eerste keer was rond 1980. Ik schreef dat de Belgische frank overgewaardeerd was en gedevalueerd zou moeten worden. Die devaluatie is er ook gekomen en nadien hoorde ik dat de toenmalige minister van financiën overwogen had om mij te laten vervolgen. Zijn collega’s raadden hem dat sterk af, toch een beetje jammer want dat zou mij fantastische publiciteit opgeleverd hebben. (lacht) Een tweede keer was in 1993. Ik had samen met andere proffen een manifest geschreven met daarin alweer een pleidooi voor een devaluatie. Dat maakte de toenmalige gouverneur van de Nationale Bank Fons Verplaetse razend. Hij belde naar de rector van de universiteit om te horen of ‘diene De Grauwe niet gestraft kon worden.’ Ook toen gebeurde er niets.”
Hoe lang blijft u nog in Londen les geven?
De Grauwe: “Zolang ik het leuk vind, dat is mijn enige criterium. De dag dat ik denk: ‘Oei, nu moet ik weer die trein op naar Londen’, stop ik ermee. Maar dat is nog niet het geval.”
Binnen tien jaar, rond uw tachtigste, staat u nog voor de klas in de LSE?
De Grauwe: “Als ik nog leef en me even goed voel als nu, is dat best mogelijk. Ik hou gewoon heel erg van die combinatie van onderzoek voeren en lesgeven. Op dit niveau verandert de inhoud voortdurend. Er zijn proffen die dertig jaar lang hetzelfde doceren, maar ik zou dat niet kunnen. Zo geef ik een cursus over de monetaire unie en om de twee jaar verschijnt een vernieuwde uitgave van het boek. Ik ben nu bezig aan de twaalfde editie.”
Hoe wil u na uw dood herinnerd worden?
De Grauwe: “Daar ben ik niet mee bezig. De economen die in mijn jeugd erg in trek waren en die net als ik boeken en artikels schreven en geciteerd werden, zijn vandaag vergeten. Natuurlijk zijn er een paar uitzonderingen. De naam Milton Friedman klinkt nog steeds als een klok. Maar als ik mijn studenten een lijst voorleg van tien economen die in mijn studententijd hot waren, kijken ze me vol verbazing aan. ‘Nooit van gehoord.’ Twintig jaar na mijn dood zullen mijn boeken ook vergeten zijn. Ik maak me daar geen enkele illusie over.”
(c) Jan Stevens