Kolonel Q
“Het gaat niet goed met het Belgische leger”, sms’t kolonel Q eind december. Het klinkt als een noodkreet en een week later zitten we in een donkere hoek van een café, ergens in een anonieme stad. “Onze generaals soigneren zichzelf, maar de kapotte toiletten in de kazernes laten herstellen, is iets te veel gevraagd.”
“Geen enkele militair durft zijn mond open te trekken”, zucht Kolonel Q. “Het ongenoegen is nochtans groot, zowel onder de gewone soldaten als aan de top. Toch blijft het oorverdovend stil, want iedereen is bang om zijn job te verliezen. Ik zou veel liever met open vizier praten, maar ik heb een gezin en kan me niet permitteren om ontslagen te worden. Het is niet gezond dat er in een organisatie op geen enkele manier kritiek getolereerd wordt. Alleen wanneer de problemen duidelijk benoemd worden, raken ze opgelost. Ik ben het ermee eens dat militairen moeten zwijgen als ze middenin een operatie zitten. Want dan luistert de vijand ook mee en op dat moment geldt: bevel is bevel. Maar wat ik niet begrijp is dat we doofstom moeten blijven wanneer het over ons gewone dagelijkse beroepsleven gaat. De media krijgen enkel de officiële goednieuwsberichten opgelepeld. Met als gevolg dat de Belgen slecht geïnformeerd zijn over defensie.”
Voor kolonel Q is de toestand in zijn geliefde leger intussen zo hopeloos dat hij het risico neemt van een interview met Humo. Op voorwaarde dat zijn anonimiteit bewaard wordt.
Kolonel Q: “Ik was nog een tiener toen ik halverwege de jaren tachtig in het leger kwam. De dienstplicht bestond nog en we waren met 100.000 militairen. Zo goed als elke stad had zijn kazerne; beroepsmilitairen konden bij wijze van spreken elke dag met de fiets van het werk naar huis. In die tijd leek het leger voor veel burgers nog een aantrekkelijke werkplek: iedereen kende wel een milicien of een beroepsmilitair. Een job bij het leger was voor het leven.”
Toen u dienst in het leger nam, deed ik als gewetensbezwaarde mijn burgerdienst. Van vrienden die wel milicien werden, hoorde ik gruwelverhalen. Er was vooral veel drankmisbruik en jonge dienstplichtigen werden soms tiranniek behandeld.
Kolonel Q: “De dienstplicht liep toen op zijn laatste benen. Op 31 december 1992 verscheen de wet waarin de afschaffing werd aangekondigd; de lichting van ‘94 moest niet meer opdraven. U hebt misschien negatieve ervaringen van uw vrienden gehoord, maar u mag niet vergeten dat het leger in die tijd echt wel een grote impact op het land had. Daarna volgden de jaren van herstructureringen: ontzettend veel basissen en kazernes gingen dicht. Zowel de lucht- als de landmacht moesten gebouwen en terreinen prijsgeven. Het aantal pantservoertuigen, vliegtuigen en schepen werd herleid tot een kwart. De aanwerving van nieuwe rekruten liet te wensen over waardoor het legerpersoneel in recordtempo verouderde. We verloren op te veel kritieke plaatsen te veel gekwalificeerde mensen. Technici, infanteristen, matrozen… Ze verdwenen en werden nooit meer vervangen.”
Wil dat dan zeggen dat door onderbezetting sommige plekken in het leger gevaarlijk of onveilig zijn?
Kolonel Q: “Gevaarlijk zou ik niet zeggen, want voorlopig trekken we nog ons plan. Al wordt het bij de gevechtseenheden van de landmacht wel kritiek: twee op de vijf posten zijn er niet ingevuld. De volgende jaren vertrekken er in het hele leger zeer veel mensen op pensioen waarvan velen waarschijnlijk niet vervangen zullen worden. De top van defensie weet dat al lang. Een jaar of tien geleden waarschuwde de dienst Human Resources er al voor dat we met het personeelsbestand in de problemen kwamen als er niets werd ondernomen. Op briefings werd erop gehamerd dat we meer moesten rekruteren. Een van de plannen was om een systeem op poten te zetten waarbij oudere militairen binnen het leger omgeschoold werden voor een job als burger. Ze bleven dan wel binnen het leger actief in bijvoorbeeld een administratieve burgerfunctie, waardoor er meer plaats vrijkwam voor jonge rekruten. De toenmalige minister van Defensie André Flahaut (PS) dokterde rond 2004 een plan uit. Zijn opvolger Pieter De Crem (CD&V) schafte dat weer netjes af. Daar betalen we nu de prijs voor. De jaren onder De Crem waren niet de beste voor defensie.”
Ik had nochtans de indruk dat Pieter De Crem zich erg in zijn nopjes voelde als minister van Defensie.
Kolonel Q: “Hij kon zichzelf goed verkopen als defensieminister. Bovendien streelde de functie zijn imago. Hij kickte op het militair ceremonieel, het machtsvertoon en de pracht en praal van de NAVO-hoogmissen. Maar er werd bijzonder weinig in personeel en materiaal geïnvesteerd. Amper de helft van onze normale behoefte aan jonge militairen werd onder zijn bewind aangeworven. Zijn investeringspercentage lag mijlenver onder wat een organisatie als defensie nodig heeft om gezond te blijven. Zo waren we op termijn gedoemd om de boeken definitief te moeten dichtdoen. Pieter De Crem heeft niets wezenlijks aan het leger bijgedragen. Acht jaar lang haalde hij zijn kaasschaaf boven om te bezuinigen. Kijk, ik ben niet tegen of voor Flahaut of De Crem, maar in tegenstelling tot wat veel mensen lijken te denken, was André Flahaut een sterke minister van Defensie. Hij verhoogde onze lonen en dacht ook constructief na over onze toekomst. Wat over zijn opvolger niet gezegd kan worden.”
Wat vond u van Steven Vandeput (N-VA) als minister van Defensie?
Kolonel Q: “Hij was vooral bezig met het materiële. Dat is goed hé, want na De Crem moést er in wapens en uitrusting geïnvesteerd worden, maar het personeel werd verwaarloosd. Vandeput was de koning van het ‘outsourcen’: privé-bewakingsfirma’s kregen contracten om militaire sites te bewaken. Zijn principe was: militairen moeten hun tijd niet verdoen met wachtlopen, zij moeten beschikbaar zijn om op missie te vertrekken. Dat klinkt zinvol, alleen is het Belgische leger geëvolueerd tot een te klein leger van vooral oudere militairen. Sommigen hebben bijvoorbeeld rugklachten en zijn echt niet fit genoeg meer om op zending gestuurd te worden. Voorlopig worden nog maar een viertal kwartieren door burgers bewaakt, maar snel worden dat er meer. Wat moeten al die oudere militairen die nu nog de wacht lopen dan gaan doen? Tegen betaling een hele dag op een stoel zitten suffen? De logistieke keten wordt op relatief korte termijn ook aan de privé uitbesteed. Dat gaat dan van de ontvangst en inventarisatie van goederen tot en met het transport. En ook de keukens worden geprivatiseerd. Opnieuw zijn de oudere militairen de dupe. U gelooft toch zelf niet dat iemand van vijftig die nu in de potten staat te roeren, volgend jaar enthousiast ergens op missie in de modder zal staan ploeteren?
“Vandeputs toekomstplan voor het leger, zijn zogenaamde ‘Strategische Visie’, was om bij te wenen. Het schrijven alleen al duurde twee jaar langer dan hij eerst zelf vooropgesteld had. Daarna slaagde hij er niet in om het politiek goedgekeurd te krijgen. Hij kreeg van de regering enkel wat materiële toezeggingen en mocht 5.000 jobs schrappen. De rest kreeg nooit de politieke zegen van zijn coalitiegenoten. Over de sluiting van de kazernes en ons pensioen kwam geen akkoord waardoor duizenden militairen en hun families verder in onzekerheid blijven leven. Dat is toch pijnlijk?”
Tien jaar geleden kwam in het nieuws dat het leger met een acuut tekort aan kogels kampte. Soldaten op missie in Afghanistan hadden amper munitie en tijdens oefeningen moesten soldaten “Pang! Pang!” roepen.
Kolonel Q: “Dat is voltooid verleden tijd. Vandaag is er materiaal genoeg voorhanden. Omdat er vooral onder Steven Vandeput zoveel personeel afgevloeid is, is er nu zelfs geld te veel om wapentuig te kopen.
“Ik vond het zeer bizar dat een N-VA’er minister van de Belgische Defensie werd. Als goede Vlaams-nationalist zag hij natuurlijk liefst zoveel mogelijk federale banen sneuvelen. In 2016 bepaalde Vandeput dat het maximale aantal militairen het jaar erop moest zakken tot 30.000. Tegen 2030 moet het leger zelfs afgeslankt zijn tot 25.000. Begin oktober 2018 maakte de VRT alarmerende cijfers bekend: het aantal militairen zou onder de voorziene 25.000 militairen gezakt zijn. Generaal-majoor Jean Marie Nulmans van Human Resources was er als de kippen bij om dat cijfer op Radio 1 te ‘nuanceren’. Volgens hem had de VRT enkel de ‘inzetbare militairen’ geteld en lag het totale aantal op meer dan 27.000. In 2016 verlieten 2.500 mensen het leger, terwijl er slechts 900 werden aangeworven. Veertig procent van alle manschappen gaat binnen acht jaar op pensioen. De gemiddelde leeftijd in het leger is 42 jaar, terwijl volgens het strategische plan de gemiddelde leeftijd 34 jaar zou moeten zijn. In onze buurlanden is de gemiddelde leeftijd 32. Omdat er de voorbije jaren amper aanwervingen waren, moeten er vanaf 2021 jaarlijks 2250 militairen gerekruteerd worden. Nulmans gaf toe dat er tekorten dreigen, maar beweerde dat die opgevangen konden worden met reservisten. Kent u veel burgers die reservist willen worden?”
Mijn schoonbroer nadert de zestig en is reservist. Tot voor kort trok hij af en toe met andere good ol’ boys naar de Ardennen om er een week oorlog te spelen. Vanwege knieproblemen moet hij nu afhaken.
Kolonel Q: “Uw schoonbroer zit bijna aan het einde van zijn beroepsleven, maar kent u ook jonge mensen die reservist willen worden? Wie een drukke job heeft, kan het zich gewoon niet permitteren om een paar weken per jaar zijn burgerplunje in te ruilen voor een uniform. De medewerkers van Human Resources bellen nu in paniek naar alle gepensioneerde militairen om te vragen of ze alsjeblieft terug willen komen werken. Het leger werft dus nu zijn eigen gepensioneerd personeel aan om de gaten te vullen.
“Sinds de IS-aanslagen worden we op straat ingezet en we waren nooit eerder zo vaak op buitenlandse missie als nu. De voorbije jaren kregen we een permanente taak toegewezen in binnen- en buitenland. De oorlogsgebieden in Syrië, Afghanistan, de Sahel zullen jammer genoeg niet snel verdwijnen. Nu de Amerikaanse president Donald Trump zijn troepen overal begint terug te trekken, zal Europa nóg meer moeten doen. Alleen vrees ik dat België dan noodgedwongen moet afhaken. Er zijn trouwens niet alleen de natuurlijke afvloeiingen; veel militairen verlaten na een paar jaar zélf het leger. Daar zijn ook officieren en onderofficieren tussen 25 en 35 bij; mensen die eigenlijk de ruggengraat van defensie vormen.”
Ik ken een twintiger die een paar jaar geleden beroepsmilitair werd. Hij was gestationeerd in Leopoldsburg. Na een paar jaar nam hij er gedegouteerd afscheid. In zijn compagnie werd veel drugs gebruikt; XTC was favoriet. Er werd nooit ingegrepen. Hij knapte daarop af.
Kolonel Q: “Ik dacht eerlijk gezegd dat het drugsprobleem binnen Defensie onder controle was. Want er gelden strenge straffen: wie op drugsgebruik betrapt wordt, vliegt eruit.”
En alcohol?
Kolonel Q: “In het begin van mijn carrière werd er stevig gedronken in de kazernes, vaak al tijdens de middagpauze. Op een bepaald moment werden daar strenge maatregelen tegen genomen. De oude generatie die graag tijdens de diensttijd te veel dronk, is inmiddels op pensioen. Het probleem van het drankmisbruik is bijna helemaal opgelost. Vandaag zijn we geëvolueerd naar een normaal bedrijf, waar de mensen écht werken. Natuurlijk zijn er nog een paar die een hele dag proberen niksen, zoals in elke onderneming, alleen zijn dat er steeds minder.”
Maar waarom nemen zoveel jonge rekruten na een paar jaar alweer ontgoocheld afscheid van het leger?
Kolonel Q: “Sommigen kiezen voor defensie omwille van het avontuur. Ze willen op missie naar het buitenland, maar eindigen op missie in de treinstations van Brussel. Er worden vandaag nog steeds te veel militairen in de straten ingezet. 500 militairen zijn constant in de weer met het ‘beveiligen’ van België. Dat is een groot probleem. In een stad als Londen, waar ook aanslagen waren, zie je geen militairen op straat. In stations en op luchthavens patrouilleren, is puur een taak voor de politie. Maar ook zij worstelen met een gebrek aan effectief inzetbare manschappen.
“Veel jonge militairen haken ook snel weer af omdat ze gechoqueerd zijn door de abominabele infrastructuur in de kazernes. In 2017 verlieten zo 600 jonge mensen het leger. Douches werken niet, de sportzalen zijn hopeloos verouderd, toiletten zijn voortdurend buiten dienst. En het wordt alleen maar erger. U moet eens op bezoek komen in de gebouwen van het defensiehoofdkwartier in Evere. In sommige departementen werkt de helft van de toiletten niet. Kantoren zijn totaal uitgeleefd en vensters zijn niet geïsoleerd. Dat is dan op het niveau van de staven, bij de hoge officieren. Probeer u maar eens voor te stellen wat dat betekent voor het voetvolk in de kazernes.”
U verwijt uw collega’s aan de top een gebrek aan visie?
Kolonel Q: “Ja. Er zijn zeer competente officieren met een goede visie die op een te lage plaats in de hiërarchie zitten. Op de hoge plaatsen zitten dan weer te veel officieren met een zeer beperkte visie. Ons leger wordt kleiner, dus moeten we ook een kleinere, beter georganiseerde generale staf hebben. Dat wil zeggen: minder generaals. Maar niemand durft dat luidop te opperen. Het Belgische leger telt momenteel ongeveer 35 generaals. Ze hebben pas nieuwe auto’s voor hen aangekocht: grote, dure luxehybrides van Volkswagen. Ik kan u een foto op mijn telefoon van zo’n auto op de parking van Evere laten zien. (toont foto van een flink uit de kluiten gewassen blinkende zwarte bolide aan een laadpaal – JS) Elke generaal heeft twee chauffeurs, want hij moet 24/7 rond gevoerd kunnen worden. ’s Morgens wordt de generaal aan zijn voordeur opgehaald. Dat kost jaarlijks meer dan 100.000 euro per generaal.”
Die chauffeurs zijn militairen?
Kolonel Q: “Ze hebben de graad van korporaal. Al die voltijdse chauffeurs kunnen niet voor nuttiger taken worden ingezet. De generaals zorgen heel goed voor zichzelf. De officiersmess is in alle kazernes afgeschaft; officieren en onderofficieren eten samen met de soldaten. Behalve onze generaals. Zij hebben nog steeds hun exclusieve speciale mess in Brussel waar geen andere militairen welkom zijn. Ze soigneren zichzelf, maar de kapotte toiletten in de kazernes laten herstellen, is iets te veel gevraagd. Ik vind dat om te huilen. We hebben overal soldaten te kort, maar zij zien er geen graten in om een heel eskadron dag en nacht als chauffeur voor hen te laten opdraven. ’s Avonds vind je de generaals vooral op feesten in de kazernes.”
Wordt er in het leger dan zo veel onder officieren gefeest?
Kolonel Q: “De generaals krijgen veel uitnodigingen. Minder dan vroeger, maar toch nog genoeg. Ze schuimen de traditionele recepties bij militaire plechtigheden en aanstellingen af, of de cocktails die in Brussel georganiseerd worden door de ambassades. Al is dat gefeest niet ons grootste probleem. Dat is de opperste leiding.”
De chef defensie Marc Compernol?
Kolonel Q: “Ja. Hij is de baas, the chief of defence, alleen merkt niemand daar voorlopig iets van.”
Hij is een viersterrengeneraal zonder macht?
Kolonel Q: “Ik vrees het. Defensie is pas nog maar eens gereorganiseerd waardoor de componenten land-, lucht- en zeemacht meer in de pap te brokkelen hebben dan tevoren. Vroeger stonden die drie componenten onder de operationele leiding van het Stafdepartement Operaties en Training (ACOS Ops & Training). Dat is nu opzijgeschoven en de componenten beschikken weer over alle macht in hun eigen afdeling. Marc Compernol zou hen in het gareel moeten houden; de toekomst zal uitwijzen of hij daar sterk genoeg voor is. Hij heeft alleszins weinig of geen invloed op de politieke besluitvorming. Zonder morren aanvaardde hij het schrappen van die 5.000 jobs.
“Het leger is kleiner geworden, wat wil zeggen dat ook de defensiestaf zou moeten inkrimpen. Maar dat gebeurt niet. Integendeel, er is nóg een nieuwe functie gecreëerd: die van adjunct van de chief of defence, ingenomen door admiraal Michel Hofman. Het aantal generaals blijft even groot, net als het aantal directies. Alleen spelen zij baas over steeds minder mensen.”
De land-, lucht- en zeemacht zijn drie aparte koninkrijkjes?
Kolonel Q: “Ze varen hun eigen koers. De officieren aan de top willen dat liefst zo houden. Daarnaast zijn er nog de directies Human Resources en Material Resources. Die hebben buitensporig veel macht en zijn niet te beroerd om die ook te misbruiken als het hen uitkomt.”
Hoe bedoelt u?
Kolonel Q: “Officieren die het tóch aandurven om intern hun mond open te trekken, worden verplaatst en naar minder interessante posities ‘verbannen’. Dat gebeurt meer dan u denkt. Hopelijk staat mij dat nu ook niet te wachten. (lacht) De legertop houdt niet van mensen die zelf nadenken of andere meningen hebben. Dat wil ze niet. Iedereen moet op hetzelfde door hen gebaande paadje blijven. Het resultaat van zoveel slaafse volgzaamheid is dat we nu met een acuut gebrek aan manschappen zitten, waardoor binnenkort onze kernopdrachten in gevaar komen. Binnen afzienbare tijd zijn we gewoon met te weinig om onze taak binnen de NAVO te vervullen, het grondgebied te verdedigen of de bevolking te helpen in geval van nood. De aanslagen van Zaventem en Maalbeek waren rampzalig, maar eigenlijk nog op kleine schaal. Als we ooit écht grote aanslagen te verwerken krijgen, kan het leger dat niet aan. Wie zal de bevolking dan komen helpen?
“Naast de lucht-, land- en zeemacht is er nog de medische component. Daar is de toestand rampzalig. Voor alle buitenlandse missies zijn er amper tien dokters, belachelijk weinig. Collega’s vertellen me dat de landen waar we op missie zijn, ons soms smeken om meer militairen. Wij moeten hen in de kou laten staan omdat er niet genoeg operationele militaire dokters beschikbaar zijn. Zonder fatsoenlijke medische bijstand is het onmogelijk om militairen te ontplooien. ‘Sorry, we kunnen jullie niet helpen want er is geen dokter in de zaal.’ Dat is toch een schande? Bij de zeemacht hebben we dan weer te weinig manschappen om alle schepen te bevolken.”
Het zijn varende spookschepen?
Kolonel Q: “Nog net niet. (lacht) Wat voor zin heeft het om handenvol geld in materiaal te investeren als er geen personeel is om het te bedienen of onderhouden? De logica is zoek. In kazernes hoor ik van collega’s en medewerkers altijd dezelfde klachten: het gebrek aan personeel, de belabberde infrastructuur én al die kwartieren die gesloten worden. Daar moeten we echt mee stoppen, want het wordt quasi onmogelijk om goede krachten uit de lokale bevolking aan te trekken. Voor basisjobs zoals soldaten hebben we locals nodig. Je kan niet iemand uit Aarlen rekruteren voor een job in Leopoldsburg. Human Resources probeert dat wel, maar zo goed als niemand is geïnteresseerd.
“Nieuwe soldaten krijgen een contract van beperkte duur. Ze mogen maximaal twaalf jaar bij het leger blijven, waarna ze omgeschoold worden voor een job in de burgermaatschappij. Is dat écht wat mensen willen? Een korte militaire loopbaan, waarna ze hun plan moeten trekken? Ik denk het niet, en de feiten geven me gelijk: zo goed als niemand wil nog in het leger.”
Wat moet er dan wel gebeuren?
Kolonel Q: “Er moet gesnoeid worden in de top, het departement Human Resources en het personeelsbeleid moeten compleet worden herzien. Nu worden de officieren jaarlijks benoemd door een ‘onafhankelijk’ comité, maar die benoemingen houden geen rekening met de plaatsen die werkelijk beschikbaar zijn. Het gevolg is dat je tot kolonel benoemd kunt worden, om achteraf op een vacante plaats voor majoor aangesteld te worden. Echt efficiënt is dat niet.”
Dat comité bestaat uit hoge officieren?
Kolonel Q: “Dat benoemingscomité is een verhaal apart. De benoemingsdossiers worden per categorie voorbereid door één man, de wapeninspecteur. De krijgsmachtonderdelen hebben elk hun wapeninspecteur, ook een kolonel trouwens.”
Zo’n wapeninspecteur heeft heel veel macht?
Kolonel Q: “Ja. Hij bekijkt alle dossiers van de officieren die voor bevordering in aanmerking komen, verzamelt de punten en overlegt dan met de generaals over hun voorkeuren. Dat laatste mag uiteraard niet volgens de wet, toch gebeurt het. In het verleden heeft de Raad van State de legerleiding meermaals op de vingers getikt omdat ze een compleet onwettige evaluatie ‘onder vrienden’ hield. Vroeger was daar een schriftelijke neerslag van; na de tussenkomsten van de Raad van State overleggen ze nu mondeling zodat er geen sporen meer zijn. Ik weet uit heel goede bron dat het zo verloopt; die bron heeft daar zelfs staalhard bewijs van.
“De wapeninspecteurs kiezen dus in geheim overleg met de generaals wie er op de lijst voor benoemingen belandt en hoeveel punten hij of zij zal krijgen. De inspecteurs bepalen het belang van de operaties waaraan kandidaten hebben deelgenomen en beoordelen hun leiderschapscapaciteiten. Ze moeten iets schrijven, hé. (lachje) Dat zou allemaal objectief moeten gebeuren, terwijl het gewoon gemanipuleerd wordt. De leden van het benoemingscomité hebben geen toegang tot de lijsten van de wapeninspecteurs. Zij bereiden hun eigen pro forma-lijst voor. Op de dag waarop het comité zetelt, worden de lijsten van de inspecteurs voorgesteld aan de minister. Dat duurt amper een paar minuten. De leden vergelijken dan in een rotvaart hun kandidatenlijst met die van de inspecteur. Intussen kijken de generaals en de minister hen op de vingers. Nooit durft iemand opmerkingen te maken. ‘Gaat iedereen akkoord met de lijst van de inspecteur? Ja? Tsjakka.’”
Dat wil dus zeggen dat veel hoge officieren de capaciteiten niet hebben voor hun job?
Kolonel Q: “Ja. Sommigen zijn wel bekwaam, maar durven geen risico’s nemen omdat ze toch zo graag generaal willen worden. Veel competente officieren raken nooit hogerop omdat ze geen jaknikkers zijn. Nogal wat officieren weten trouwens niet dat het benoemingssysteem zo werkt. Zij leven in de illusie dat het eerlijk verloopt.”
Hebt u ook van dat systeem van handjeklap geprofiteerd om hogerop te raken?
Kolonel Q: “Misschien. (stilte) Kijk, sommigen zullen na dit interview beweren dat ik een gefrustreerde officier ben. Ze vergissen zich, want als full-kolonel zit ik op de plaats waar ik altijd van gedroomd heb. Ik praat nu enkel met u omdat ik me zorgen maak over de toekomst van ons leger. Grote zorgen.”
Reactie van het leger: “De chef defensie behoudt het overzicht”
“De informatie die Humo nu verspreidt, is niet representatief voor het Belgische leger”, reageert Laetitia Gérard, woordvoerster van defensie. “De budgettaire beperkingen uit het verleden verplichtten ons tot het maken van keuzes. We wilden zoveel mogelijk voorrang geven aan onze kernopdracht: de operaties. Dat ging inderdaad ten koste van onderhoud en vernieuwing van de infrastructuur. Maar vandaag worden er acties ondernomen om die achterstand op te vangen en de infrastructuur ingrijpend te verbeteren. De verouderde infrastructuur is trouwens geen fundamenteel doorslaggevende reden waarom mensen beslissen om het leger te verlaten.
“Ons personeelsbestand krimpt, maar we zijn nog steeds met meer dan 25.000 werknemers, burgers en militairen, die werken in een speciale omgeving. Zo’n organisatie heeft dan ook behoefte aan specifieke sturing en leiding. De reorganisatie maakt het mogelijk dat de leidinggevende generaals het leger efficiënt en doelmatig kunnen laten functioneren. Die vernieuwingen zorgen er ook voor dat de chef defensie het overzicht behoudt en leiding geeft volgens de principes van goed bestuur.”
Op de stelling van kolonel Q dat bevorderingen en benoemingen van officieren gemanipuleerd worden, gaat Laetitia Gérard niet in.
© Jan Stevens