“Trump met een klein geslachtsdeel schilderen, maakt geen zak uit”
“Een mens moet een beetje geluk hebben in zijn leven”, verklaart Luc Tuymans zijn succes. “Maar geluk alleen volstaat niet: je moet er ook nog iets mee doén.” Hijzelf vatte de koe bij de horens, stelde in 2004 als allereerste levende Belg tentoon in Tate Modern en verkocht een jaar later in New York een werk voor anderhalf miljoen dollar.
In zijn atelier aan de rand van de Antwerpse rosse buurt neemt Luc Tuymans (58) vriendelijk afscheid van een kunstenaar-in-wording. De jongen is zijn werk aan de meester zelf komen voorstellen en pakt nog ietwat starstruck zijn rugzak weer in. Onze meest succesvolle levende schilder trakteert ons op een kop uitstekend gezette espresso en steekt een sigaret op. “Natuurlijk streelt het mijn ego dat anderen me wereldwijd een van de meest invloedrijke Belgische kunstenaars vinden. Ik dank hen daarvoor”, zegt hij en hij schiet in een bulderlach. “Ach, dat soort zaken is altijd relatief. Al kan ook ikzelf er niet omheen dat ik intussen een internationaal parcours van meer dan dertig jaar heb afgelegd. Ik ben me ervan bewust dat ik in een land leef dat op cultureel vlak altijd zeer invloedrijk was. Dat lijkt vanzelfsprekend, terwijl het op de keper beschouwd verbijsterend is dat een kleine regio die zo vaak overspoeld werd door vreemde mogendheden, zo’n rijke culturele geschiedenis heeft. België roept wereldwijd bij iedereen meteen connotaties op met schilders als René Magritte en James Ensor.”
Onlangs was u nog curator van een grote Ensortentoonstelling in Londen.
Luc Tuymans: “Ik vond het hallucinant om toen te moeten vaststellen dat veel Britten Ensor niet kennen. In veel andere landen, zoals de Verenigde Staten, Duitsland en Frankrijk, is hij dan weer wel bekend. James Ensor wordt vaak gecatalogeerd als einzelganger of als grotesk en excentriek, terwijl hij als voorloper van het expressionisme een zeer belangrijk avant-gardekunstenaar was. U weet toch dat René Magritte géén surrealist is? Zijn meest bekende werk, La trahison des images, het schilderij met de pijp waaronder ‘Ceci n’est pas une pipe’ geschreven staat, is, in tegenstelling tot wat veel mensen denken, zeer reëel. Want het is geen pijp, maar de afbeelding van een pijp. ‘Ceci n’est pas une pipe’ is dus niets meer of minder dan de waarheid. Ik vind dat een conceptueel hoogstandje. Tijdens de verkiezing van ‘De Grootste Belg’ in 2005 vroegen de organisatoren me om een lans te breken voor Peter Paul Rubens, maar ik koos voor Jan Van Eyck. Want hij vertegenwoordigt voor mij de visuele kracht van schilderkunst. Deze regio kan putten uit een extreem groot kunstpotentieel, zowel uit het verleden als uit het heden. En dat zal ook zo blijven in de toekomst.”
Vergis ik me als ik zeg dat de inwoners van deze regio niet heel erg kunstminnend zijn?
Tuymans: “U vergist zich daar grandioos in. Ons land telt zeer veel gepassioneerde verzamelaars. Zij vormen de voedende kracht van het artistieke leven en u mag dat niet onderschatten. De overheid is dan weer een ander paar mouwen. Bij onze bewindslui heerst flink wat onwetendheid over wat cultuur eigenlijk is. Musea worden niet echt grondig gesubsidieerd en ook niet goed onderhouden. De politieke wereld verkeert in de waan dat kunst dood is, terwijl ze juist springlevend is. Want wij leven nu eenmaal in een extreem katholiek land waar veel belang gehecht wordt aan het visuele.”
U noemt België een ‘extreem katholiek land’?
Tuymans: “Ja, natuurlijk, dit land is nog steeds zeer katholiek. De Belgische ‘bovenbouw’ liep school bij de jezuïeten, Tom Barman van Deus zat daar ook. De katholieken pompten die aandacht voor het visuele er stevig in: ooit diende dat ‘beelddenken’ om het volk dom te houden. Rubens was de eerste die dat propageerde. Je mag hem gerust de allereerste grote filmmaker ooit noemen. Hij is geboren in het Duitse Siegen, waar zijn vader een affaire had met de vrouw van Willem van Oranje. Op het moment dat Rubens in Antwerpen aankwam, zetten de katholieken de contrareformatie in als reactie op de protestantse reformatie, waardoor alles van nul opnieuw ingevuld moest worden. Rubens greep zijn kans. De schilderijen die hij toen maakte, kwam je niet meteen in een huiskamer tegen. Het zijn monumentale werken die je van op grote afstand moet bekijken. Ze dienen een welbepaald doel: propaganda voeren voor de Roomskatholieke kerk. Rubens deed dat op een magistrale wijze. Ik hou niet zo van zijn werk, maar je kunt niet beweren dat hij geen groot kunstenaar was. Onze kleine regio is zo interessant omdat ze de kern vormt van tal van experimenten, en dan heb ik het niet alleen over kunst, maar ook over wetenschap. De Big Bang-theorie is niet toevallig uitgevonden door de Belgische priester Georges Lemaître.”
We moeten de jezuïeten dus dankbaar zijn?
Tuymans: “Zeker. Ze koesterden utopische gedachten met een snuifje humanisme, al hadden ze natuurlijk ook een verborgen agenda. Franciscus is de eerste jezuïet die paus geworden is, ik vind dat een razend interessant fenomeen. En dat op een moment dat de wereld zich in zeer woelig vaarwater bevindt. Ik had trouwens twee recente onrustwekkende gebeurtenissen op voorhand haarfijn voorspeld: de brexit en de verkiezing van Donald Trump. Ik hou mijn hart vast voor wat er verder in Europa nog te gebeuren staat.”
Zijn woelige tijden een zegen voor een kunstenaar?
Tuymans: “Dat wordt dikwijls gezegd, maar wat zich nu voor onze ogen voltrekt, vind ik verschrikkelijk. Onwetendheid en domheid is alom vertegenwoordigd en dat komt omdat de politiek zoveel decennia lang het populisme zwaar onderschat heeft. Onze politici lieten sommige kansarme bevolkingsgroepen links liggen. Die mensen kregen geen mogelijkheden om zich uit hun ellende op te werken en worden nu door de populisten zwaar misbruikt. Misschien worden het nog gevaarlijke tijden voor kunstenaars, maar ik ben er volledig klaar voor. (lacht) Wie als een volleerde struisvogel zijn kop in het zand steekt, reageert ook op wat er gebeurt in de wereld, ook al denkt hij dan van niet. Elke kunstenaar die nu een werk maakt, levert commentaar op wat er zich rondom ons afspeelt. Zelfs als hij zijn werk vol verwijzingen stopt naar het verleden, heeft hij het nog steeds over hier en nu. De toestand is ondertussen zo ernstig geworden dat niemand er nog onderuit kan. Ikzelf zal mijn uiterste best doen om voor mijn werk iets te vinden dat absoluut niets te maken heeft met Donald Trump. Want Trump met een klein geslachtsdeel schilderen, maakt toch geen zak uit. Het moet verder gaan dan dat, en dat vind ik een grote uitdaging. Kunst is geen propaganda, maar is ‘iets anders’. Nee, het is niet zo eenvoudig. Een kunstenaar moet nu eerst en vooral verder blijven werken. Perseverance, volharding, ongeacht wat er ook gebeurt. Dat lijkt immoreel, maar het is de enige juiste keuze.
“Je kan de kunstwereld niet loszien van de rest van de wereld. Als er in de grote buitenwereld iets verandert, volgt cultuur. Wij leven in een natiestaat en niet in een melting pot zoals de VS is, of beter gezegd: was. Wat ze hier nooit goed begrepen hebben, is dat het veel verstandiger is om de verschillen in de samenleving met elkaar te verbinden, in plaats van ze tegen elkaar uit te spelen. Al die verschillen zijn waardevol en door ze te combineren zorgen we ervoor dat het individu belangrijk wordt binnen die grote diversiteit. Als we daarin slagen, kunnen we misschien de angst voor de globalisering wegnemen en ervoor zorgen dat mensen zich niet langer vanuit een louter populistische reflex op zichzelf terugplooien.”
Het is toch niet te ontkennen dat de globalisering slachtoffers gemaakt heeft?
Tuymans: “Ja, de Grieken zijn er het slachtoffer van.”
Net als een deel van de Amerikanen die voor Donald Trump gestemd hebben omdat ze hun job als gevolg van die globalisering verloren hebben.
Tuymans: “Dat is zeker waar. Trump heeft ook heel bewust die ader aangeboord.”
De mensen die kunst kopen, hebben waarschijnlijk dan weer geprofiteerd van de globalisering.
Tuymans: “Zij stammen vermoedelijk uit die 1 procent die alles heeft. Vergis u niet: ook ik vind dat er een herverdeling van rijkdom moet komen; 25 jaar geleden wisten we dat trouwens al. Maar er is ook een andere kant aan het verhaal. Zeker in de States zorgen de superrijken ervoor dat kunst die vroeger voor de happy few was, nu toegankelijk is voor het grote publiek. Vanuit een vorm van altruïsme richten die 1 procenters stichtingen en foundations op, of geven geld aan musea. Zo is het beroemde MoMa in New York eigenlijk privé-initiatief. In 2013 stelde ik tentoon in de Menil Collection in Houston, Texas. De stichters van dat museum, John en Dominique de Menil, stamden ook uit de 1 procent. Hun collectie is voor iedereen gratis toegankelijk en aan het museum vertrekt een laan die langs culturele centra van de Afro-Amerikaanse gemeenschap loopt. Er zijn dus ook goede kanten aan het feit dat superrijken een deel van hun kapitaal in kunst investeren.”
Stijgt de invloed van een kunstenaar samen met de prijzen die wereldwijd voor zijn werken worden neergeteld?
Tuymans: “Een mens wordt geen kunstenaar om veel geld te verdienen. Als ik multimiljonair had willen worden, was ik het allang geweest en zaten wij hier nu niet met elkaar te praten. Dan was ik gewoon in zaken gegaan, want er schuilt wel degelijk een zakenman in mij. Dat is iets genetisch: mijn grootvader richtte indertijd het grootste bedrijf aan de Nederlandse grens op, een transportonderneming voor groenten en fruit. Een kunstenaar kan dus ook een zakenman zijn, maar een mens wordt nooit kunstenaar omwille van de centen die ermee te verdienen zijn. Een kunstenaar speelt het spel niet om te winnen, maar om op de juiste manier te verliezen. Want wat hij dan achterlaat, is een reusachtig symbolisch kapitaal. Michelangelo was bijna negentig toen hij stierf. Hij liet een volledige vervalste biografie na, had al die werken geproduceerd waar Leonardo Da Vinci alleen maar van kon dromen, tot en met de koepel van de Sint-Pietersbasiliek, de fantastische Piëta en het plafond van de Sixtijnse kapel. Na zijn dood was hij de rijkste kunstenaar ter wereld.”
Is hij een voorbeeld voor u?
Tuymans: “Nee, als voorbeeld is hij te megalomaan. Wat ik wil zeggen is dat het idee van ‘de kunstenaar als kunstenaar’ stamt uit de renaissance. Aan de ene kant van de tafel zaten de maffiosi en de warlords die illustere namen droegen als De Medici en Borgia, aan de andere kant zaten scheppers van cultuur en kunstenaars als Titiaan. Beiden vochten voor hun eigen privileges. Tussen beide partijen werd het geven en nemen en zo ontstond de kunst als kunst. Ik vind het wel iets hebben dat de kunstenaar zijn roots heeft in een bepaalde vorm van illegaliteit en criminaliteit. (lacht) Er hangt altijd iets subversiefs aan het begrip kunst. Eerlijkheidshalve moet ik eraan toevoegen dat de mensen op straat me voor het eerst met ‘mijnheer’ aanspraken toen in 2005 op een veiling in New York mijn werk The Sculpture anderhalf miljoen dollar opbracht. (lacht) Een hedendaagse kunstenaar wordt niet langer gezien als excentriek of gestoord van zodra zijn werk veel geld opbrengt. Vanaf dat moment betekent hij inderdaad ook echt iets.”
Voor u is het belangrijk wat er na uw dood van uw werk zal overblijven?
Tuymans: “Zeer zeker. Alleen is dat symbolisch kapitaal moeilijk om in te schatten. Vandaag moet een kunstenaar zich daar tijdens zijn leven al mee bezig houden, voor vorige generaties gold dat niet zo.”
Is dat geen vorm van hoogheidswaanzin?
Tuymans: “Nee, dat is verantwoordelijkheidszin. Dat is totaal iets anders dan hoogheidswaanzin. Alsof een kunstenaar die met zijn nalatenschap bezig is, niet nederig genoeg zou zijn. Nederig zijn, is een belachelijk idee.”
Hoe verklaart u uw eigen succes?
Tuymans: “Een mens moet een beetje geluk hebben in zijn leven. Maar geluk hebben alleen volstaat niet: je moet dat ook beseffen en er vervolgens iets mee doen. Talent en hard werken spelen ook een rol, net als de rotsvaste overtuiging dat je de juiste weg bewandelt op momenten dat anderen daaraan twijfelen of je werk totaal niet appreciëren.”
Koppigheid is een goede eigenschap voor wie het als kunstenaar wil maken?
Tuymans: “Overtuigd zijn. Dat is sowieso iets dat iedereen die in de culturele wereld werkt, moét hebben. Dat is ook de reden waarom creatievelingen moeilijk bazen tolereren en omwille van welke narcistische motieven ook voor zichzelf beginnen werken. Daarom is het altijd gevaarlijk om een kunstenaar of een kunstenares aan het hoofd van een regering te zetten, dat zou alleen maar kwalijke gevolgen hebben.”
Luc Tuymans als premier is geen goed idee?
Tuymans: “Nee, ik zou niet echt goed functioneren in de politiek, al hebben ze me wel verschillende keren gevraagd. Maar ik ben daar nooit op ingegaan omdat ik 24 uur op 24 kunstenaar ben. Een goed politicus kan niet anders dan ook 24 uur op 24 politicus zijn; kunst en politiek zijn in mijn geval niet te combineren. Het is ofwel het een of het ander.
“Ik heb als kunstenaar mijn geluk afgedwongen, door te volharden en keihard te werken. Maar voor hetzelfde geld was ik totaal mislukt. Voor een beginnende kunstenaar is het vandaag nog veel moeilijker dan vroeger. Een groot deel van de kunst- en galeriewereld is corporate geworden.”
Het zijn bedrijven?
Tuymans: “Het zijn gewoon machines geworden. Toen ik eind jaren zeventig begon, was de kunsthandel compleet anders georganiseerd. Begin jaren tachtig barstte het onder impuls van de Amerikanen uit zijn voegen. Een schilder als Julian Schnabel werd razend populair onder de jongens van Wall Street. Het was de tijd van ‘Greed is good’ en nadat een van Schnabels schilderijen aan de beurs gekoppeld werd, ontstond er een bubble. De eerste Golfoorlog in 1991 zorgde ervoor dat de zeepbel lichtjes implodeerde, maar het hele apparaat was ondertussen wel geïnstalleerd. Net op dat moment zette ik voet aan wal in de States. Ik werk langzaam en heb altijd voor langdurige samenwerking met galeristen gekozen. Frank Demaegd is hier in Antwerpen al ruim 26 jaar mijn galerist; Kiyoshi Wako verkoopt al twintig jaar mijn werk in Japan. Toen ik begin jaren negentig met David Zwirner in New York begon samen te werken, had hij welgeteld één assistente. Nu werkt in New York alleen al 200 man, in de afdeling in Londen 80 en binnen een jaar opent David een filiaal in Hongkong. Dat is een totaal andere schaal dan dertig jaar geleden. Ik kan me best voorstellen dat een jonge kunstenaar met enige mate van intelligentie niet staat te springen om met zo’n grote mastodont in zee te gaan, want het risico is niet denkbeeldig dat zijn werk tot een merk herleid wordt. Ik begon als jonge kunstenaar in zelfgekozen isolement dat in de loop der jaren geleidelijk omgebouwd is tot publiek isolement. Startende kunstenaars moeten ook niet echt rekenen op hulp van de cultuurtheoretici.”
Ze worden aan hun lot overgelaten door kunstpausen en curatoren?
Tuymans: “Ja. Academici trekken zich terug binnen de veilige muren van hun eigen wereldje. Mensen die nu een opleiding tot curator volgen, leren vooral hoe het er in de jaren tachtig aan toeging en hebben geen voeling met de huidige stand van zaken. Dat klinkt misschien allemaal nogal negatief, maar alleen door problemen duidelijk te benoemen, maken we ze meteen ook bespreekbaar.”
(c) Jan Stevens