“Sterven kan heel mooi zijn”
In haar vrije tijd ontfermt Els De Smet zich over overleden inwoners van Gent die zo arm zijn dat ze hun eigen begrafenis niet kunnen betalen. Els verzorgt hun stadsuitvaart, gratis en voor niets. “Ook na de dood heeft elke mens recht op een minimum aan respect.”
“Van jongs af aan ben ik gefascineerd door de dood”, zegt Els De Smet (52). Ze werkt bij een Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) en investeert haar vrije uren in uitvaartbegeleiding van mensen in armoede. “Ik vind de dood niet eng en ik ben er ook niet bang voor. Mensen zoeken me al lang op om over het levenseinde te praten. Dat zijn diepgaande gesprekken die ze nog nooit eerder met iemand anders gevoerd hebben.”
Waar komt uw fascinatie voor de dood vandaan?
Els De Smet: “De dood maakte altijd deel uit van mijn leven. Als jong meisje al had ik vriendinnen wier moeder vroeg gestorven was. Ik zit nu alle dagen tussen dood en verdriet, maar dat vermoeit me niet. Integendeel, het geeft me juist energie. Sterven kan heel mooi zijn. Het is een van onze laatste taboes, terwijl het ons allemaal te wachten staat, zowel rijk als arm. Sterven is net als geboren worden.
Mensen begeleiden heb ik van nature meegekregen. Ik ben twintig jaar actief in de Beweging van Mensen met Laag Inkomen en Kinderen (BMLIK). Telkens wanneer een van de leden stierf, ging ik mee naar de begrafenis. Alleen was er heel vaak geen échte begrafenis omdat er geen geld voor een dienst was.”
Ze werden dan begraven op kosten van de stad?
De Smet: “Ja, maar veel stelde dat niet voor. Ze werden in een kist gestopt en gingen meteen de put of de crematieoven in. Zonder dienst, zonder naam. Sinds drie jaar ben ik officieel rouwconsulente van Gent. Moest ik de stadsbegrafenissen niet onder mijn hoede genomen hebben, werden arme mensen nog steeds zonder ceremonie begraven.”
Wat hebt u veranderd?
De Smet: “De kisten van vroeger waren niet veel meer dan houten bakken. Kunt u het zich voorstellen, een moeder die over haar net overleden zoon zegt: ‘Onze Kevin ligt hier in een bak’? Nu zorgt de stad voor een echte doodskist, een bloemstuk en een rouwprentje. Dat prentje is ontzettend belangrijk, want zo krijgen overleden eenzame mensen toch een naam. Zonder naam is het alsof je nooit bestaan hebt. Als ik dan later nog eens bij een familielid of een vriend op bezoek ga, hoor ik vaak: ‘Ik heb zijn rouwprentje hier bij me.’”
U verzorgt ook de afscheidsdienst?
De Smet: “Vroeger las ik in weer en wind een tekst voor aan de strooiweide en speelden bevriende muzikanten op trompet of gitaar. Tot de directeur van het crematorium van Lochristi me aanbood om gratis een zaaltje te gebruiken. Ook hij vindt dat elke overledene recht heeft op een respectvol afscheid. Ik vertegenwoordig geen vereniging of organisatie, maar ben gewoon Els. Ik gaf mezelf de naam ‘Contactpunt Waardige Uitvaart’ en sindsdien ben ik de officiële rouwconsulente voor Gentenaars in armoede.”
Hoeveel diensten verzorgt u per week?
De Smet: “Tot drie. In drie jaar tijd is het aantal verdrievoudigd. Voor elke dienst heb ik een kwartier. Ik hou het altijd heel algemeen, want ik ken de overledene niet. Ik zal nooit zeggen: ‘We zijn verdrietig’, of: ‘Zie ons hier in droefheid staan.’ Want misschien is die ene dochter die is komen opdagen, blij dat haar vader eindelijk dood is na alles wat hij haar heeft aangedaan.
Ik werk voltijds bij het CLB, waardoor zo goed als al mijn vrije tijd ingevuld wordt door mijn rouwconsulentschap. De Gentse OCMW-voorzitter Rudy Coddens (sp.a) zag dat het voor mij langzaamaan onhoudbaar aan het worden was. Hij ging praten met de ziekenhuizen. In de toekomst zullen zij diensten organiseren voor de armen die in hun instellingen sterven. Vroeger kwamen al die mensen naar mij.”
Gelooft u in een leven na de dood?
De Smet: “Ik voel dat er na de dood energie overblijft. Als iemand net gestorven is, hangt die energie in de ruimte. Een tijd geleden leidde ik de dienst voor een dakloze man. We stonden op de strooiweide en een vriend had de hond van de overledene bij. Die hond zat een hele tijd braaf toe te kijken. Toen de as uitgestrooid werd, begon hij klaaglijk te janken.”
Wat vinden uw gezinsleden van uw werk als rouwconsulente?
De Smet: “Ik heb drie kinderen en die vinden dat tezelfdertijd fijn en raar. (lacht) Dit is mijn leven geworden en ik kan het niet loslaten. Het is heel klein begonnen en uitgegroeid tot een tweede voltijdse job. Via mijn Facebook-pagina kreeg ik een bericht binnen van een straatarme vrouw met kanker. ‘Ik lig hier alleen in mijn studiootje op de dood te wachten’, schreef ze. ‘Ga jij zorg dragen voor mij? Ga je mijn naam weten?’ Ik ben die vrouw niet gaan opzoeken, want dat is mijn taak niet. Maar als het zo ver is, bezorg ik haar wel een respectvolle, waardige uitvaart.”
In eenzaamheid sterven moet afschuwelijk zijn.
De Smet: “Ja, en daar komt dan bij dat stervenden zich ook nog eens zorgen maken over hun eigen uitvaart. ‘Wat zal er na mijn dood met me gebeuren? Wat zullen ze met mijn lichaam doen?’ Het geeft ze rust als ze weten dat ik er dan zal zijn om voor hen te zorgen.”
Hoe zal uw eigen uitvaart eruit zien?
De Smet: “Ik hoop dat mensen dan dansen en zingen en leuke anekdotes uit mijn leven oprakelen.”
© Jan Stevens