“In vergelijking met Hillary is Richard Nixon het evenbeeld van Mahatma Gandhi”

“De vlieg op de muur” noemt Gary Byrne zichzelf. In de jaren negentig hield hij als agent van de Secret Service de wacht voor het kantoor van president Clinton. Hij ruimde de spermahanddoekjes van Bill op en liet zich de huid volschelden door de First Lady. “Toen een collega haar goedemorgen wenste, antwoordde ze: ‘Go fuck yourself.’”

 

Ergens in het voorjaar van 1993. De kersverse president Bill Clinton en zijn vrouw Hillary geven een receptie in het Witte Huis in Washington DC om kennis te maken met hun bewakingsagenten van de Secret Service. Gary Byrne en zijn vrouw Genny zijn ook van de partij. Gary werkt sinds juli 1991 als geüniformeerd agent van de geheime dienst voor de Amerikaanse president. Eerst voor Republikein George H. W. Bush, nu voor Democraat Bill Clinton. Na een speech en een glas champagne is het tijd voor foto’s van het presidentskoppel met hun gasten. Ook Gary en Genny poseren samen met The First Couple. “Ik legde mijn hand op de rug van mevrouw Clinton”, herinnert Gary zich. “Ik voelde hoe een zachte hand mijn hand vastnam en op het achterwerk van mevrouw Clinton legde. Ik schrok en stond als aan de grond genageld. Na de foto zei ik lacherig tegen mijn vrouw: ‘Ik geloof dat de president daarnet mijn hand op de kont van de First Lady legde.’ Genny zei: ‘De president streelde heel de tijd mijn rug. Waarschijnlijk vind je dat iets minder grappig.’”

Meer herinneringen aan zijn Witte Huis-jaren bundelde de inmiddels gepensioneerde geheim beveiligingsagent Gary Byrne in het schandaalboek Crisis of Character. Daarin borstelt hij een niet al te flatterend portret van de Clintons, met Bill als seksverslaafde charmeur en Hillary als valse, agressieve bitch. Nog voor het boek eind juni in de boekhandel lag, twitterde Donald Trump enthousiast: ‘Een voormalige geheim agent van president Clinton vilt achterbakse Hillary door haar als LABIEL en GEWELDDADIG te omschrijven. Slecht temperament voor een president.’

Crisis of Character stoomde op zowat alle Amerikaanse bestsellerlijsten meteen door naar de eerste plaats. Byrne vindt dat zelf een klein mirakel. “Want mainstreammedia zoals ABC en NBS weigeren om op een fatsoenlijke manier aandacht te schenken aan mijn boek”, zegt hij. “Zij beweren dat het mijn bedoeling is om de presidentskandidaat van de Democraten te beschadigen. Ik krijg van hen de kans niet om die nonsens te weerleggen.”

 

Ze verdenken u ervan in opdracht van Donald Trump te werken.

Gary Byrne: “De waarheid is dat Donald Trump waarschijnlijk op net hetzelfde moment over mijn boek hoorde als u. Niemand wist dat ik Crisis of Character aan het schrijven was. In heel die periode heb ik er bewust ook niemand over verteld. Ik wou mijn collega’s van de Secret Service beschermen en hen niet in verlegenheid brengen. Zij sturen mij nu wel felicitaties. Sommigen werken nog bij de Service en durven me niet openlijk steunen.”

 

Mag u als voormalig agent van de geheime dienst dit boek eigenlijk wel schrijven?

Byrne: “Ik mag schrijven wat ik wil. In mijn contract met de Secret Service stond geen geheimhoudingsclausule. Ik heb ook nooit een State Secrecy Agreement getekend. Het is wel zo dat onder alle beveiligingsagenten van het Witte Huis de ongeschreven wet geldt dat ze hun lippen stijf op elkaar houden over wat ze tijdens hun dienst horen of zien. Na 29 jaar trouwe dienst ben ik eervol op rust en voel ik me niet langer verplicht om te blijven zwijgen. Veel feiten uit mijn boek zijn ook ooit al eens door anderen gesignaleerd. Zij werden niet altijd geloofd, maar ik zag met mijn eigen ogen hoe Hillary het personeel als vuil behandelde. Ik was die stille, onopvallende man in de kamer die alles registreerde. Ik was de vlieg op de muur. Ik wil dat het Amerikaanse volk de waarheid over mevrouw Clinton leert kennen. Na wat ik met haar meegemaakt heb, twijfel ik heel sterk aan haar leiderscapaciteiten. Integendeel, op momenten van stress ontpopte ze zich tot een kwaadaardige furie die haar woede afreageerde op brave beveiligingsagenten zoals ik. In vergelijking met Hillary was Richard Nixon de verpersoonlijking van Mahatma Gandhi. Ik wil dat haar potentiële kiezers weten op wie ze straks zullen stemmen. Ik zeg niet dat ze niet voor haar mógen stemmen. Ik wil alleen dat ze goed geïnformeerd zijn. Weet u dat ik de allereerste geüniformeerde agent van de Secret Service ooit ben die opgeroepen is om voor een onderzoekscommissie te komen getuigen?”

 

Naar aanleiding van het Monica Lewinsky-schandaal werd u eind jaren negentig door de beruchte openbare aanklager Kenneth Starr ondervraagd.

Byrne: “Precies. Ik ben in totaal zes keer gedagvaard om voor het onderzoek van het Hooggerechtshof te komen getuigen. Het team van Kenneth Starr wilde van mij te weten komen of Bill Clinton en Monica Lewinsky samen tijd hadden doorgebracht. Ze wilden van mij horen of de president en de stagiaire een affaire hadden.”

 

Volgens de Association of Former Agents of the US Secret Service (AFAUSSS) zuigt u al uw verhalen uit uw duim. Zij zeggen dat u nooit de wacht gehouden kunt hebben bij het Oval Office of bij andere vertrekken van de president. Die plekken waren volgens hen exclusief voorbehouden voor leden van de Presidential Protective Division, de persoonlijke lijfwachten van de president.

Byrne: “Ze lullen uit hun nek. Waarom moest ik indertijd dan zes keer komen getuigen? Tijdens dat onderzoek van judge Starr kenden de mensen aan de top van de geheime dienst alle details over de affaire tussen Clinton en Lewinsky. Maar ze hadden geen zin om zelf te getuigen en lieten mij en mijn collega’s dagvaarden om voor hen de hete kolen uit het vuur te halen. Twintig beveiligingsagenten moesten getuigenissen afleggen. Ik heb toen de waarheid verteld, net zoals ik dat nu ook doe in mijn boek. Die kerels van AFAUSS hebben geen flauw idee hoe het er tijdens de Clinton-jaren op het Witte Huis aan toeging. Ik wil dat ze ophouden met hun onzin en zet daar nu juridische stappen voor.”

 

AFAUSS-voorzitter Jan Gilhooly was van 1995 tot 1997 inspecteur bij de Secret Service en zegt dat hij toen nauw in contact stond met de agenten in het Witte Huis én met Hillary Clinton. Hij beweert dat hij nooit klachten over onaangepast gedrag van Hillary gekregen heeft. Hij kan zich ook niet herinneren ooit iets over u gehoord te hebben.

Byrne: “Ik heb dan ook nooit met hem samengewerkt. Wat wil dit nu zeggen? Ik heb zoveel mensen nog nooit ontmoet. Het is toch niet omdat een andere gepensioneerde collega fan is van Hillary Clinton dat mijn boek niet deugt? Crisis of Character gaat over dat deel van mijn leven waarin mijn pad dat van de Clintons kruiste. Elk woord in het boek is waar. Gilhooly neemt nu de Secret Service en de Clintons in bescherming. Dat is zijn goed recht, alleen mag hij geen leugens over mij de wereld insturen. Ook hij krijgt een dagvaarding in de bus. De Clintons vervolgen mij trouwens niet omdat ze heel goed weten dat ik de waarheid spreek.”

 

Waar in het Witte Huis hield u de wacht?

Byrne: “Meestal vlak aan het Oval Office, het kantoor van de president in de West Wing van het Witte Huis. Af en toe sprong ik in op andere plaatsen in het gebouw.”

 

U startte uw carrière als ‘geheime beveiligingsagent’ op het Witte Huis bij vader George H.W. Bush. U noemt hem liefkozend ‘Papa Bush’.

Byrne: “Zo spreken al mijn collega’s uit die tijd over hem. Hij was een heer van stand: het typevoorbeeld van hoe de president van de Verenigde Staten er uit hoort te zien. Natuurlijk had hij zijn gebreken, niemand is perfect, maar Papa Bush was een aardige man. Hij is een echte Amerikaanse patriot: tijdens de Tweede Wereldoorlog vocht hij als piloot bij de marine. Zijn vliegtuig werd door de Japanners neergehaald boven de Stille Oceaan. Op het laatste nippertje werd hij gered. De voornaamste taak van een geheim beveiligingsagent in het Witte Huis is om een hele dag stil te blijven staan en op te gaan in het meubilair. Maar president Bush zag ons altijd, kwam ons begroeten en sloeg soms een praatje met ons.”

 

Toen het team van Bill Clinton na zijn verkiezingsoverwinning in 1992 het Witte Huis overnam, leek dat voor u op een hippie-invasie. U hield niet van die nieuwe frisse wind?

Byrne: “De hippies hadden lak aan autoriteit. Agenten zoals ik vertegenwoordigden die autoriteit en daarom keken ze neer op ons. Clintons medewerkers stamden uit die hippiecultuur. Zij werden plots zelf de autoriteit waar ze jarenlang op hadden lopen schimpen. Ze keken nog steeds op ons neer, werkten daarenboven ook nog eens hun frustraties op ons uit en zorgden zeker in de eerste Clinton-jaren voor chaos. Ze liepen erbij als sloddervossen en hun kantoren op het Witte Huis waren net veredelde studentenkoten.”

 

Zou het kunnen dat u gewoon een hekel hebt aan jonge mensen die lak hebben aan hypocriete stijfheid en vermolmde grandeur?

Byrne: “Ik heb geen hekel aan jonge mensen, maar ik hou niet van pas afgestudeerde verwende snotapen die zich als hooligans gedragen. Het Witte Huis is nauw verbonden met de Amerikaanse geschiedenis en heeft een grote symboolwaarde. De boys and girls van de Clintons toonden geen greintje respect voor dat van geschiedenis doordrongen gebouw. Ze liepen er met hun bekers koffie of frisdrank van de ene naar de andere kamer, hingen languit in de zetels en morsten op de tapijten. Ze plakten zelfs stickers op antieke kasten. Ze beschadigden moedwillig cultureel erfgoed. Gelukkig veranderde dat in juli 1994 toen de latere CIA-baas Leon Panetta tot Clintons kabinetschef benoemd werd: hij voerde opnieuw discipline in.”

 

In uw boek beschrijft u hoe de kersverse vice-president Al Gore het brandalarm laat afgaan tijdens zijn zoektocht naar afluisterapparatuur en verborgen camera’s. Ook de Clintons waren bang dat ze afgeluisterd werden?

Byrne: “Ja, en die angst nam paranoïde vormen aan. Vader Bush had op een herverkiezing gerekend en vlak voor de verkiezingen had zijn administratie een compleet nieuw telecommunicatiesysteem laten installeren. Dat had flink wat geld en moeite gekost. Bill en Hillary vertrouwden dat hele zaakje niet. Ze bestelden een nieuw telecommunicatiesysteem bij AT&T. Wij moesten de technici de weg wijzen in het Witte Huis. Zij vertelden ons dat de Clintons ervan overtuigd waren dat de Republikeinse Partij meeluisterde met al hun gesprekken.”

 

Wat vond u van de mens Bill Clinton?

Byrne: “Het zal u misschien verbazen, maar ik vond hem heel sympathiek. Hij was vriendelijk tegen gewoon voetvolk zoals wij. Bill Clinton is een aardige vent, alleen heeft hij een immens probleem met vrouwen. Als hij mijn 27-jarige nicht een lift aanbiedt, kruip ik wel op de achterbank om hem in de gaten te houden. (lacht)”

 

U vond Hillary Clinton iets minder sympathiek?

Byrne: “Ze was koud en afstandelijk. Het leek of ze voortdurend boos was en ze had dictatoriale trekjes. Er is nu zoveel ophef over haar e-mailverkeer van toen ze minister van Buitenlandse Zaken was, maar dat is typisch Hillary. Ze liet haar eigen mailserver installeren, in plaats van gebruik te maken van de officiële regeringsserver. Voor haar gelden de regels niet die voor anderen wel gelden. Haar motto is: ‘Doe wat ik zeg, maar doe niet wat ik doe.’”

 

Hoe behandelde ze u en uw collega’s?

Byrne: “Zeer vijandig. Ze vertrouwde ons voor geen haar. Ze leek echt een probleem te hebben met mannen in uniform. Ons kostuum werkte bij haar als een rode lap op een stier. Ze blafte ons voor het minste af en reageerde ál haar frustraties af op haar eigen personeel en op de beveiligingsagenten. Sommige collega’s werden continu de huid vol gescholden. Als ze niet naar haar pijpen dansten, dreigde ze hen af. Ik ben trouwens niet de enige die daarover getuigt. Ex-FBI-agent Gary Aldrich was ook een tijdlang gestationeerd bij de Clintons. In zijn in 1996 verschenen boek An FBI Agent Inside the Clinton White House beschreef hij hoe ze zeven ondergeschikten het bloed vanonder de nagels pestte. Volgens Aldrich vertrouwde ze die jongens niet en wou ze hen laten vervangen door ja-knikkers uit Arkansas. Ze had het alleszins heel moeilijk om haar kwaadheid onder controle te houden. Ik heb meer dan genoeg woede-uitbarstingen van haar meegemaakt. Voor de kleinste onnozelheid begon ze te roepen en te tieren. Veel Witte Huis-medewerkers waren als de dood om een fout te maken. ‘Who’s going to tell Hillary?’ De kleinste ‘misstap’ kon hen hun job kosten.”

 

Jullie klaagden nooit over het gedrag van de First Lady tegen jullie superieuren?

Byrne: “Toch wel. De spreekwoordelijke druppel was haar aanvaring met een nieuwe beveiligingsagent. Op een van zijn eerste werkdagen liep hij haar in een gang tegen het lijf. Hij zei: ‘Good morning’ en zei antwoordde: ‘Go to hell.’ Die jongen was helemaal van streek. Een paar dagen eerder had ook een andere collega het aangedurfd om haar vriendelijk goede morgen te wensen. ‘Go fuck yourself’, had ze toen geantwoord. Na die incidenten ging onze sergeant klagen bij de top van de Secret Service. Zij beloofden dat ze het zouden melden aan Leon Panetta. Er volgden excuses, al kwamen die niet rechtsreeks van Hillary. Er werd ook een interne memo rondgestuurd met het verzoek om in het vervolg alle bizarre uitvallen van de First Lady meteen aan onze superieuren te melden.”

 

U zag Bill Clinton ooit met een blauw oog. Dat was het resultaat van een woede-uitbarsting van Hillary?

Byrne: “Ik vermoed van wel. Dat blauwe oog was gigantisch. Toen ik aan zijn assistente Nancy Hernreich vroeg wat er gebeurd was, antwoordde ze: ‘Hij is allergisch aan koffie.’ (lacht) Ik heb verschillende keren gehoord hoe Hillary hem de huid vol schold.”

 

Vóór de Lewinsky-affaire leek het toch alsof de Clintons een uitstekend koppel vormden? Ze liepen hand in hand, maakten grapjes en waren lief voor elkaar.

Byrne: “Lang voor de Lewinsky-affaire speelden ze al toneel. Tijdens de verkiezingscampagne van 1992 beweerde zangeres en actrice Gennifer Flowers dat ze twaalf jaar lang Clintons minnares geweest was. In 1998 heeft hij onder eed toegegeven dat hij seksuele betrekkingen met haar gehad heeft. Na Flowers, en zeker na Lewinsky, volgden nog vele andere vrouwen die hem hun ex-minnaar noemden. Sommigen beschuldigden hem zelfs van seksuele geweldpleging en verkrachting. Die beschuldigen heeft hij altijd staalhard ontkend. Ik wil maar zeggen: al lang voor zijn kandidatuur voor het presidentschap was hij geen onbeschreven blad. In het begin van zijn presidentschap leek het alsof hij en Hillary een voorbeeldig paar vormden. Maar dat was slechts schijn.”

 

Op 20 juli 1996 joeg Hillary Clintons persoonlijke assistent Vince Foster zich een kogel door het hoofd. Volgens u dreven Hillary’s uitbarstingen hem tot zelfmoord. Dat zijn zware beschuldigingen.

Byrne: “Vince Foster was een advocaat uit Arkansas. Hillary behandelde haar persoonlijke assistent zonder enig greintje mededogen. De eerste keer dat ik hem in het Witte Huis tegenkwam, dacht ik: ‘Die man wil hier duidelijk liever niet zijn.’ Zijn lichaamstaal sprak boekdelen: hij was doodongelukkig. Hij zat dan ook in een diepe depressie. Hillary verweet hem dat hij te traag was. Hij slaagde er maar niet in om alle vacatures voor haar staf ingevuld te krijgen. Hij slaagde er ook niet in om de weinig flatterende verhalen die toen al over haar opvliegendheid de ronde deden, in de kiem te smoren. Een kind kon zien dat Foster aan het eind van zijn Latijn was en toch bleef ze op hem inhakken. Hij stapte uit het leven in Fort Macy Park, Nevada. Ik zeg niet dat Hillary de rechtstreekse aanleiding was voor zijn zelfmoord, maar de manier waarop ze hem behandelde, heeft hem zeker geen deugd gedaan.”

 

Heeft ze zijn leven geruïneerd?

Byrne: “Er is een afscheidsbrief van hem gevonden. Die zat in zijn tas en was in 27 stukken gescheurd. Hij gaf de schuld van zijn mislukking aan de FBI, de media, de Republikeinen en zelfs aan het kantoor van de portiers van het Witte Huis. De laatste zin luidde: ‘Ik was niet voorbestemd voor die job of voor een publiek leven in Washington onder de spots. Mensen ruïneren wordt er beschouwd als nationale sport.’”

 

U zag hoe de 22-jarige stagiaire Monica Lewinsky hardnekkige pogingen ondernam om binnen te raken in het kantoor van president Clinton?

Byrne: “Ja. Dat was heel raar. In de lente van 1996 wou zij per se binnen raken in het Oval Office en probeerde mij en andere beveiligingsagenten te verschalken. Er werkten wel meer stagiairs in het Witte Huis en zij was lang niet de enige die tot bij de president wou geraken. De meesten waren starstruck, maar Monica was anders. Zij gedroeg zich als een stalker en was niet weg te slaan uit de gangen rond het presidentiële kantoor. Ik ging klagen bij Clintons adjunct-kabinetschef Evelyn Lieberman. ‘Die stagiaire Monica Lewinsky wil per se tot bij de president raken. Ik vertrouw haar niet.’ Waarna Monica’s pasje voor de West Wing werd ingetrokken. Tot ze een tijd later met een blauwe pas voor mijn neus stond te zwaaien. ‘Blauw’ wou zeggen dat ze tot de betaalde staf van de president behoorde. Vervolgens stapte ze vastbesloten het Oval Office binnen. Monica was in die tijd niet het enige liefje van de president.”

 

Hoe weet u dat zo zeker?

Byrne: “Ik was bevriend met Nelvin, de Filippijnse steward die de hemden van de president streek en hem thee en koffie bracht. Je zou hem zijn butler kunnen noemen. Nelvin was heel discreet, maar in de Monica-periode sloeg hij op tilt. Op een dag kwam hij bij me uithuilen toen ik de post aan het sorteren was. Hij liet me de handdoekjes zien die hij elke dag met de hand in zijn klein keukentje uitwaste. Hij was het beu om voortdurend de rotzooi van de president te moeten opruimen. Sommige handdoekjes zaten onder de lippenstift, andere zaten vol sperma. Nel durfde ze niet naar de wasserij te sturen, want zo zouden de roddels alleen maar toenemen. De kleur van de lippenstift op de handdoekjes was niet die van Monica, maar leek verdomd veel op die van een receptioniste. Ik wou Nel helpen, stopte de doekjes in een zak en heb ze onderweg naar huis in een vuilcontainer gedumpt.”

 

U schrijft in uw boek dat u de president betrapte in de Map Room van het Witte Huis terwijl hij aan het vrijen was met de inmiddels aan kanker overleden Eleanore Mondale, dochter van een ex-vicepresident.

Byrne: “Ik stond samen met een collega op de gang op wacht. Een steward stapte de Map Room binnen met een proper hemd voor de president. Toen de deur openging, keken wij naar binnen en zagen de president en Eleanor Mondale innig zoenen. Bill schrok, keek naar ons en wij naar hem. Hij liet haar los, stapte naar de deur en staarde ons indringend aan voor hij ze sloot. Ik zei tegen mijn collega: ‘Here we go again.’ (lacht)”

 

Waarom neemt u zo’n aanstoot aan de seksuele escapades van Bill Clinton? Wij hebben toch niets te maken met wat hij tussen de lakens uitspookte?

Byrne: “Hij gedroeg zich niet zoals een president zich hoort te gedragen. Daar komt bij dat het mijn job was om hem te beschermen. Ik moest ervoor zorgen dat hem niets kon overkomen en toch slaagde zo’n stagiair erin om zich bij hem naar binnen te bluffen. Dat kon alleen maar omdat hij daar de faciliteiten voor schiep. De getuigenissen die door Kenneth Starr verzameld zijn, maken deel uit van de Amerikaanse geschiedenis. Zij hebben aangetoond dat de president loog over zijn relatie met mevrouw Lewinsky. Onze kinderen van twaalf moeten nu op school leren dat een vorige president zich in het Witte Huis te buiten ging aan vunzige spelletjes met een vrouw die niet de zijne was. Vindt u dat normaal?”

 

Zijn de woedeaanvallen van Hillary Clinton in het licht van de hele Lewinsky-affaire niet te begrijpen?

Byrne: “Ik kan heel goed begrijpen dat Hillary Clinton het niet fijn vond dat haar man haar maar bleef bedriegen. Maar u schat haar verkeerd in. Wat haar vooral stoorde, was dat de Lewinsky-affaire het merk Clinton besmeurde. Ze wist dat hij verschillende affaires achter de rug had, maar ze bleef lang geloven dat de Lewinsky-affaire enkel op roddels gebaseerd was. Toen Monica Lewinsky op de proppen kwam met haar inmiddels beruchte met sperma bevlekte blauwe jurk, wist de advocaat van Bill Clinton hoe laat het was. Na overleg met Bill heeft hij pas dan Hillary ingelicht. Die mededeling had onmiddellijk effect op haar gedrag, en dat is inderdaad normaal. Toch koos ze ervoor om na die zoveelste vernedering bij hem te blijven.”

 

U ziet haar als het ‘mastermind’ achter het merk Clinton?

Byrne: “Ja. Of je het leuk vindt of niet, ze vormen wel degelijk een goed team. In de jaren negentig was hij het gezicht van het Clinton-merk. Hij was charmant, wist hoe hij mensen voor zich moest winnen, liet harten sneller slaan en vormde zo ook Hillary’s ticket naar macht en succes. De enige reden waarom zij nu president wil worden, is dat allebei de Clintons verslaafd zijn aan macht en geld. Dankzij zijn presidentschap hebben ze zich persoonlijk kunnen verrijken en via hun Clinton Foundation hebben ze miljoenen dollars binnengehaald.”

 

Zijn niet zowat alle Amerikaanse presidentskandidaten walgelijk rijk? Donald Trump is toch ook geen arme duts?

Byrne: “Dat is zo, toch spannen de Clintons de kroon. De Clinton Foundation draait zogezegd rond liefdadigheid, maar wordt zowel door Bill als Hillary gebruikt om er zelf financieel beter van te worden. Toen zij minister van Buitenlandse Zaken was, sloot ze een grote wapendeal met Saoedi-Arabië. Dat land blijkt een van de grote sponsors van de Clinton Foundation te zijn. Hoe toevallig is dat?”

 

Voor wie stemt u in november?

Byrne: “Ik vind het Second Amendment van onze grondwet het allerbelangrijkste: ‘A well regulated militia, being necessary to the security of a free state, the right of the people to keep and bear arms, shall not be infringed.’ De kandidaat die opkomt voor vrij wapenbezit krijgt altijd mijn stem. Meestal is hij lid van de Republikeinse Partij. (grijnst)”

 

Gary Byrne, Crisis of Character, Hachette Book Group

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten