“Salman Rushdie heeft het heilige vuur in mij ontstoken”

In zijn roman Het jaar van de gelukszoekers probeert de Britse auteur Sunjeev Sahota te achterhalen waarom zoveel migranten de oversteek maken naar het beloofde land Engeland. ‘Niemand zegt hen: “Er is geen toekomst voor een jongen zoals jij. Je moet er werken als een hond, voor een aalmoes.”’

 

In 2013 belandde de toen nog prille dertiger Sunjeev Sahota op de lijst van twintig beste jonge Britse schrijvers van het invloedrijke literaire tijdschrift Granta. Twee jaar eerder was zijn debuut Ours are the streets verschenen, over een Brits-Pakistaanse moslimjongen die radicaliseert en zichzelf in een winkelcentrum wil opblazen. In 2015 werd zijn tweede roman Het jaar van de gelukszoekers, genomineerd voor de Man Booker Prize, Engelands belangrijkste literaire onderscheiding. ‘Die plaats op de shortlist was zeer onverwacht en ongelooflijk fantastisch’, zegt hij. ‘In 2013 had ik mijn job bij een verzekeringsfirma opgezegd en ging ik voltijds schrijven, maar dat bleef een wankel bestaan.’ De nominatie voor de Man Booker zorgde voor een solide professionele schrijversbasis. ‘Mijn ouders beschouwden mijn geschrijf lang als een uit de hand gelopen hobby. “Zeg je werk bij de verzekeringen toch niet op, jongen.” Nu zijn ze apetrots. Op de uitreikingsavond van de Man Booker Prize weenden ze van geluk.’

In het intrigerende Het jaar van de gelukszoekers volgt Sunjeev Sahota drie Indische jongemannen die in de Noord-Engelse stad Sheffield met de moed der wanhoop een nieuw leven proberen op te bouwen. Tochi, Avtar en Randeep wonen er samen met een tiental andere illegale immigranten in het krot van een huisjesmelker en werken zich te pletter om hun families in India te onderhouden en hun schuldeisers te vriend te houden.

Sheffield is ook de stad waar de schrijver samen met vrouw en kinderen woont. ‘Ik ken de plekken waar de illegale migranten met valse visa samenhokken’, zegt hij. ‘Sheffield is trouwens geen uitzondering; je vindt die illegale gemeenschapjes van Zuid-Aziatische migranten in alle grote Engelse steden. Mijn blanke medeburgers merken daar niets van. Ze hebben niet door dat de kleurling die hun hamburger en hun frieten bakt, een uitgebuite illegaal is. Ik herken die jongens meteen als ik op straat loop. Veel mensen willen liever niet weten wie voor een habbekrats hun vuile toiletten in de pub of het station kuist. Ze kijken weg van de ellende, maar maken wel veel misbaar over al die migranten die van ‘hun’ sociale zekerheid komen profiteren en ‘hun’ jobs inpikken. De realiteit is enigszins anders.’

 

Het jaar van de gelukszoekers speelt zich af in 2003, maar is met de vluchtelingencrisis meer dan ooit actueel.

Sunjeev Sahota: Dat is echt toeval. (lacht) Migratie is iets van alle tijden. Al wortelen de verhalen van de drie jongemannen in mijn roman in heel persoonlijke ervaringen. Migratie heeft mijn grootouders, ouders en mezelf gevormd. In 1966 maakten mijn grootouders langs vaderszijde zelf de reis van de Punjab in India naar Groot-Brittannië. Mijn vader was op dat moment zeventien. Eerst vestigden ze zich in Derby. Eigenlijk migreerden ze twee keer: eerst van Pakistan naar India, en later van India naar Engeland. Mijn moeder migreerde nog later. Ik ben de eerste generatie van mijn familie die geboren is in Groot-Brittannië. Ikzelf ben dus geen inwijkeling maar een geboren en getogen Brit.

 

Maar misschien voelde u zich wel lange tijd een inwijkeling?

Sahota: Zeker. Ik groeide op in de jaren tachtig en negentig in Noord-Engeland in politiek barre tijden. Het thatcherisme floreerde waardoor de oude industrie er op apegapen lag. De ene fabriek na de andere sloot de deuren. Er heerste een deprimerend klimaat en het racisme vierde er hoogtij. We woonden in het overwegend blanke stadje Chesterfield en op school waren mijn broer en ik de enige twee kinderen met een kleurtje. Ik vond dat helemaal niet leuk. Als tiener wil je niet opvallen en wil je eerst en vooral zijn zoals alle anderen. Ik herken dus wel dat gevoel van veel migranten dat ze nergens echt thuishoren. Van in mijn jeugd reis ik vaak naar India en daar heb ik net hetzelfde gevoel. De Indiërs beschouwen mij als op en top Brits. Dat gevoel van ontworteld te zijn, van nergens echt bij te horen, is er altijd en zit in de boeken die ik schrijf.

 

‘Ontworteling’ is het universele verhaal van alle migrantenkinderen, overal ter wereld?

Sahota: Precies. Ik heb het er tot vandaag nog steeds erg moeilijk mee wanneer mensen me aanstaren omwille van mijn kleur. Veel vaker dan me lief is, gebeurt dat op plaatsen waar voornamelijk blanke mensen wonen. Dat is telkens weer een zeer onaangenaam gevoel. Als kind kreeg ik verschillende keren racistische opmerkingen naar mijn hoofd geslingerd. Dat was verschrikkelijk. Soms waren ze ‘goedbedoeld’, maar op al die momenten wou ik het liefst van al gewoon verdwijnen. Ik wou helemaal niet anders zijn, maar net zo als mijn blanke vrienden.

 

U begon pas romans te lezen toen u al achttien was?

Sahota: Dat verhaal is ondertussen een molensteen rond mijn nek geworden. (lacht) Maar ik kan het ook niet ontkennen: ik kom niet echt uit een nest waar literatuur hoog aangeschreven stond en boeken deel uitmaakten van het dagelijks leven. Op een of andere manier is het me gelukt om het middelbaar af te werken zonder ooit ook maar één roman te hebben gelezen. Het eerste boek dat ik las, was Middernachtskinderen van Salman Rushdie. Die roman over de geschiedenis van India blies me van mijn sokken en ontstak diep in mij het heilige literaire vuur.

 

Wat was er dan zo speciaal aan Middernachtskinderen?

Sahota: Dat vraag ik mezelf ook nog steeds af. (lacht) Misschien raakte ik erdoor betoverd omdat ik het las op het vliegtuig naar India. Ik had het boek gekocht op de luchthaven. Middernachtskinderen is geschreven in 1981, in het jaar dat ik geboren ben; misschien had mijn betovering ook daarmee te maken. Echt veel begreep ik er niet van, want het is een bijzonder complexe roman. Maar ik werd geraakt door de manier waarop Rushdie verhalen vertelde. Ze gaven me een gevoel van geluk en bezorgden me leesplezier.

 

Er is nog een groot verschil tussen lezen en schrijven.

Sahota: Zonder twijfel. Ik werd zelf eerst een bijzonder grote lezer, alsof ik de verloren tijd wou inhalen. Ik stortte me op De God van kleine dingen van Arundhati Roy en later op het prachtige De rest van de dag van Kazuo Ishiguro. Na een tijd betrapte ik mezelf erop dat ik op een heel analytische manier begon te lezen. Aan de universiteit studeerde ik wiskunde. Dat lijkt een bizarre keuze voor een literatuurliefhebber, maar er zijn meer overeenkomsten tussen wiskunde en een vernuftig opgebouwde roman dan je op het eerste gezicht zou denken. Literatuur begint een beetje op wiskunde te lijken van zodra je je inhoudelijke en vormelijke vragen over een boek begint te stellen zoals: hoe zijn de verhalen gestructureerd, hoe zit de plot ineen, welk vakmanschap schuilt erachter? Het waren dat soort van technische vragen die ervoor zorgden dat ik begon te dromen van een eigen roman.

 

Op dat moment werkte u bij een verzekeringsfirma?

Sahota: Vijf jaar heb ik daar gewerkt. Franz Kafka startte zijn carrière ook als klerk bij een verzekeringsfirma; ik bevind me dus in uitstekend gezelschap. (lacht) Van in het begin was schrijven een echte passie. Ik dacht er niet aan dat het misschien ooit ook een broodwinning zou kunnen worden.

 

Uw debuut uit 2011, het nog niet in het Nederlands vertaalde Ours are the streets, is geschreven door de ogen van een zelfmoordterrorist.

Sahota: Mijn hoofdpersonage Imtiaz is een moslimjongen van Pakistaanse origine die geboren is in Groot-Brittannië. Op een bepaald moment raakt hij in de war over zijn plaats in de wereld en belandt hij in een identiteitscrisis.

 

U liet zich daarvoor inspireren door de aanslagen in Londen van 7 juli 2005?

Sahota: Die aanslagen kwamen alleszins heel hard bij me binnen. Ik vermoed dat ze de trigger voor het boek geweest zijn, al zou het nog een jaar duren vooraleer ik de eerste zinnen van Ours are the streets op papier zette. Er speelde ook iets heel persoonlijks: Imtiaz is een jongeman van mijn leeftijd, met dezelfde achtergrond, uit dezelfde streek in het noorden van Engeland. Ook hij groeide op in een gezin waar de waarden uit het Indiaas-Pakistaans subcontinent een belangrijke rol speelden. Onze religieuze achtergrond is totaal verschillend, hij is een moslim en ik ben een sikh, maar we delen wel dezelfde psychologie. Net als die aanslagplegers op de Londense metro weet ik hoe het aanvoelt om tussen twee werelden te leven.

 

Maar waarom wordt het ene migrantenkind schrijver en blaast het andere zichzelf op in de metro?

Sahota: Imtiaz uit Ours is the streets wordt niet gedreven door racisme of door de wereldpolitiek. Veel migrantenkinderen ervaren racisme en zijn boos over wat er in het Midden-Oosten gebeurt, maar slechts een heel kleine minderheid stapt met een rugzak vol explosieven op de trein. Er moet dus iets anders zijn waarom jonge mensen een terroristische aanslag plegen tegen het land waar ze geboren en getogen zijn. In mijn debuutroman wou ik daarnaar op zoek. Hun drive kon toch niets anders zijn dan een bizarre mix tussen liefde en haat? Ik wou heel specifiek schrijven over hoe het is om op te groeien in een land en twee levens te moeten leiden. Als je van je leven bij je thuis geen weerklank vindt in het openbare leven of in de media, is de kans groot dat je jezelf begint te schamen over je eigen identiteit. Je krijgt dan het gevoel dat je je eigenheid moet verstoppen voor de buitenwereld. Mensen met een nationalistische of fundamentalistische agenda proberen de geestelijke leegte die een gevolg is van de vervreemding, in te vullen. Ze maken misbruik van de kwetsbaarheid van migrantenkinderen. Syriëstrijders, jihadisten of potentiële zelfmoorterroristen zien hun daden als manieren om op te komen voor ‘hun broeders en zusters’, de slachtoffers van de oorlogen in Afghanistan of Syrië. De jihad is in hun ogen een legitieme verdedigingsstrijd. Het tragische van al die jonge mannen is dat ze de moeilijkheden van de adolescentie niet kunnen overwinnen. Ze willen dolgraag ergens bij horen, en maken op dat cruciale moment een dramatische foute keuze.

 

Hebt u er een verklaring voor waarom Groot-Brittannië voor veel vluchtelingen het beloofde land is? Dat geldt ook voor de drie Indiase jongens uit Het jaar van de gelukszoekers.

Sahota: In 2003 was Groot-Brittannië nóg minder paradijselijk dan het nu is. Op sommige plaatsen leek het meer op een derde wereldland. Mijn hoofdpersonages Tochi, Avtar en Randeep komen uit de landelijke gebieden van de Punjab. Ze hebben niet gestudeerd en zullen nooit als informaticus, dokter of ingenieur in het Westen een carrière kunnen uitbouwen. Maar ze willen ook niet in de voetsporen van hun vaders treden en landbouwers worden. Ze zijn er heilig van overtuigd dat hun economische geluk in het Westen ligt. Ze horen ook alleen maar succesverhalen van de eerste generaties die in de jaren vijftig en zestig naar het Verenigd Koninkrijk migreerden. Als kind reisde ik vaak samen met mijn ouders terug naar de Punjab. Onze Indische families en vrienden geloofden dat wij er warmpjes in zaten en dat we voorspoedige, gemakkelijke levens leidden. In vergelijking met hen hadden we het ook beter en genoten we beslist meer comfort. Maar de verhalen die de generatie van mijn ouders opdiste, waren veel te rooskleurig. Zij wilden laten zien dat ze het gemaakt hadden. Ze droegen gouden horloges en schepten op over hun huizen en hun auto’s. De achterblijvers droomden ervan om ook ooit hun deel van de globale welvaartskoek in Engeland te komen halen. Niemand van de migranten die hen voorgegaan waren, zei de harde waarheid. Niemand zei: ‘Er is geen toekomst voor een jongen zoals jij. Je moet er werken als een hond, voor een aalmoes.’ Zelfs als iemand toch de waarheid vertelde, werd hij niet geloofd. ‘Je wil al die rijkdom voor jezelf houden.’ Nu is de populariteit van Groot-Brittannië in India tanende. De nieuwe El Dorado’s zijn Nieuw-Zeeland, Canada en Australië. De bottom line is altijd: mensen die verlangen naar een beter leven.

 

Om vervolgens in plaats van in het paradijs in de hel terecht te komen?

Sahota: Ze komen terecht in een compleet andere samenleving, waar ze ook geen deel van uitmaken. Net als mijn hoofdpersonages hokken ze samen in krotwoningen, altijd bang voor de klop op de deur van een politieagent of een ambtenaar. Ze vertrouwen geen mensen die er anders uitzien dan zij. Ze hebben geen contact met blanke Britten en daarom vind je die ook nauwelijks in mijn boek. De lui die ze vertrouwen, zijn Indiërs of Pakistanen die hen op alle mogelijke manieren uitbuiten.

 

Hoe racistisch is de Indische rurale kastensamenleving waaruit uw hoofdpersonages stammen?

Sahota: Ik weet niet of ‘racistisch’ de juiste omschrijving is voor het kastensysteem. Het bepaalt wel heel dwingend tot welke sociale groep je behoort en regelt de maatschappelijke hiërarchie. Je kaste bepaalt ook hoe je gezien wordt door andere mensen. Maar laat er geen twijfel over bestaan: ik vind het een walgelijk systeem. Want wie tot een lagere kaste behoort, is voor de rest van zijn leven veroordeeld tot een marginaal bestaan.

 

Is uw leven grondig veranderd na de nominatie van Het jaar van de gelukszoekers voor de Man Booker Prize?

Sahota: Toch wel. Dankzij de shortlist voor de Man Booker stroomden de uitnodigingen voor de literaire festivals en lezingen toe. Op een van die festivals ontmoette ik voor het eerst Salman Rushdie, de man die aan de basis ligt van mijn schrijverschap. Dat was een wonderlijke ontmoeting. Hij is een fantastische kerel, heel genereus en aardig. Hij bezorgde me ook een quote voor mijn boek. ‘Dit is het echte werk’, schreef hij. (lachje)

De nominatie heeft er ook voor gezorgd dat mijn lezerspubliek spectaculair groter werd en dat de rechten verkocht werden aan verschillende buitenlandse uitgevers. Lezers zijn belangrijk voor me, want een schrijver zonder lezers is als een acteur in een lege theaterzaal. Ik hoop ook dat mijn boeken de tand des tijds zullen doorstaan.

 

U schrijft voor de eeuwigheid?

Sahota: Dat klinkt waarschijnlijk pompeus en pretentieus en het is niet iets dat tijdens het schrijven in mijn achterhoofd hangt, maar ik droom wel van een oeuvre dat niet samen met mij begraven zal worden. Mijn romans zijn weergaves van hoe ik het leven zie, verpakt in verhalen. Het zijn geen constructies voor de eeuwigheid, maar mijn visie op de werkelijkheid. Niet dat ik per se boodschappen wil meegeven – mijn enige boodschap is: zo zie ik de wereld. Het jaar van de gelukszoekers is een staalkaart van de inhoud van mijn brein op het moment dat ik het boek aan het schrijven was. Dat geldt volgens mij voor álle literatuur. Je leert elke schrijver door en door kennen als je zijn boeken leest.

 

Als ik uw boeken vastpak, hou ik meteen ook uw brein vast?

Sahota: Ja, dat is zo. (lacht) Wie mijn boeken gelezen heeft, kent me van binnen en van buiten. Niet dat mijn romans autobiografisch zijn; het heeft vooral te maken met de gevoeligheid en de toon. De voorbije jaren heb ik gemerkt dat schrijvers van opgewekte, luidruchtige boeken zelf ook opgewekt en luidruchtig zijn. Schrijvers van ingetogen romans zijn dan weer eerder verlegen types. De schrijver weerklinkt in de manier waarop hij over emoties schrijft en ze beschrijft. Gustave Flaubert zei: ‘Madame Bovary, c’est moi.’ Het jaar van de gelukszoekers, dat ben ik.

 

Sunjeev Sahota, Het jaar van de gelukszoekers, Prometheus, 446 blz., 19,95 euro

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten