“De Vlaming ervaart het leven als een grote last”
Toen Willem van Zadelhoff de eerste zinnen voor De nachten van Hofman op papier zette, zon hij op wraak. De roman moest zijn polemische afscheid van Vlaanderen worden. Tijdens het schrijven, ebde de wrevel min of meer weg. ‘Maar goed ook, anders was het misschien een zurig boek geworden.’
In De nachten van Hofman laat Willem van Zadelhoff (57) de beroemde aan slapeloosheid lijdende Nederlandse acteur Max Hofman in het najaar van 2012 naar Antwerpen reizen om er de hoofdrol in De meeuw van Anton Tsjechov te gaan vertolken. Na een succesvolle televisiecarrière keert Hofman terug naar zijn eerste liefde: het toneel. Het wordt meteen ook een weerzien met zijn ex-vrouw Tanja, die hem tien jaar eerder in de steek liet voor de veel jongere lichttechnicus Jeroen. Zij speelt in De meeuw de rol van minnares. Hofmans bevriende uitgever, de krasse tachtiger Bruno Blokker, gemodelleerd naar de legendarische uitgever Robbert Ammerlaan, ziet brood in de confrontatie tussen de bekende acteur en zijn ex en vraagt hem om een dagboek bij te houden. Dat Hofman niet kan schrijven, is voor Blokker geen bezwaar. ‘Laat dat maar aan mijn redactie over’, zegt hij.
In tegenstelling tot zijn hoofdpersonage Max Hofman is Willem van Zadelhoff een virtuoos met de pen. Met weinig woorden weet de afwisselend in Amsterdam en Antwerpen wonende schrijver hele werelden op te roepen. De nachten van Hofman begint met de aankomst van Max Hofman in het Antwerpse Centraal Station. Ogenschijnlijk achteloos beschrijft Van Zadelhoff in een paar zinnetjes het hele gebouw. ‘Het lijkt alsof dat zo uit mijn pen gevloeid is, maar ik heb er uren aan zitten zwoegen’, bekent hij.
Willem van Zadelhoff studeerde in 1982 af als theaterdocent aan de Arnhemse Toneelschool en werkte daarna in het theater en als tekstschrijver voor televisie. Meer dan twintig jaar geleden ruilde hij Arnhem in voor Antwerpen. Hij recenseerde Duitse literatuur voor de Standaard der Letteren en debuteerde zelf als romancier toen hij al halverwege de veertig was. Voor zijn poëziedebuut Tijd en landen kreeg hij in 2009 de Herman de Coninckprijs.
Ik heb de indruk dat er zeer veel Willem van Zadelhoff in Max Hofman geslopen is. Ik zag een oud covervoorstel voor uw boek met als titel De nachten van Hoffman. Die dubbele f kan geen toeval zijn?
WILLEM VAN ZADELHOFF: Er zit veel van mezelf in alle hoofdpersonages uit mijn romans, maar die dubbele f uit dat covervoorstel was echt een foutje. De nachten van Hofman was oorspronkelijk de werktitel; ik had een andere definitieve titel in gedachten. Mijn redacteur bij de uitgeverij vond de werktitel eerst maar niets, tot hij het coverontwerp van de grafisch vormgever zag. ‘Cover en werktitel passen perfect samen’, oordeelde hij toen. Hij had gelijk.
Hoe luidde uw titel dan?
VAN ZADELHOFF: Iets in de aard van Zelfs de honden jankten, een zinnetje van Tsjechov uit zijn dagboekbrieven. Ik heb nog nooit zoveel moeite moeten doen om een titel te bedenken. Ik heb geen idee waarom dat zo moeilijk was. Bij mijn vier eerdere romans kwam er telkens vrij snel iets aanwaaien waarvan ik meteen wist dat het goed zat. Ik had al een titel voor mijn volgende dichtbundel en zelfs voor een volgende roman, maar voor dit boek kwam er niets. Misschien had dat te maken met de moeilijke ontstaansgeschiedenis van De nachten van Hofman. Op een bepaald moment wou ik me meer op Nederland richten en minder op Vlaanderen.
Omdat u teleurgesteld was in Vlaanderen?
VAN ZADELHOFF: Dat speelde mee. Ik was in niet al te prettige omstandigheden bij mijn vorige uitgeverij (het inmiddels ter ziele gegane De Bezige Bij Antwerpen – JS) vertrokken. Ik had het gevoel dat er te weinig werd gedaan voor de verspreiding van mijn werk in Nederland. Ik vond onderdak bij een Nederlandse uitgever en niet lang daarna vonden we ook een appartement in Amsterdam, waar ik nu vaak verblijf. Het boek zou dus een afscheid van Vlaanderen worden. In oorsprong was het polemisch bedoeld, maar terwijl ik het aan het schrijven was, sloop er gaandeweg meer nuance in. En maar goed ook, want anders was het misschien een zurig boek geworden.
Onlangs zag ik een tweet van u passeren waarin u uw ongenoegen liet blijken over de service in een Antwerpse winkel. ‘Nadat we voor 60 euro aan halogeenlampen hadden gekocht, vroegen we nog wat informatie. Helaas, de dikbuikige, plat Antwerps sprekende verkoper had het niet zo op ‘Ollanders’ begrepen en wist niet hoe snel hij ons de winkel moest uitwerken.’
VAN ZADELHOFF: Zoiets gebeurt regelmatig en is misschien nog eerder een Antwerps dan een Vlaams fenomeen. Ik heb meer dan twintig jaar voltijds in Antwerpen gewoond, maar op een ochtend werd ik wakker met de gedachte: ‘Antwerpen is mooi en aardig, maar ik wil hier niet sterven.’ (lacht) Uit een soort balorigheid hebben we vervolgens ons appartement te koop gezet. We gingen ervan uit dat het wel een tijdje zou duren omdat de immobiliënmarkt ingezakt was, maar tot onze verbazing was de flat binnen twee weken verkocht. Niet lang daarna waren we te gast bij vrienden in Gent. We zaten aan een lange tafel en ik vertelde over mijn ervaringen als ‘Ollander’ in Antwerpen. Een paar Gentenaars herkenden zich in ons verhaal: ‘Dat kunnen we ons heel goed voorstellen, want we zijn ook uit Antwerpen weggevlucht.’
In Nederland heerst een archetypisch beeld van België en van de Vlamingen. Cabaretier Paul van Vliet zingt dat ze in Vlaanderen ‘echt lachen’ en dat hij daar zo blij van wordt. Volgens mij is hij hier nog nooit langer dan een dag geweest. Op een bepaald moment moet hoofdpersonage Max Hofman terugdenken aan een uitspraak van zijn uitgever Bruno Blokker: ‘Hij had het idee dat Antwerpen een stad was waar veel geleden werd. Het deed hem denken aan Amsterdam in de jaren veertig en vijftig voordat het daar ‘zo’n vrolijke boel’ werd.’
De roman speelt zich amper drie jaar geleden af. Het huidige Antwerpen is er volgens u dan wel heel slecht aan toe?
VAN ZADELHOFF: Ik vind de Vlaming niet vrolijk en opgewekt. Ga ’s morgens op het spitsuur eens op de tram zitten en observeer de mensen die opstappen om naar het werk te gaan. Je zal zien dat niemand gelukkig is en dat niemand zin heeft in de dag die nog moet beginnen.
Is dat dan anders in een tram in Amsterdam tijdens de ochtendspits?
VAN ZADELHOFF: In Vlaanderen lijkt het leven toch veel zwaarder; terwijl iedereen wel in een dikke auto met leren bekleding rijdt. In Nederland heeft een op de honderd auto’s lederen zetels, hier hebben ze dat bijna allemaal. De Vlamingen dragen het leven en je bent verdacht als je plezier in je dagelijkse bezigheden hebt. Dat clichébeeld van die bourgondische Vlaming klopt helemaal niet, integendeel, het leven wordt hier als een grote last ervaren. Op zon- en feestdagen trakteert de Vlaming zichzelf dan als zoenoffer op oesters en champagne.
Veel Vlamingen vinden Nederlanders dan weer arrogant.
VAN ZADELHOFF: Dat komt voort uit hun minderwaardigheidscomplex. In de jaren zestig had Nederland twee ministers van Buitenlandse Zaken. Aan één van hen, Joseph Luns, werd gevraagd: ‘Waarom heeft zo’n klein land als Nederland twee ministers van Buitenlandse Zaken nodig?’ Luns antwoordde: ‘Omdat we zo klein zijn, is het buitenland heel groot.’ (lacht) Dat is een heel mooi beeld van hoe Nederland in de wereld staat. Nederlanders denken ook dat ze alles kunnen, wat vaak niet zo is. Er wordt in Nederland ook ontzettend veel geouwehoerd, al geldt dat inmiddels ook voor Vlaanderen.
Ik geef les aan de schrijversacademie hier in Antwerpen. In de groepen die ik begeleid, zitten meestal ook een paar Nederlandse leerlingen. Zij stellen vragen, gaan in discussie, terwijl de gemiddelde Vlaamse leerling veel stiller is. In het begin interpreteerde ik dat als desinteresse, maar later merkte ik dat de Vlamingen voortdurend vlijtig alles zaten op te schrijven. Mijn dochter is hier geboren en loopt hier ook school, en ik zie dat leerkrachten die nog geen dertig zijn, al gezagsgetrouwheid eisen. Toen ik nog op school zat, hoefde je daar als leraar in Nederland niet mee aan te komen.
Veel Nederlandse ouders die in een grensdorp wonen, sturen hun kinderen graag naar de Vlaamse school omdat ze de kwaliteit beter vinden.
VAN ZADELHOFF: Ja, dat imago heeft het Vlaamse onderwijs, en Nederlanders denken ook dat de gezondheidszorg hier beter is. Voetbaltrainer Rinus Michels liet zich daarom in Aalst opereren. Hij heeft het er niet levend afgebracht.
In uw roman duikt een paar keer ‘Ida De Laet’ op, een legendarische vrouw die hele generaties Vlaamse acteurs gevormd heeft. Dora van der Groen stond model voor haar?
VAN ZADELFOFF: Zij is geboetseerd naar het beeld dat ik van Dora van der Groen heb. Ik heb die vrouw nooit meegemaakt, een keer ben ik haar in de Vlaeykensgang gepasseerd. De manier waarop ze me aankeek, vind je in mijn boek. (lacht)
U schrijft dat ze naar oude sigaren rook.
VAN ZADELHOFF: Die geur straalde ze wel uit. Ik ben niet dol op haar manier van acteren, op dat zeer lichamelijke, met luid geroep. Ik hou meer van understatement. Als je Nederlanders en Vlamingen samen in een stuk ziet, valt het me op dat alle nuances wegvallen van zodra een Vlaming begint te roepen.
Hebt u veel vrienden in de Vlaamse theaterwereld?
VAN ZADELHOFF: In het laatste jaar van mijn theateropleiding liep ik stage bij een Nederlandse theatergroep die Hamlet wou opvoeren. De regisseur van dienst was Jan Decorte. De voorstelling is er uiteindelijk nooit gekomen, maar op dat moment was ik een enorme bewonderaar van Jan. Als hij me had gezegd: ‘Ga in je blote kont op het toneel staan en doe je behoefte’, had ik dat meteen gedaan. Ik zag hem aan het werk en vond dat zeer inspirerend, maar de Nederlandse acteurs hadden er meer moeite mee. Jan was ondergebracht in een appartement van het Arnhemse toneelgezelschap en dacht toen hij er voor het eerst binnenstapte: ‘Wat ziet het er hier riant uit.’ Hij liet zich vermoeid van de reis uit Brussel op het bed neervallen en ontdekte meteen dat het niet meer dan een met fluweel bekleedde houten plank was.
Exact wat Max Hofman overkomt in Antwerpen.
VAN ZADELHOFF: Ja, en ik heb wel meer anekdotes uit die tijd gebruikt. Zo zegt Hofmans ex Tanja op een bepaald moment na de repetitie voor een opvoering van Hamlet tegen haar toekomstige minnaar Jeroen dat ze lelijke knieën heeft. Waarop Jeroen repliceert: ‘Waarom speel je dan niet dat je mooie knieën hebt?’ Tijdens onze repetities in Arnhem maakte de Nederlandse actrice Anita Menist exact dezelfde opmerking. Zij moest Gertrud, de moeder van Hamlet spelen. Ze zei: ‘Jan, dat rokje is te kort. Gertrud is een heel verleidelijke vrouw maar ik heb heel lelijke knieën.’ Toen zei Jan Decorte: ‘Maar jij bent toch een grote actrice? Dan kun je toch spelen dat je mooie knieën hebt?’ Dat vond ik in al zijn eenvoud geniaal.
Uw roman eindigt met twijfel over welke gebeurtenissen er werkelijk in het hele verhaal plaatsvonden en welke niet.
VAN ZADELHOFF: Schijn en werkelijkheid is een belangrijk thema in het boek en ik merk dat het in mijn romans steeds meer gaat over de betrouwbaarheid van ons geheugen. Een paar dagen geleden zag ik de Zweedse film Turist. Een gezin gaat op skivakantie in de Franse Alpen. Op een bepaald moment komt er een lawine op hen af terwijl ze op een terras zitten te eten. De man pakt zijn gsm en zijn handschoenen en loopt weg. De vrouw beschermt haar kinderen. De man houdt later hardnekkig vol dat hij niét wegliep. Liegt hij of heeft hij het echt anders beleefd?
Ik heb een oude man gekend die weigerde mee te werken aan een biografie van Louis Paul Boon, een vriend van hem, omdat hij bang was dat zijn herinneringen gekleurd waren door de tijd.
Begint u als vijftiger te twijfelen aan uw eigen herinneringen?
VAN ZADELHOFF: Dat valt wel mee. Naarmate een mens ouder wordt, is hij immers meer bezig met vergeten dan met herinneren.
Willem van Zadelhoff, De nachten van Hofman, Atlas Contact, 192 blz., 19,98 euro
© Jan Stevens